Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6721, 200.257.812/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6721, 200.257.812/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
13 juli 2021
Datum publicatie
13 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:6721
Formele relaties
Zaaknummer
200.257.812/01

Inhoudsindicatie

Beoogde verkoop van grond door Groningen Seaports N.V. nabij de Eemhaven. Beroep op artikel 6:23 BW. Tussen partijen is geen koopovereenkomst tot stand gekomen. Groningen Seaports was niet gebonden vanwege het vereiste van goedkeuring door het Algemeen Bestuur. Geen sprake van onrechtmatig handelen door Groningen Seaports door de koopovereenkomst niet voor te leggen aan het Algemeen Bestuur. Externe factoren en interne vereisten maakten tezamen dat geen goedkeuring zou zijn verleend. Geen sprake van het onrechtmatig afbreken van onderhandelingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.257.812/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 168927)

arrest van 13 juli 2021

in de zaak van

1 [appellant] ,

hierna: [appellant],

2. [appellante] ,

hierna: [appellante],

beiden wonende te [woonplaats] ,

appellanten in het principaal hoger beroep,

geïntimeerden in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,

bij de rechtbank: eisers,

hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten] c.s.,

advocaat: mr. H.A. Sarolea, die kantoor houdt te Amsterdam,

tegen

Groningen Seaports N.V.,

gevestigd te Delfzijl,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellante in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,

bij de rechtbank: gedaagde,

hierna: GSP,

advocaat: mr. V.J.M. Verlinden-Masson, die kantoor houdt te Groningen.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1

Naar aanleiding van het tussenarrest van 3 maart 2020 heeft op 19 april 2021 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Een kopie van het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is aan het dossier toegevoegd. Partijen hebben via berichten van hun advocaten gedateerd 15 juni 2021 en 22 juni 2021 opmerkingen gemaakt over het proces-verbaal. Deze brieven zijn aan het dossier toegevoegd en het hof zal voor zover nodig op de inhoud ervan terugkomen in dit arrest.

1.2

Partijen hebben arrest gevraagd en het hof heeft beslist dat vandaag arrest wordt gewezen.

2. Waar gaat de zaak over?

2.1

Het gaat in deze zaak om de verkoop van hoeve ‘ [de hoeve] ’, die in eigendom toebehoorde aan [appellanten] c.s. en die zij in 2011 aan GSP hebben willen verkopen. De vraag is of tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen, of GSP in de nakoming daarvan tekort is geschoten en of GSP onrechtmatig jegens [appellanten] c.s. gehandeld heeft. De achtergrond van het geschil tussen partijen over deze vragen is de volgende.

2.2

Vanaf 2010 is er sprake van (beoogde) ontwikkelingen in het Eemshavengebied. Naar aanleiding van belangstelling van een internationale onderneming om nabij de Eemshaven een datacentrum te vestigen, heeft de rechtsvoorganger van GSP het ‘Visiedocument Eemshaven-Zuid’ van 10 maart 2010 opgesteld. GSP stelt daarin voor de bestemming van het gebied ten zuidoosten van de Eemshaven, dat op dat moment een agrarische functie heeft, te wijzigen en als ‘zoekgebied bedrijventerrein’ aan te wijzen zodat vestiging van datacentra mogelijk zou worden.

2.3

[appellanten] c.s. waren (tot in 2012) eigenaar van een hoeve van circa 74 hectare grond in de gemeente Delfzijl (hoeve ‘ [de hoeve] ’), waarvan circa 50 hectare akkerbouwgrond gelegen is nabij de Eemshaven. Van deze 50 hectare ligt 39 hectare grond, percelen 41/40 en 50, in de zoekgebieden IV en V van het ‘Visiedocument Eemshaven-Zuid’. Naar aanleiding van het ‘Visiedocument Eemshaven-Zuid’ is uiteindelijk op basis van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 in februari 2011 een nieuw ‘zoekgebied bedrijventerrein’ aangewezen voor niet-kadegebonden activiteiten zoals datahotels, te weten zoekgebied V. Alleen perceel 50, van ruim 8 ha, ligt in het op basis van de Omgevingsverordening aangewezen nieuwe zoekgebied.

2.4

Het Managementteam (MT) van GSP heeft [appellanten] c.s. in 2010 benaderd voor verkoop van zijn percelen 50 en 41/40, omdat deze percelen in de beoogde zoekgebieden lagen. Partijen zijn vervolgens met elkaar in onderhandeling getreden over de verkoop van de gehele hoeve van [appellanten] c.s. voor een bedrag van € 8.000.000,-. Deze onderhandelingen werden vanuit GSP gevoerd door [A] (hierna: [A] ), MT-lid, die daarbij namens de directeur van GSP, de heer [B] (hierna: [B] ) optrad. [appellanten] c.s. lieten zich bijstaan door de makelaars [C en D] (hierna: [C en D] ).

