Home

Hoge Raad, 24-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3364, 13/05911

Hoge Raad, 24-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3364, 13/05911

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 november 2015
Datum publicatie
24 november 2015
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:3364
Formele relaties
Zaaknummer
13/05911

Inhoudsindicatie

Profijtontneming. 1. Schatting w.v.v. HR herhaalt ECLI:NL:HR:1997:AB7714 en ECLI:NL:HR:2004:AR3721. Het oordeel van het Hof dat het telen van hennep een product oplevert dat als zodanig vermogenswaarde heeft en als daadwerkelijk behaald voordeel moet worden aangemerkt, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is voorts niet onbegrijpelijk en is mede gelet op hetgeen ten verwere is aangevoerd toereikend gemotiveerd. 2. Inzendtermijn. Vermindering betalingsverplichting.

Uitspraak

24 november 2015

Strafkamer

nr. S 13/05911 P

ABO/AGE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 20 november 2013, nummer 22/005050-12, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:

[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. H. Sytema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, tot vermindering van het bedrag naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2 Beoordeling van het eerste middel

2.1.

Het middel klaagt onder meer dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het telen van 52 kg hennep, althans dat het Hof dit oordeel ontoereikend heeft gemotiveerd.

2.2.1.

Het Hof heeft het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 52.328,40 en hem ter ontneming van dat voordeel de verplichting opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen. De bestreden uitspraak houdt daaromtrent het volgende in:

"De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is aannemelijk geworden dat de veroordeelde uit het bewezen verklaarde handelen en uit andere strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten.

Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 52.328,40.

(...)

Vaststelling van de betalingsverplichting

(...)

Zaak [A]

Met betrekking tot de zaak [A] overweegt het hof dat de veroordeelde in de hoofdzaak is veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken van 17,1 kilogram (gedroogde) henneptoppen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 3 februari 2008. Voorts is hij veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie die het telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep in onder meer die periode tot oogmerk had.

Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat, hoewel de veroordeelde is vrijgesproken van de verkoop en het vervoer van hennep, hij in bovengenoemde periode door het telen wel wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Hij heeft immers een aandeel gehad in de waarde die door de teelt is gecreëerd (het gewas) waardoor zijn vermogen is vermeerderd met wat door misdrijf is verkregen. Deze vermogenswaarde dient als wederrechtelijk verkregen voordeel te worden afgeroomd.

Met betrekking tot het standpunt van de verdediging dat de hoogte van de vordering van het openbaar ministerie in de zaak [A] geheel wordt gebaseerd op de verklaring van de getuige [getuige], terwijl deze verklaring onvoldoende aannemelijk zou zijn, sluit het hof zich aan bij de overweging van de rechtbank hieromtrent. De getuige [getuige] heeft op 11 maart 2008 verklaard: 'Ik heb aan [betrokkene 1] gevraagd hoeveel kilo zij hadden. [betrokkene 1] zei dat zij 30 kilo droge hennep hadden. Ik schat dat er in totaal zo'n 60 kilo aan gedroogde hennep bij mij vandaan is gegaan.' Op 21 maart 2012 heeft dezelfde getuige voorts tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam verklaard: 'Ik heb bij de politie de waarheid verklaard. Ik heb gezien wat er bij mij binnen werd gebracht en in combinatie met wat [betrokkene 1] zei dacht ik dat ze 60 kilo bij mij verwerkt hebben.' Naar het oordeel van het hof verklaart de getuige [getuige] consistent en is derhalve voldoende aannemelijk dat sprake is geweest van het verwerken van 60 kilo hennep.

Deze hoeveelheid vindt steun in het feit dat bij een hoeveelheid van 60 kilo hennep, gedeeld door de partij hennep van 17,1 kilo die op 3 februari 2008 door de politie is aangetroffen, sprake was van een totaal aantal van 3,5 gedroogde partijen. Gelet op de verklaring van de veroordeelde dat de droogtijd van natte hennep 6 dagen bedraagt (3,5 x 6 = 21 dagen) zou dit in overeenstemming zijn met de periode waarin de veroordeelde over de kas kon beschikken.

In navolging van het rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van [betrokkene], zal bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel worden uitgegaan van 52 kilogram hennep, nu van de 8 kilogram gedroogde hennep die in de zaak [B] in beslag is genomen, niet valt uit te sluiten dat deze in de drogerij [A] was gedroogd.

Dit maakt de berekening als volgt:

Opbrengst:

52 kg x € 3.289,00 = € 171.028,00

Kosten:

- drogen: 260 kg x € 53,72 = € 13.967,20

- afschrijvingskosten € 75,59

Wederrechtelijk verkregen voordeel € 156.985,21

In het onderzoek is niet duidelijk geworden op welke wijze de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft plaatsgevonden, zodat op basis van een ponds ponds gewijze verdeling tussen de veroordeelde, [betrokkene 2] en [betrokkene 3] aan de veroordeelde een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 156.985,21 / 3 = € 52.328,40 wordt toegerekend.

