Home

Hoge Raad, 03-12-2024, ECLI:NL:HR:2024:1520, 23/00135

Hoge Raad, 03-12-2024, ECLI:NL:HR:2024:1520, 23/00135

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
3 december 2024
Datum publicatie
3 december 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1520
Formele relaties
Zaaknummer
23/00135

Inhoudsindicatie

Openlijke geweldpleging door met vuurwerk naar politie te gooien tijdens coronarellen (art. 141.1 Sr) en wederspannigheid (art. 180 Sr). Beroep op niet-ontvankelijkheid OM omdat camerabeelden niet meer beschikbaar zijn, art. 359a Sv. Kon hof oordelen dat sprake is van vormverzuim maar dat verdachtes recht op eerlijk proces a.b.i. art. 6 EVRM niet is aangetast?

HR: art. 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 23/00135

Datum 3 december 2024

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 11 januari 2023, nummer 22-003550-21, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben S.A.H. Vromen en J.S. Nan, beiden advocaat in ’s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.

De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De raadsman J.S. Nan heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 december 2024.