2.5

De onderhandelingen tussen het MT van GSP en [appellanten] c.s. hebben op

25 februari 2011 geleid tot een ‘bespreekstuk “concept overeenkomst”. Op 10 maart 2011 volgde een tweede ‘concept-koopovereenkomst’. Op de schutpagina’s van beide concepten staat, voor zover van belang, het volgende:

“Het besluit tot het aangaan van deze overeenkomst is voor behouden aan het Algemeen Bestuur GSP”

In beide concepten luidt het eerste lid van artikel 31 als volgt:

Artikel 31 ontbindende voorwaarden 1. Deze overeenkomst is ontbonden ingeval het Algemeen Bestuur niet uiterlijk op … … … … … … … schriftelijk hun goedkeuring aan de onderhavige koopovereenkomst hebben verleend. NB: z.s.m. in te vullen: de intentie is om op verzoek van de verkoper de snelste marsroute te kiezen”

2.6

Op 17 maart 2011 is een derde concept-koopovereenkomst tot stand gekomen, waarin staat:“In aanmerking nemende dat:(…)- koper pas na goedkeuring hiertoe van het Algemeen Bestuur van Groningen Seaports is gemachtigd de koopovereenkomst aan te gaan;”

In dit derde concept is de oorspronkelijke tekst van artikel 31 lid 1 verwijderd die in het eerste en tweede concept was opgenomen.

2.7

Voor de aankoop van de hoeve voor € 8.000.000,- was toestemming van het Algemeen Bestuur (hierna: AB) van GSP vereist, omdat de directeur van GSP ( [B] ) slechts een mandaat had voor (aankoop-)transacties van maximaal ʄ 1.000.000,- per keer.

2.8

In een e-mail van 17 maart 2011 schrijft [B] aan [appellanten] c.s.:“Nu we aan de vooravond van ondertekening staan moet ik, omdat het koopbedrag boven mijn mandaat uit komt, de koopakte aan het Dagelijks Bestuur (een soort Raad van Commissarissen) en het Algemeen Bestuur (aandeelhouders) voorleggen.”

2.9

Op 17, 21 en 22 maart 2011 vindt telefonisch overleg plaats tussen de voor GSP optredende rentmeester, de heer [E] en [C en D] . In de gespreksnotities die [E] van deze telefoongesprekken heeft gemaakt, is het volgende vermeld:“17-3-11 SDC[appellant] gaat niet akkoord met voorstel GSP. Hij kan dit niet tekenen. Wil niet aan zaken vast zitten over zo’n lange periode. Ik heb voorgesteld dat W kan aangeven tot welke datum hij dan wel wil garanderen. Dit was niet aan de orde. GSP moet eerst maar mandaat halen en komt dan maar bij W terug.Wil dat zeggen dat W zich dan nog gebonden acht aan hetgeen tot dusver op papier is gezet? Wat is dan de status? er is geen ja en geen nee gezegd, m.a.w. ik wil nu weten wat de status is1) * “Schorten we de zaak op en gaan hiermee verder als er mandaat is” (m.a.w. [appellant] gaat niet onderhandelen met derden);2) * Zijn partijen geheel vrij en kan GSP mandaat vragen voor (…) aankoop [appellant] en vervolgens opnieuw beproeven of beiden nog wat willen?3) * Wat nu met Groene Ordner? Terug?*) Dan dus geen bodemonderzoek, hetgeen betekent dat na evt. goedkeuring AB minimaal nog 2 maand voorbij gaat voor aktepassering. Art. 19.3!”“21/3 14.10 SDCKomt GSP met nader voorstel waar [appellant] wel mee kan leven? Nee, dat heb ik donderdag al aangegeven. AB is de enige die kan aangaan gezien de hoogte van het bedrag. Ik heb het verhaal van do. herhaald incl dat ik nog toelichting/helderheid van [appellant] verwacht wat de status is van zijn reactie. Geen handtekening is geen bodemonderzoek!Dus als [appellant] wel tekent met een bepaalde houdbaarheidsdatum zou dit m.i. soelaas kunnen bieden. Ik heb hierover geen contact gezocht/gepolst bij GSP want dit was niet meer aan de orde (letterlijk gezegd)Afspr: ik pols alsnog bij GSP of tijdelijke werking bijvoorbeeld 1/6 ’11 oplossing biedt. Daarna antwoord naar SDC.”“22/3 ’11 8:30-9.20 tel SDCOff the record: laat [appellant] met voorstel komen dat hij wel tekent met geldigheid tot bijvoorbeeld 1 juni a.s. dan kan opdracht voor bodemonderzoek worden gegeven. (…)”

