Home

Rechtbank Zutphen, 21-07-2009, BJ3234, 06/580038-09

Rechtbank Zutphen, 21-07-2009, BJ3234, 06/580038-09

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zutphen
Datum uitspraak
21 juli 2009
Datum publicatie
21 juli 2009
ECLI
ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ3234
Zaaknummer
06/580038-09

Inhoudsindicatie

Daders overval op Aldi te Ruurlo. Verdachte A (LJN BJ3234) veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf met aftrek. Verdachte B (LJN BJ3242) 24 maanden gevangenisstraf met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn (deels) toegewezen. De ontnemingsvorderingen zijn afgewezen, nu het wederrechtelijk verkregen voordeel reeds wordt ontnomen in de vorm van de toegewezen vordering van de Aldi als benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Straf

Meervoudige kamer

Parketnummer: 06/580038-09

Uitspraak d.d.: 21 juli 2009

tegenspraak / dip/oip

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte A],

geboren te [plaats, 1987],

wonende te [adres],

thans verblijvende in het huis van bewaring De Kruisberg te Doetinchem.

Raadsvrouw mr. M.P.H. Sanders te Doetinchem.

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juli 2009.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 13 januari 2009 te Ruurlo, gemeente Berkelland,

tezamen en in vereniging, althans alleen,

met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen

door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B],

althans een of meer medewerker(s) van de [supermarkt], heeft gedwongen tot de afgifte

van ongeveer Euro 2110,=, althans een hoeveelheid geld, althans enig(e)

goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan de [supermarkt], in elk geval aan een

ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s),

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte

en/of zijn mededader(s)

-met een (deels) bedekt gezicht/gelaat en/of met muts(en)/pet(ten)/capuchon(s)

op het hoofd de winkel van de [supermarkt] is/zijn binnengegaan en/of zich in de

winkel van de [supermarkt] heeft/hebben bevonden en/of naar die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B]

is/zijn gelopen en/of

-een pistool/vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer A]

en/of [slachtoffer B] heeft/hebben getoond en/of dat pistool/vuurwapen, althans dat

voorwerp, op de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer A] heeft/hebben gericht

en/of op het lichaam van die [slachtoffer B] heeft/hebben gericht en/of

-heeft/hebben gezegd tegen die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] dat het een overval was

en/of dat ze rustig moesten blijven en dat verdachte en/of zijn mededader naar

de kluis wilde(n) en/of (papier)geld wilde(n) hebben e/of (daarbij) een

tas/zak aan die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] heeft/hebben gegeven (om geld in te

doen);

art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht

art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Taal- en/of schrijffouten

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs (1)

A. Vaststaande feiten

Op 13 januari 2009, omstreeks 08.06 uur, kwam een melding binnen bij de politie dat een overval was gepleegd op de supermarkt [supermarkt] aan [adres] te Ruurlo. De overval zou zijn gepleegd door twee jongens, waarvan er één een zwart pistool had.

B. Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat in eerste instantie onderzoek werd gedaan naar mensen die in de buurt waren geweest rond het tijdstip van de overval. Uit dit onderzoek kwamen verdachten naar voren. Vervolgens zijn telefoongesprekken getapt. Uiteindelijk zijn verdachte en zijn medeverdachte aangehouden en is door hen een bekennende verklaring afgelegd.

C. Standpunt van de verdediging

Door de raadsvrouw is aangevoerd dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.

D. Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op grond van de bekennende verklaringen van verdachte (2) en zijn medeverdachte (3) , alsmede op de verklaringen van de slachtoffers, te weten [slachtoffer A] (4) en [slachtoffer B] (5) .

Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

hij op 13 januari 2009 te Ruurlo, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer B], heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer Euro 2110,=, toebehorende aan de [supermarkt], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader

-met een deels bedekt gezicht/gelaat en met mutsen/petten/capuchons op het hoofd de winkel van de [supermarkt] zijn binnengegaan en zich in de winkel van de [supermarkt] hebben bevonden en naar die [slachtoffer A] en [slachtoffer B] zijn gelopen en

-een pistool aan die [slachtoffer A] en [slachtoffer B] heeft getoond en dat pistool, op de buik van die [slachtoffer A] heeft gericht en op het lichaam van die [slachtoffer B] heeft gericht en

-heeft gezegd tegen die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] dat het een overval was en dat ze rustig moesten blijven en dat verdachte naar de kluis wilden en papiergeld wilde hebben en daarbij een tas aan die [slachtoffer B] heeft gegeven om geld in te doen.

Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Door drs. L.P. Heinsman, psychiater, is op 11 juni 2009 rapport opgemaakt omtrent verdachte. Uit het rapport blijkt dat verdachte niet wenste mee te werken aan het onderzoek. Er kan geen nadere onderbouwing gegeven worden van diagnostiek en beantwoording van de vraagstelling.

De psychiater sluit zich aan bij de opmerking van C. Putman, psychiater van de NIFP dat persoonlijkheidsproblematiek op de voorgrond lijkt te staan.

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

Oplegging van straf en/of maatregel

1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

2. De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het problematische verleden van verdachte.

3. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

4. Verdachte heeft zich met zijn mededader schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van vermogens- en geweldscriminaliteit, te weten een gewapende overval op een supermarkt.

