Betwisten datum in geding

Betwisten datum in geding

Gegevens

Nummer
2023/86
Publicatiedatum
31 mei 2023
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:722
Rubriek
Uitspraak

CRvB 19 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:722, m.nt. A. Wit

Samenvatting

Na zeven jaar volledige arbeidsongeschiktheid wordt een verzekerde weer gedeeltelijk arbeidsongeschikt geacht. Het toekenningsbesluit WGA/LAU naar een mate van arbeidsongeschiktheid 45/55% wordt (uiteindelijk) ingetrokken bij de CRvB en vervangen door een IVA- uitkering. De toekenningsdatum van de IVA-uitkering is gekoppeld aan de omslagdatum van WGA/LAU 80/100% naar WGA/LAU 45/55%. De CRvB is van oordeel dat deze datum ook de zogenoemde datum in geschil is en dat deswege een eerdere datum niet ter beoordeling voorligt. De CRvB wijst in dit verband op de aanvraag van de werkgever die zich bij aanvang van de procedure richtte op de omslagdatum WGA/LAU 80/100% naar WGA/LAU 45/55%.

Noot

1. Uitgangspunten

Met de datum in geschil in het sociaalverzekeringsrecht wordt in het algemeen gedoeld op de in een besluit genoemde datum omtrent het al dan niet bestaan van een recht op uitkering of de datum met ingang waarvan een lopend recht op uitkering wordt beëindigd. De datum in geschil beïnvloedt de omvang van het geding in die zin, dat gedurende een procedure niet met vrucht een andere datum in geschil ‘binnengesmokkeld’ kan worden waarover (nog) geen uitspraak is gedaan door de uitvoeringsinstelling. Wordt door een procespartij toch gepoogd om een andere datum in geschil te introduceren dan treedt hij daarmee buiten de omvang van het geding. Voor de duidelijkheid, de omvang van het geding wordt naar het oordeel van de CRvB gevormd door de buitengrens van de bestreden beslissing. In dit verband kan onder andere gewezen worden op de uitspraken van de CRvB in ECLI:NL:CRVB:2002:AE3721 (USZ 2002/198), ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7320 en ECLI:NL:CRVB:2008:BC4520 (USZ 2008/110) en het commentaar van mr. J.E. Jansen op art. 8:69 Algemene wet bestuursrecht in NDSZ.

2. Positie van de werkgever

Leggen we deze kort weergegeven uitgangspunten omtrent de datum in geschil en de omvang van het geding naast de hierboven weergegeven uitspraak van de CRvB van 19 april 2023, dan lijkt het er op dat de CRvB het standpunt inneemt dat een aanvraag om de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw te beoordelen op het omslagmoment WGA/LAU 80/100% naar WGA/LAU 45/55% tevens impliceert dat dit moment de datum in geschil vormt en dat dit zo blijft. Dit wordt slechts anders indien de werkgever bij zijn verzoek tot herbeoordeling van aanvang af betoogt dat een IVA-uitkering moet worden toegekend met ingang van een andere datum dan het hiervoor genoemde omslagmoment. Hoewel het niet al te ingewikkeld lijkt voor een werkgever om te betogen dat een andere datum moet worden genomen dan het omslagmoment, zijn er wel enige praktische obstakels. In de praktijk van alledag verricht het UWV in het beste geval een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid op het omslagmoment van de loongerelateerde fase naar de vervolgfase van de WIA- uitkering of zoals in het onderhavige geval op het omslagmoment WGA/LAU 80/100% naar een WGA/LAU <80/100% (maar > 35%). Deze herbeoordelingsmomenten leveren uiteraard een beslissing op van het UWV met een datum in geschil gekoppeld aan het omslagmoment. De datum van het omslagmoment heeft geen relatie met de ontstaansdatum van de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Dit laatste vereist een nader onderzoek door een verzekeringsarts van het UWV. In de praktijk wordt evenwel dikwijls aangesloten bij de datum van het omslagmoment simpelweg omdat dit de datum is waarop het onderzoek van het UWV zich oorspronkelijk heeft gericht. Indien een werkgever gebonden is aan de datum in geschil, zoals de CRvB het in zijn uitspraak van 19 april 2023 beschrijft, dan wordt mijns inziens onvoldoende recht gedaan aan de procesrechten van een werkgever. Immers, een werkgever wordt soms in een laat stadium van de procedure (zoals in casu) geconfronteerd worden met een voor hem voordelige toekenning van een IVA-uitkering. Indien de werkgever dan niet meer kan betogen dat de ingangsdatum van de IVA-uitkering op een eerdere datum moet worden vastgesteld, dan lijkt het erop dat de vrij onschuldig ogende datum in geschil gaat functioneren als een grievenfuik in de zin van ‘dit is de datum in geschil en daar moet u, werkgever, het mee doen’.

3. Uitweg voor de niets vermoedende werkgever

Om te ontsnappen aan de datum in geschil als ‘valkuil’ voor een eerdere toekenningsdatum van een IVA-uitkering kan de werkgever mijns inziens met recht en reden betogen dat de toekenningsdatum op de datum in geschil onjuist is zonder in conflict te komen met de uitspraak van de CRvB van 19 april 2023. Dit betoog dient uiteraard vergezeld te gaan van de nodige bewijsstukken die deze stellingname bevestigen. Bij voldoende en overtuigend bewijs van het tegendeel is de toekenningsdatum op het omslagmoment niet langer te handhaven, noch voor het UWV noch voor de bestuursrechter. Het moment waarop de werkgever dit betoog start is dan niet langer beslissend aangenomen dat de werkgever dit betoog start direct na de toekenning van een IVA- uitkering. Gevolg is dat het UWV een nieuwe beslissing dient te nemen over de ingangsdatum van de IVA- uitkering, welke datum recht doet aan het ontstaan van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid en waarbij de werkgever niet genoopt wordt een nader verzoek te richten aan het UWV.

Toegegeven, er is sprake van een kleine ‘U-bocht’ ten einde bovengenoemde uitspraak van de CRvB te omzeilen, maar deze gang van zaken doet recht aan het feit dat de IVA-uitkering een nieuw toegekende uitkering is die zowel voor de werknemer als voor de (ex)- werkgever volstrekt nieuwe rechtsgevolgen heeft. In beginsel zou het de werkgever mijns inziens vrij moeten staan om te pogen om een eerdere toekenningsdatum van de IVA-uitkering te verkrijgen binnen de procedure waarin de IVA-uitkering is toegekend. Echter ook hier geldt een oude wijsheid: Gaat het niet zoals het moet, dan moet het maar zoals het (wel) gaat.

4. Klein maar niet onbelangrijk detail

Zoals bekend zijn voor een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid tenminste drie verschillende functies noodzakelijk die ieder tenminste drie arbeidsplaatsen vertegenwoordigen. Het begrip verschillende functies wordt door het UWV en de bestuursrechters zo uitgelegd, dat tussen de geduide functies tenminste een verschil bestaat van 65%. Uit het gestelde onder r.o. 3.2 blijkt dat tussen de SBC-codes 111333 en 111334 dit vereiste verschil niet bestaat waardoor niet langer sprake was van drie verschillende functies. Waarvan acte.

Arie Wit