2.10

[C en D] e-mailt op 22 maart 2011 het volgende aan [E] : “(…) Zoals heden telefonisch besproken hierbij de formulering die toegevoegd kan worden aan de laatste versie van de koopovereenkomst met Groningen Seaports, op pagina 2 onder het kopje In aanmerking nemende dat:“Verkoper door ondertekening van deze overeenkomst de inhoud hiervan gestand zal doen tot uiterlijk 1 juni 2011.”(…)”

2.11

Op 24 maart 2011 hebben [appellanten] c.s. het vierde concept, de ‘Koopovereenkomst Hoeve, groot 74.08.32 ha, gelegen te [plaats1] ’ (hierna: de ‘koopovereenkomst’) eenzijdig ondertekend. In de considerans staat het volgende: “In aanmerking nemend dat:(…)- koper pas na goedkeuring hiertoe van het Algemeen Bestuur van Groningen Seaports is gemachtigd de koopovereenkomst aan te gaan.- verkoper door ondertekening van deze overeenkomst de inhoud hiervan gestand doet tot

1 juni 2011.”

In de ‘koopovereenkomst’ luidt het eerste lid van artikel 31 als volgt:

Artikel 31 opschortende, c.q. ontbindende voorwaarden 1. Deze overeenkomst wordt onder opschortende voorwaarden aangegaan onder voorbehoud van goedkeuring door het Algemeen bestuur van Groningen Seaports. De besluitvorming door het Algemeen Bestuur zal z.s.m. plaatsvinden, doch uiterlijk

15 oktober 2011.”

2.12

Kort daarna hebben [appellanten] c.s. een nieuwe hoeve gekocht in [plaats2] met een financieringsvoorbehoud tot 1 mei 2011.

2.13

In april 2011 is in opdracht en op kosten van GSP een verkennend bodemonderzoek in de grond van [appellanten] c.s. gestart.

2.14

[C en D] heeft op 28 april 2011 aan [E] geschreven:“(…) Naar ik gistermiddag van u begreep zal het Algemeen Bestuur van Groningen Seaports pas op 8 juli 2011 een definitief besluit nemen over het wel of niet aankopen van het akkerbouwbedrijf “ [de hoeve] ” te [plaats1] , eigendom van de heer [appellant] , op basis van prijs en voorwaarden zoals overeengekomen en vastgelegd in de schriftelijke koopovereenkomst d.d. 24 maart 2011. Tot gisteren waren de Familie [appellanten] en wij in de veronderstelling dat de aankoopbeslissing door Groningen Seaports uiterlijk eind mei 2011 zou worden genomen e.e.a. zoals ook blijkt uit aanvullende correspondentie (zie e-mail bericht d.d. 17 maart 2011). In de koopovereenkomst staat vermeld dat verkoper de inhoud van de koopovereenkomst gestand doet tot 1 juni 2011. De gisteren bekend geworden nieuwe datum, 8 juli 2011, waarop men een definitief besluit neemt over de aankoop ligt na de genoemde datum uit de koopovereenkomst deze data sluiten nu niet meer op elkaar aan, graag vernemen wij uw voorstel hieromtrent. (…)”

2.15

Op 2 mei 2011 schrijft [C en D] aan [E] :“(…) Met betrekking tot het na 1 juni 2011 gestand doen van de koopovereenkomst d.d.

24 maart 2011, verwacht de heer [appellant] een schriftelijk voorstel van Groningen Seaports waaruit blijkt dat het definitieve aankoopbesluit op 8 juli 2011 zal worden genomen en met daarin opgenomen de datum waarop de juridische levering en betaling van de koopsom zal plaatsvinden e.e.a. zoals heden telefonisch met u besproken. (…)”

2.16

Op 1 juni 2011 vindt een bespreking plaats tussen [appellant] , [C en D] , [B] , [A] en [E] . [E] heeft op 25 juni 2011 een verslag van dit gesprek naar [C en D] gestuurd, waarin het volgende wordt vermeld:“(…) Dhr. [B] bevestigt dat hij, gezien de te nemen grote beleidsbeslissingen en de daaraan gerelateerde grootte van onderhavige transactie, niet gemachtigd is om een dergelijke transactie aan te gaan. (…) Ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst door verkoper, werd door GSP voorzien dat de besluitvorming rond 1 juni 2011 kon zijn afgerond. Gezien het nog lopende bodemonderzoek, het o.a. nog niet gebonden hebben van een klant en het nog niet afgerond hebben van het te actualiseren exploitatiemodel (het exploitatiemodel voldoet thans nog niet aan de rendementseisen) is deze datum achterhaald. Onderwijl is tevens gebleken dat door de politieke bestuurswisseling in het AB de eerstvolgende vergadering is gepland op

8 juli a.s. Door al deze opstapeling van factoren wordt thans de behandeling van de transactie niet meer realistisch geacht in voormelde vergadering. De heer [B] geeft aan dat er mogelijk in september a.s. een extra AB gehouden zou kunnen worden. (…)”

2.17

Op 2 oktober 2011 heeft [E] aan [C en D] geschreven dat het voorstel nog niet aan het AB was voorgelegd, omdat nog niet aan de voorwaarden van een “ja” van de potentiële klant en een sluitend exploitatiemodel was voldaan.