Verdachte en zijn mededader zijn, met deels bedekt gezicht, de winkel binnengegaan. Verdachte heeft een pistool gericht op een winkelmedewerkster en gezegd dat er sprake was van een overval. Vervolgens is een andere winkelmedewerker door verdachte gedwongen de kluis open te maken en geld aan verdachte te geven. De winkelmedewerkers zijn zeer aangeslagen door deze overval. Door het slachtoffer [slachtoffer B] is in zijn slachtofferverklaring aangegeven dat hij het lange tijd erg moeilijk heeft gehad. Hij durfde tweeënhalve maand lang niet meer alleen thuis te wonen en had nachtmerries. Hij is angstig en gespannen in bepaalde situaties, zoals buiten in het donker, is alerter en schrikt gauw. De heer [slachtoffer B] heeft aangegeven erg boos te zijn op verdachte en zijn mededader, met name gezien de gevolgen voor hem en zijn collega. Naast de gevolgen voor de directe slachtoffers dragen delicten als het onderhavige in hoge mate bij tot de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.

5. Gelet op de ernst van het strafbare feit is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.

6. De rechtbank heeft meegewogen dat uit het strafblad van verdachte (6) blijkt dat hij meerdere malen wegens geweldsdelicten is veroordeeld.

7. De rechtbank heeft voorts bij de strafoplegging rekening gehouden met het rapport van de reclassering, d.d. 21 april 2009, waarin wordt aangegeven dat het recidiverisico hoog is. Een gedragsinterventie dan wel toezicht door de reclassering is niet uitvoerbaar, gelet op het feit dat verdachte vindt dat hij geen hulp nodig heeft. Geadviseerd wordt dan ook geen gedragsinterventies noch een reclasseringstoezicht op te leggen.

8. Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest. Verdachte neemt de verantwoordelijkheid voor het delict op zich. Hij heeft geen spijt betoond en wil geen hulp en/of behandeling, hoewel door de reclassering wordt aangegeven dat zonder hulp en zo nodig behandeling het recidiverisico hoog is. Verdachte heeft aangegeven afgestraft te willen worden. Dit alles maakt dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.

Vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partij [supermarkt], [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 9.535,67,- (€ 2.066,39 weggenomen gelden, € 3.475,- Stichting Doen, € 1.175,28 verzuim als gevolg van overval en € 2.819,-omzetderving) gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het tenlastegelegde. Tevens wordt gevorderd de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakende feit en verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de posten voor de weggenomen gelden en de kosten voor Stichting Doen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Met betrekking tot de post omzetderving heeft zij aangevoerd dat niet kan worden geverifieerd of de inhoud van de brief juist is en met betrekking tot de kosten naar aanleiding van verzuim als gevolg van de overval heeft zij aangegeven zich af te vragen of de [supermarkt] niet voor deze gevolgen van de overval verzekerd is.

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering zal, voor zover betrekking hebbende op vergoeding van de weggenomen gelden worden toegewezen tot een bedrag van € 2.065,- (gelet op het feit dat enkel papiergeld is weggenomen) en voor zover betrekking hebbende op de gemaakte kosten voor Stichting Doen volledig worden toegewezen.

De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

De benadeelde partij [slachtoffer B], [adres], (rekeningnummer [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.600,- (voorschot immateriële schade) gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het tenlastegelegde. Tevens wordt gevorderd de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakende feit en verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer B] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien er geen rapportage van een deskundige ligt dat de benadeelde partij daadwerkelijk schade heeft opgelopen.

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering zal, voor zover betrekking hebbende op vergoeding van de immateriële schade ad

€ 1.600,-, worden toegewezen.

De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

De benadeelde partij [slachtoffer A], [adres], (rekeningnummer [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 2.057,60 (voorschot immateriële schade ad € 2.000,- en materiële schade ad

€ 57,60 in verband met reiskosten voor het volgen van EMDR therapie) gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het tenlastegelegde. Tevens wordt gevorderd de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakende feit en verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer A] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien de vordering onvoldoende is onderbouwd.

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering zal, voor zover betrekking hebbende op vergoeding van de immateriële schade

worden toegewezen tot een bedrag van € 1.600,-.

De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding (voor zover betrekking hebbende op het overige deel van de gevorderde immateriële schade) dan wel onvoldoende is onderbouwd (voor zover betrekking hebbende op de vergoeding van reiskosten). De benadeelde partij kan derhalve dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

Schadevergoedingsmaatregel

Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van [supermarkt], [slachtoffer B] en [slachtoffer A].

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:

• verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;

• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen;

• verklaart verdachte strafbaar;

• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;

• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [supermarkt], [adres], van een bedrag van € 5.540,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;

• verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [supermarkt] voornoemd, een bedrag te betalen van € 5.540,-, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 110 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;

• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], [adres], (rekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 1.600,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;

• verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B] voornoemd, een bedrag te betalen van € 1.600,-, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 30 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;

• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres], (rekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 1.600,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;

• verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] voornoemd, een bedrag te betalen van € 1.600,-, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 30 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Varenhorst en Steenhuisen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juli 2009.

Eindnoten

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer LJN PL0646/09-206456, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 24 maart 2009.

2 Proces-verbaal verhoor verdachte p. 52-58 en p.79

3 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte B] p. 127-133 en p. 145-146

4 Proces-verbaal verhoor [slachtoffer A], p. 174-176

5 Proces-verbaal verhoor [slachtoffer B], p. 180-183

6 Uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 februari 2009