Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3304, AWB- 20_5887

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3304, AWB- 20_5887

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
29 juni 2021
Datum publicatie
6 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:3304
Zaaknummer
AWB- 20_5887

Inhoudsindicatie

ZW

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/5887 ZW

gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 17 maart 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 6 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door A.J.J.M. van Eijk.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

1. Feiten

Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Eiseres is werkzaam geweest als interieurverzorgster/cateringmedewerkster bij [naam werkgever] voor 32,31 uur per week. Voor dat werk is zij op 24 juli 2014 uitgevallen vanwege klachten in dynamische handelingen en statische houdingen. Sindsdien ontving eiseres een ZW-uitkering van het UWV.

Bij de eerstejaars ziektewetbeoordeling (EZWb) is geconstateerd dat eiseres niet meer dan 65% van het maatmanloon kon verdienen, waarna haar ZW-uitkering is voortgezet. Na de Toetsing Verbetering Belastbaarheid 2e ziektejaar (TVB2) is de ZW-uitkering van eiseres per 30 maart 2016 beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% van het maatmanloon kon verdienen. Aansluitend ontving eiseres per 30 maart 2016 van het UWV een uitkering op grond van de Werkloosheidwet (WW). Vanuit deze WW-situatie heeft eiseres zich opnieuw

ziek gemeld bij het UWV per 12 oktober 2018. Hierop heeft het UWV bij besluit van 17 januari 2019 aan eiseres per 30 oktober 2018 een ZW-uitkering toegekend.

Bij besluit van 21 januari 2020 (primair besluit) heeft het UWV, na een EZWb, eiseres arbeidsgeschikt verklaard voor vier van de zes in 2016 geduide functies en is de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 21 januari 2020.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

2. Omvang geschil

In geschil is of het UWV op goede gronden de beëindiging per 21 januari 2020 van de ZW-uitkering van eiseres heeft gehandhaafd.

3. Wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).

Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.

Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:

- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én

- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).

Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.

4. Toetsingskader

Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.

5. Medische beoordeling

Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.

5.1

Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft eiseres gezien op het spreekuur van 8 januari 2019, waarbij onderzoek van de psyche heeft plaatsgevonden. Verder heeft de verzekeringsarts de medische informatie van behandelaars, waaronder brieven van internist [naam internist] , huisarts [naam huisarts 1] en neurologen, en het dossier, bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 2 februari 2019 het volgende. Eiseres is op 12 oktober 2018 uitgevallen met medische klachten. Diagnoses zijn overige nieuwvorming bloed en polyneuropathie. Eiseres ervaart medische klachten en is in behandeling bij een behandelaar. Er is consistente en plausibele samenhang van klachten, stoornissen en beperkingen. Het opvragen van informatie bij de behandelend sector is noodzakelijk om tot een goede beoordeling te komen. Bij brief van 26 februari 2019 is medische informatie opgevraagd bij ergotherapeut [naam ergotherapeut] .

Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] heeft eiseres in het kader van de EZWb gezien op het spreekuur van 16 januari 2020, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht, en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 17 januari 2020 als volgt. Diagnose is overige nieuwvorming bloed (non-hodgkin). Er zijn benutbare mogelijkheden voor arbeid, wel gelden er beperkingen ten opzichte van normaal functioneren. De klachten zijn plausibel gezien de medische situatie en zijn consistent met externe en eigen bevindingen. Vanuit de curatieve sector en bij het spreekuur zijn afwijkingen geconstateerd, waarvoor behandeling is ingezet. Gezien de anamnese, dagactiviteiten en de overige bevindingen bij spreekuur is er reden om een energetische beperking aan te nemen. Eiseres is aangewezen op werk dat niet te zwaar belastend is. Als gevolg van specifieke klachten van de benen dient met name daarin geen overbelasting voor te komen. Eveneens wordt rekening gehouden met de arm-/handklachten van eiseres. In goed passende arbeid is op preventieve gronden geen reden een urenbeperking aan te nemen. Ook is er geen sprake van een medisch voorgeschreven behandeling op basis waarvan zij een/meer volledige werkdag niet beschikbaar is voor arbeid, noch is er reden dit op energetische grond te doen, want in deze klachten is voorzien met de voorgenoemde beperkingen die gelden in arbeid. Wel dient rekening te worden gehouden met een beperkte variatie in wisselende werktijden. Eiseres is beperkt voor enkele dynamische handelingen. Beperkingen voor frequent buigen tijdens werk, zwaar duwen/trekken, zwaar tillen/dragen, frequent lichte of zware lasten hanteren, langdurig lopen, frequent traplopen, frequent klimmen en langdurig staan. Tot slot is zij beperkt in de rubriek werktijden. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 17 januari 2020.

Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] rapporteert op 21 januari 2020, onder verwijzing naar de rapportage van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] van 21 januari 2020, als volgt. Eiseres is geschikt voor de eerder geduide functies. Beschikking hersteld per 21 januari 2020 kan worden verzonden.

Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] heeft eiseres gezien op de hoorzitting van 11 maart 2020 en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b rapporteert op 14 maart 2020 als volgt. Op grond van de hoorzitting en het onderzoek in samenhang met de dossiergegevens kan het oordeel van de primaire verzekeringsarts worden onderschreven. Uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts blijkt een zorgvuldig uitgevoerd en voldoende uitgebreid onderzoek. De aanwezige klachten en ervaren beperkingen zijn besproken en er heeft een medisch onderzoek plaatsgevonden. De conclusie is gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, anamnese, eigen medisch onderzoek en ontvangen informatie. Dit was voldoende om tot een weloverwogen beslissing te kunnen komen. Eiseres heeft geen nieuwe door medische stukken onderbouwde feiten ingebracht in bezwaar. Zij heeft haar klachten wederom beschreven en is van mening dat haar belastbaarheid goed is vastgesteld. Aan de handen zijn geen afwijkingen vastgesteld. Wel is gebleken dat tijdens het lopen de coördinatie niet optimaal is, waardoor een beperking voor persoonlijk risico tijdens lopen dient te worden vastgesteld: niet onbeschermd op hoogte, niet tussen gevaarlijke machines en op risicovolle vloeroppervlakken lopen. Eiseres is geschikt voor minstens één van de in 2016 geduide functies. In de geschikt geachte functies komt nauwelijks lopen voor en in drie functies zijn er geen risicovolle omstandigheden daarbij. Eiseres is op datum in geding geschikt te achten voor de maatstaf ‘zijn arbeid’.

5.2

Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij op en na

21 januari 2020 aanvullend beperkt en volledig arbeidsongeschikt is. Een urenbeperking is geïndiceerd en de FML moet worden aangepast. Ten aanzien van de rapportage van 14 maart 2020 bestrijdt eiseres dat zij van mening is dat haar belastbaarheid goed is vastgesteld. Ook heeft zij tijdens de hoorzitting aangegeven dat zij geheugenproblemen heeft, wat niet is vermeld in de rapportage. Eiseres is, gezien haar klachten, opnieuw verwezen naar revalidatiecentrum Revant. Haar beperkingen zijn al jaren aanwezig en zijn sinds het revalidatietraject van 2015 toegenomen. Hierbij heeft eiseres verwezen naar medische informatie van ergotherapeut [naam ergotherapeut] van 12 maart 2019, van huisarts [naam huisarts 2] van 14 januari 2020 en van revalidatiearts [naam revalidatiearts] van 20 januari 2021.

5.3

De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende

zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder pijnklachten en vermoeidheidsklachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de rechtbank geen nieuwe medische informatie heeft ontvangen, behoudens de brief van 20 januari 2021 over de intake van eiseres bij revalidatiearts [naam revalidatiearts] van Revant. Deze brief bevat echter geen objectieve medische informatie, omdat de inhoud van de brief slechts een weergave van de door eiseres geuite klachten, en niet ziet op de datum in geding. Ook de overige door eiseres aangevoerde aanvullende beperkingen zijn niet met medische objectieve informatie onderbouwd. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts b&b in haar rapportage van 31 maart 2021 voldoende heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiseres geen reden is om een urenbeperking vanuit energetisch dan wel preventief oogpunt aan te nemen. Het is begrijpelijk dat eiseres uitgaat van de wijze waarop zij haar klachten beleeft. Het gaat bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling echter om de beperkingen die een medisch en objectiveerbaar gevolg zijn van ziekte. De subjectieve beleving van eiseres is daarbij niet doorslaggevend. De objectiveerbaarheid van de klachten van eiseres ontbreekt. Tot slot ziet de rechtbank geen aanleiding om een deskundige te benoemen.

Niet gebleken is dat in de FML van 17 januari 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.

6. Geschiktheid voor de functies

6.1

Arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker (SBC-code 111180), inpakker (SBC-code 111190) en machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (SBC-code 271093).

6.2

Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat zij op en na 21 januari 2020 niet in staat was tot het uitoefenen van een van de geduide functies, gezien haar klachten en beperkingen. Zij acht zichzelf volledig arbeidsongeschikt. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de geduide functies onvoldoende actueel waren op de datum in geding.

6.3

De rechtbank stelt vast dat de eerdere Ziektewetbeoordeling (TVB2) uit 2016 in rechte vaststaat. Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Deze regel lijdt in dit geval in zoverre uitzondering dat, wanneer de verzekerde na 52 weken ziekengeld te hebben ontvangen, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf geldt gangbare arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij een EZWb of TVB2. Het gaat daarbij om elk van deze functies afzonderlijk, zodat het voldoende is wanneer de hersteldverklaring wordt gedragen door ten minste een van de geselecteerde functies (zie de uitspraak van de CRvB van 26 oktober 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2577). Er is geen reden om deze uitzondering in het geval van eiseres niet van toepassing te achten.

Dit betekent dat het UWV terecht voor de maatstaf “zijn arbeid” is uitgegaan van gangbare arbeid, zoals deze is geconcretiseerd door de arbeidsdeskundige van het UWV in 2016, waarbij het, zoals hiervoor gezegd, voldoende is indien de hersteldverklaring wordt gedragen door ten minste een van de geselecteerde functies. Daarbij geldt – anders dan eiseres ter zitting heeft betoogd – niet de eis dat deze functies op de datum in geding nog in voldoende mate actueel moeten zijn (zie de uitspraak van de CRvB van 5 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:254).

Uit overweging 5.3 volgt reeds dat de rechtbank geen aanleiding ziet aan het medisch oordeel van de verzekeringsartsen van het UWV te twijfelen, waarmee de hersteldverklaring van eiseres wordt gedragen door ten minste een van de in 2016 geselecteerde functies. De rechtbank verwijst hierbij tevens naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 21 januari 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.3 heeft geconcludeerd, is die opvatting van eiseres niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank is van oordeel is dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres per 21 januari 2020 heeft beëindigd.

7. Mate van arbeidsongeschiktheid

Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 21 januari 2020.

8. Conclusie

Het beroep wordt ongegrond verklaard. Er is geen reden een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Pasmans, griffier, op 29 juni 2021en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel