Home

Arbeidswet 2000 BES

Geldig vanaf 1 januari 2022
Geldig vanaf 1 januari 2022

Arbeidswet 2000 BES

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2022]

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

1.

Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op het verrichten en het laten verrichten van arbeid.

2.

Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid, verricht:

  1. door het hoofd of de bestuurder van de onderneming en zijn echtgenoot of bloedverwant in de eerste graad, dan wel verricht door personen, niet zijnde hoofd of bestuurder, die dezelfde bevoegdheden hebben als het hoofd of de bestuurder;

  2. door straatventers, vissers, kleine handelslieden en land- en tuinbouwers, die geen vergunning nodig hebben op grond van de Wet vestiging bedrijven BES;

  3. met een wetenschappelijk doeleinde;

  4. door geneeskundigen en verloskundigen, alsmede door personen die werkzaam zijn in een zieken- of verzorgingsinrichting anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst of een publiekrechtelijke aanstelling;

  5. door personen van 18 jaar of ouder ten behoeve van luchtvaartondernemingen en direct verband houdende met de aankomst of het vertrek van luchtvaartuigen en de daarmee vervoerde personen of goederen;

  6. door personen van 18 jaar of ouder als bemanning ten behoeve van het luchtvaartuig waarop zij dienst doen;

  7. door personen van 18 jaar of ouder ten behoeve van scheepvaartondernemingen en direct verband houdende met de aankomst of het vertrek van schepen en de daarmee vervoerde personen of goederen;

  8. door personen van 18 jaar of ouder als opvarende van het schip waarop zij dienst doen;

  9. door havenarbeiders van 18 jaar of ouder, waarop de Stuwadoorswet 1946 BES van toepassing is;

  10. door personen van 18 jaar of ouder, die ambtenaar zijn in de zin van de Ambtenarenwet BES of van wie de arbeidsvoorwaarden bij of krachtens wettelijke regeling door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dienen te worden goedgekeurd.

Artikel 2

1.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. werknemer: de arbeider, bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek BES;

  2. werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek BES, met uitzondering van degene die beroepsmatig arbeidskrachten ter beschikking stelt aan een derde als bedoeld in de Wet op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten BES, doch met inbegrip van degene aan wie arbeidskrachten ter beschikking worden gesteld als bedoeld in die wet;

  3. kinderen: personen die de leeftijd van vijftien jaar nog niet hebben bereikt;

  4. jeugdigen: personen die de leeftijd van vijftien jaar, maar nog niet de leeftijd van achttien jaar, hebben bereikt;

  5. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. arbeidsduur: het aantal uren dat de werknemer per week of per dag werkt met uitzondering van overwerk;

  2. arbeidstijd: de tijdstippen waarbinnen de werknemer arbeid verricht;

  3. werktijden: de tijdstippen van aanvang en beëindiging van de arbeid;

  4. rusttijd: de tijd gedurende welke het verboden is arbeid te laten verrichten, anders dan bij wijze van overwerk;

  5. schemawerk: arbeid, niet zijnde overwerk, verricht volgens een periodiek werkrooster op verschillende, met het oog op de aard van de onderneming noodzakelijke, tijdstippen waardoor de arbeidstijd geheel of gedeeltelijk valt binnen de in artikel 9, eerste lid, bedoelde rusttijd;

  6. overwerk: arbeid, verricht gedurende de voor de werknemer geldende rusttijd, alsmede arbeid welke ten aanzien van de werknemer de op grond van deze wet of de daarop berustende bepalingen maximaal toegestane arbeidsduur per dag of per week overschrijdt;

  7. week: een periode van zeven opeenvolgende dagen;

  8. rustdag: de zondag dan wel de dag die voor de werknemer, die op zondag schemawerk verricht, volgens zijn werkrooster voor de zondag in de plaats komt. Onze Minister is bevoegd desverzocht te bepalen, dat voor de belijder van een godsdienst, die een andere wekelijkse rustdag voorschrijft dan de zondag, de voorgeschreven dag voor de toepassing van deze wet in de plaats treedt van de zondag.

Artikel 3

1.

Deze wet is niet van toepassing op werknemers van wie het bruto jaarinkomen meer bedraagt dan 260 maal het dagloon, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet ziekteverzekering BES.

2.

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder inkomen verstaan: alle inkomsten uit arbeid in één onderneming, waaronder mede begrepen het naar tijdruimte vastgestelde loon, het vakantiegeld, provisie en winstbonussen en dergelijke, die als grondslag dienen voor de inkomstenbelasting, met uitzondering van de vergoeding voor overwerk en de toeslag, bedoeld in artikel 11, negende lid.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen ten aanzien van de arbeidsduur, werktijden en rusttijden

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Hoofdstuk 3. Overwerk

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Hoofdstuk 3A. Arbeid door zwangere en bevallen werkneemsters

Artikel 17a. Arbeid in de nacht

Artikel 17b. Arbeid in periode rond de bevalling

Artikel 17c. Recht op voed- en kolfverlof

Hoofdstuk 4. Verbod van kinderarbeid

Artikel 18

Artikel 19

Hoofdstuk 5. Arbeid door jeugdigen

Artikel 20

Artikel 21

Hoofdstuk 6. Feestdagen

Artikel 22

Artikel 23

Hoofdstuk 7. Bijzondere bepalingen

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 27

Hoofdstuk 8. Administratieve bepalingen

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Hoofdstuk 9. Bezwaar en beroep

Artikel 31

Artikel 32

Hoofdstuk 10

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 35

Hoofdstuk 11. Strafbepalingen

Artikel 36

Hoofdstuk 12. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 37 t/m 41

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45