2.18

Op 20 oktober 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [appellant] , [C en D] en [E] . [E] heeft [appellant] meegedeeld dat het AB van GSP heeft besloten om geen goedkeuring te verlenen voor het aangaan van de ‘koopovereenkomst’. Naderhand is gebleken dat de ‘koopovereenkomst’ niet aan het AB is voorgelegd.

2.19

Nadat het [appellanten] c.s. duidelijk was geworden dat GSP afzag van aankoop van hun gehele hoeve heeft nog overleg plaatsgevonden over de eventuele aankoop van alleen perceel 50.

2.20

Op 1 december 2011 heeft [A] het volgende aan [appellanten] c.s. bericht:“(…) Groningen Seaport ziet – zoals u reeds is meegedeeld door onze makelaar de heer [E] – af van de aankoop van uw boerderij en de bijbehorende 74.08.32 ha grond. De reden hiervoor is dat het exploitatiemodel voor de uitbreiding zuidoost hoek Eemshaven nog steeds niet voldoet aan de rendementen die het bestuur van Groningen Seaport aan investeringen stelt. (…) Extra nadelig is het effect van de eisen die door de provincie worden gesteld aan het uitbreidingsgebied (100 meter groenstrook) waardoor er nog minder netto uitgeefbaar terrein overblijft. Tot slot heeft de beoogde klant de grootte van het benodigde terrein verminderd tot 7,2 hectare in plaats van de eerder aangegeven 10 hectare. (…) Mede gelet op de ontwikkelingen bij andere grote projecten in de provincie (…), is het niet logisch om het bestuur voorstellen te doen die niet aan het vereiste rendement voldoen. (…) Met betrekking tot de aankoop van de 8 hectare [hof: perceel 50] kunnen wij helaas voor u ook nog geen enkele concrete toezegging doen. (…)”

2.21

[appellanten] c.s. hebben perceel 50 en nog een ander perceel op 15 maart 2012 verkocht aan BB Registergoed B.V. voor € 6,23 per m2. Uit een in oktober 2013 gesloten overeenkomst volgt dat BB Registergoed B.V. perceel 50 vervolgens aan GSP heeft verkocht voor circa € 18,- per m2. Op 2 oktober 2013 heeft GSP perceel 50 verkocht aan Green Box Computing B.V., een in Amsterdam gevestigde vennootschap van Google, voor € 48,- per m2. Vanaf 2014 is een vennootschap van Google begonnen met de aanleg van een datacentrum in de Eemshaven dat zich ook uitstrekt over een deel van perceel 50.

3 De procedure bij de rechtbank

3.1

[appellanten] c.s. hebben in eerste aanleg GSP gedagvaard en verklaringen voor recht gevorderd (kort gezegd) dat op 24 maart 2011 tussen hen een koopovereenkomst tot stand is gekomen, dat GSP jegens [appellanten] c.s. tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting de koopovereenkomst aan het AB ter goedkeuring voor te leggen, dat de opschortende voorwaarde in artikel 31 van de koopovereenkomst op grond van de redelijkheid en billijkheid als vervuld dient te worden aangemerkt en dat GSP tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en gehouden is de schade van [appellanten] c.s. te vergoeden. [appellanten] c.s. hebben verder gevorderd dat GSP wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding ter hoogte van € 3.811.841,14 en de overeengekomen boete van € 800.000,-. Tot slot vorderden [appellanten] c.s. GSP te veroordelen in de proceskosten.

3.2

De rechtbank heeft geoordeeld dat partijen geen opschortende voorwaarde, maar een totstandkomingsvoorbehoud zijn overeengekomen, inhoudende dat voor het aangaan van de koopovereenkomst goedkeuring van het AB vereist is. Omdat aan dit totstandkomingsvereiste niet is voldaan, is volgens de rechtbank geen koopovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen. Omdat [appellanten] c.s. hun vorderingen alleen gebaseerd hebben op de stelling dat op 24 maart 2011 tussen hen en GSP een koopovereenkomst onder opschortende voorwaarde tot stand is gekomen, heeft de rechtbank de vorderingen van [appellanten] c.s. afgewezen.

4 Wat is het oordeel van het hof?