Home

Hoge Raad, 25-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2805, 14/02051, 14/02217

Hoge Raad, 25-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2805, 14/02051, 14/02217

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 september 2015
Datum publicatie
25 september 2015
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:2805
Formele relaties
Zaaknummer
14/02051, 14/02217
Relevante informatie
Onteigeningswet [Tekst geldig vanaf 01-07-2021]

Inhoudsindicatie

Onteigening. Vaststelling schadeloosstelling. Onteigeningsbesluit; doel onteigening. Vergoeding meerwaarde wegens bijzondere geschiktheid; plafond? Samenhangende nadelen; eliminatieregel (art. 40c Ow). Invloed van vergoeding meerwaarde op vergoeding wegens waardevermindering overblijvende na onteigening (art. 41 Ow). HR 12 juli 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5572, NJ 2003/163 (Staat/Amev).

Uitspraak

25 september 2015

Eerste Kamer

14/02051 en 14/02217

LZ/EE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak 14/02051:

De STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Infrastructuur en Milieu),zetelende te ’s-Gravenhage,

EISER tot cassatie,

advocaten: mr. M.W. Scheltema en mr. R.T. Wiegerink,

t e g e n

[A],wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. J.F. de Groot,

en

in de zaak 14/02217:

[A],wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

advocaat: mr. J.F. de Groot,

t e g e n

de STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Infrastructuur en Milieu),zetelende te ’s-Gravenhage,

VERWEERDER in cassatie,

advocaten: mr. M.W. Scheltema en mr. R.T. Wiegerink.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Staat en [A].

1 Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak C/07/203948/HZ ZA 12-268 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 19 december 2012 en van de rechtbank Overijssel van 19 februari 2014.

De vonnissen van de rechtbank zijn aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen laatstgenoemd vonnis van de rechtbank hebben de Staat en [A] ieder afzonderlijk beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaardingen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De Staat en [A] hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep van de andere partij.

De zaken zijn voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal J.C. van Oven strekt tot verwerping van beide beroepen.

De advocaten van de Staat en de advocaat van [A] hebben ieder bij brief van 22 mei 2015 op die conclusie gereageerd.

3 Uitgangspunten in cassatie

3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Bij vonnis van 19 december 2012 is ten name van de Staat de vervroegde onteigening uitgesproken van twee perceelsgedeelten en vier percelen, alle in eigendom toebehorend aan [A]. Het voorschot op de schadeloosstelling is daarbij bepaald op € 334.000,--. Het vonnis van vervroegde onteigening is op 4 februari 2013 ingeschreven in de openbare registers.

(ii) De onteigening is geschied ter uitvoering van het bestemmingsplan “Scheller en Oldeneler Buitenwaarden” van de gemeente Zwolle. Het bestemmingsplan strekt, in het kader van de uitvoering van de beleidslijn “Ruimte voor de Rivier”, tot de herinrichting van de Scheller en Oldeneler Buitenwaarden, door de aanleg van een hoogwatergeul en de vergraving van de uiterwaarden, een en ander ter verlaging van de maatgevende hoogwaterstand in de rivier de IJssel, en de ontwikkeling van riviergebonden natuur.

(iii) Het onteigende maakte deel uit van een geheel, bestaande uit een woonboerderij met erf en grasland en een voormalige zandwinplas met oevers en enig grasland, alles gelegen in de uiterwaarden ten oosten van de IJssel en ten zuidwesten van Zwolle. Verder behoort tot het geheel een weg die loopt van de Schellerdijk naar het complex van boerderij en plas. De in hun geheel onteigende percelen (tezamen groot 15.56.80 ha) omvatten de plas met oevers, terwijl de onteigende perceelsgedeelten (tezamen groot 00.06.40 ha) deel uitmaken van de genoemde weg met berm. Niet onteigend zijn de op een terp gelegen woonboerderij met schuren, erf en grasland (tezamen groot 01.02.20 ha), en het overblijvende deel van de genoemde weg en berm ter grootte van 00.25.95 ha.

(iv) De door de rechtbank benoemde deskundigen hebben op 10 oktober 2013 een definitief rapport uitgebracht (hierna: het deskundigenrapport). Zij hebben geadviseerd de werkelijke waarde van het onteigende te bepalen op € 455.000,--. Voorts hebben zij geadviseerd dat de aanwezigheid van de voormalige zandwinplas op het onteigende voor de Staat een voordeel betekent, omdat circa 500.000 m3 vrijkomende grond waarvoor geen geschikte bestemming aanwezig wordt geacht, niet hoeft te worden afgevoerd naar een gronddepot elders maar kan worden gestort in de plas. Volgens het deskundigenrapport levert dat voor de Staat een besparing op van € 700.000,--, welk bedrag de deskundigen ter zitting van de rechtbank nader hebben geraamd op € 500.000,--. Op grond daarvan hebben de deskundigen geadviseerd de helft van dat bedrag, derhalve € 250.000,--, aan [A] toe te leggen uit hoofde van opslag wegens bijzondere geschiktheid van het onteigende voor het werk waarvoor onteigend wordt.

3.2

De rechtbank heeft de schadeloosstelling voor [A] overeenkomstig het advies van de deskundigen vastgesteld op € 732.500,--, bestaande uit € 455.000,-- als vergoeding voor de werkelijke waarde van het onteigende, € 250.000,-- als opslag voor bijzondere geschiktheid, en € 27.500,-- als vergoeding van bijkomende schade.

4 Beoordeling van het middel van de Staat

5 Beoordeling van het middel van [A]

6 Beslissing