Gelet op bovenstaande stelt het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 52.328,40.

Het hof zal de veroordeelde de verplichting opleggen het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat aan de Staat te betalen."

2.2.2.

Het Hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel onder meer ontleend aan het volgende bewijsmiddel:

"4. Een proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 16 maart 2009 van politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2008010987, documentcode 0903061500.AMB. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 12-26):

als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:

Zaak [A]

In deze zaak werden als verdachte aangemerkt: Ahad en [betrokkene 3] (faciliteren) en [betrokkene] (faciliteren, inkoop hennep, regelen).

In de hennepdrogerij aan de [A] 42d te Maasland werd op 3 februari 2008 17,1 kilogram hennep aangetroffen.

Uit de aangetroffen situatie en de verklaringen was het aannemelijk dat gedurende ongeveer één maand, voorafgaand aan de ontmanteling op 3 februari 2008, deze drogerij werd ingericht en, gelet op de verklaring van [getuige] dat deze van maandag 14 januari 2008 tot zondag 3 februari 2008 (20 dagen) in werking was.

In de periode van 3 januari 2008 tot 3 februari 2008 is het aannemelijk dat in het pand [A] hennep werd gedroogd, met een totaal drooggewicht van 60 kilogram.

Hiervan is afgetrokken 8 kilogram gedroogde hennep welke in de zaak '[B]' was in beslag genomen en waarvan niet is uit te sluiten dat deze werd gedroogd in de drogerij [A] 42d te Maasdijk. In deze berekening wordt daarom uitgegaan van een hoeveelheid gedroogde hennep, waarvan het aannemelijk is dat die tot voordeel heeft gestrekt, van 52 kilogram.

Uit informatie van het Nationaal Netwerk Drugsexpertise bleek dat de groothandelsprijs voor 1 kilogram nederwiet in 2007 € 3.289,- was.

Uit onderzoek via internet werd informatie verkregen dat de opbrengst van hennepplanten (natte hennep) na de oogst wordt gedroogd en dat daarbij gemiddeld 20% van het gewicht overblijft aan consumptieve hennep. Door [verbalisant], brigadier van de politie Drenthe werd onderzoek gedaan naar de opbrengst van consumptieve hennep, na droging van natte hennep. Daarbij bleef van het gewicht aan natte hennep uiteindelijk 20% eindproduct (consumptieve hennep) over.

Voor een opbrengst van 52 kilogram droge hennep is op basis van deze gegevens een hoeveelheid natte hennep van:

52 kg droge hennep (=20%) x 5 = 260 kg natte hennep (= 100%).

De gemiddelde kosten voor de productie van één kilogram natte hennep in de vier kwekerijen aan [C] en [D] zijn: € 4.804,80 : 89,44 kg = € 53,72

Gelet op het feit dat in het onderzoek en uit verklaringen de waarde van de investering voor de drogerij [A] niet bleek, werden deze investeringskosten na internetonderzoek indicatief bepaald, mede aan de hand van de aangetroffen inventarislijst van de kwekerij en het timmerwerk, de investeringswaarde voor deze drogerij vastgesteld.

De afschrijvingsperiode van deze investering is daarbij gelijk gesteld op de afschrijvingsperiode voor investeringen in hennepkwekerij, zoals vermeld in het BOOM-rapport, namelijk een periode van 4 jaar/48 maanden.

Gelet op het onderzoek, waaruit bleek dat gedurende iets minder dan één maand hennep in de drogerij werd gedroogd, werden de afschrijvingskosten over één maand aan kosten opgevoerd.

(...)"

2.3.

Bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient, mede gelet op het reparatoire karakter van de maatregel als bedoeld in art. 36e Sr, uitgegaan te worden van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald (vgl. HR 1 juli 1997, ECLI:NL:HR:1997:AB7714, NJ 1998/242 en HR 30 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3721, NJ 2005/133).

Het oordeel van het Hof dat het telen van hennep een product oplevert dat als zodanig vermogenswaarde heeft en als daadwerkelijk behaald voordeel moet worden aangemerkt, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het oordeel is voorts niet onbegrijpelijk en mede gelet op hetgeen ten verwere is aangevoerd toereikend gemotiveerd. Het middel faalt in zoverre.

3 Beoordeling van het derde middel

3.1.

Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.

3.2.

Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting van € 52.328,40.

4 Beoordeling van de middelen voor het overige

5 Slotsom