Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-06-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4734, Wahv 200.235.562/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-06-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4734, Wahv 200.235.562/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 juni 2020
Datum publicatie
13 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:4734
Zaaknummer
Wahv 200.235.562/01

Inhoudsindicatie

Artikel 5 Wahv. Geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De ambtenaar had vanwege de hoge snelheid van de bestuurder 150 á 160 km per uur moeten rijden om hem te kunnen staandehouden.

Uitspraak

zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer

: Wahv 200.235.562/01

CJIB-nummer

: 202580083

Uitspraak d.d.

: 22 juni 2020

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 19 december 2017, betreffende

beweerdelijk optredende namens

wonende te [A] .

De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.

Het verloop van de procedure

Mr. R. de Nekker (hierna: De Nekker) heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.

De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De advocaat-generaal heeft wel een aanvullende informatie overgelegd. Deze informatie is (in kopie) doorgestuurd aan De Nekker, die daar niet op heeft gereageerd.

De beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet is gebleken dat

De Nekker is gemachtigd om namens de betrokkene beroep in te stellen. De Nekker is in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke machtiging met correcte handtekening van de betrokkene over te leggen, alsmede een kopie van het identiteitsbewijs van de betrokkene. De Nekker heeft geen kopie van het identiteitsbewijs van de betrokkene overgelegd, zodat de kantonrechter niet kan controleren of de machtiging daadwerkelijk door de betrokkene is afgegeven..

2. De Nekker voert aan dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. In het dossier bevindt zich een geldige machtiging en in combinatie met de alle specifieke gegevens was er geen reden om aan de volmacht te twijfelen.

3. Onder verwijzing naar het arrest van het hof van 22 december 2017 (te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2017:11321), oordeelt het hof dat de kantonrechter in dit geval de in het dossier aanwezige machtiging niet ontoereikend heeft kunnen achten. Naar oordeel van het hof bestaat in dit geval redelijkerwijs geen twijfel dat De Nekker optrad namens de betrokkene.

4. Het voorgaande brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kan blijven. Het hof zal die beslissing daarom vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen. Het hof beschouwt het hoger beroep als ingesteld namens de betrokkene.

5. De officier van justitie heeft het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 140,- voor: “niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg”. Deze gedraging zou zijn verricht op 31 oktober 2016 om 11:55 uur op de A15 (rechts) te Andelst met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .

6. De gemachtigde voert aan dat ten onrechte op kenteken is bekeurd. Van een deugdelijke reden om niet staande te houden is niet gebleken, aldus de gemachtigde. De ambtenaar heeft de bestuurder vijf kilometer achtervolgd en hij had derhalve voldoende tijd om tot staandehouding over te gaan, zo stelt de gemachtigde. Het relaas van de ambtenaar is, zo betoogt de gemachtigde, derhalve volstrekt ongeloofwaardig, dan wel de ambtenaar heeft niet juist gehandeld, en ook artikel 6, derde lid, van het van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is geschonden door de bestuurder niet ‘promptly’ van de gedraging op de hoogte te brengen.

7. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd. Als op dit punt een verweer wordt gevoerd, zal de officier van justitie of de rechter daarop uitdrukkelijk moeten beslissen en zo nodig aan de ambtenaar een nadere toelichting moeten vragen.

8. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast – voor zover hier van belang – de volgende gegevens:

“Reden geen staandehouding: voertuig had een dusdanig hoge snelheid dat ik er niet meer bij kwam. Er zaten ook voertuigen tussen.”

9. In het dossier bevindt zich ook een aanvullend proces-verbaal van de ambtenaar van 6 juni 2018 waarin hij uitvoerig reageert op de door de (gemachtigde van de) betrokkene ingenomen standpunten en het volgende verklaart ten aanzien van het (niet) staandehouden:

“Met een snelheid van 140 kilometer per uur, leg je in iets meer dan twee (2) minuten de genoemde 5 kilometer af. De genoemde voldoende tijd was dus niet aan de orde. Daarnaast reed ik in een onopvallend voertuig waardoor medeweggebruikers niet geattendeerd werden op het feit dat ik van de politie ben. Om bij het genoemde voertuig te komen, had ik mijn snelheid richting de 150 à 160 kilometer per uur moeten opvoeren en rechts moeten inhalen. Ik zag dat [het] voertuig ook steeds verder van mij uitliep. Ik vond het onverantwoord om voor een dergelijke verkeersgedraging, het overig verkeer en mezelf in gevaar te brengen. Daarvoor heb ik ervoor gekozen om het verbaal op kenteken uit te schrijven. Voor mijn was er dus geen reële mogelijkheid om de persoon staande te houden. Als ik een persoon staande kan houden, dan zal ik dat te allen tijde doen. Ik vind het dan ook bijzonder spijtig dat als ik mijn werk naar eer en geweten uitvoer, er in het bezwaarschrift wordt getwijfeld aan mijn geloofwaardigheid en professionaliteit.”

10. Het hof acht op basis van de verklaring(en) van de ambtenaar genoegzaam gebleken dat er geen reële mogelijkheid is geweest de sanctie aan de bestuurder op te leggen. Het hof is van oordeel dat het onder de door de ambtenaar geschetste omstandigheden het niet mogelijk was om een staandehouding te verrichten, zodat de ambtenaar terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder heeft opgelegd. Derhalve verwerpt het hof het verweer van de gemachtigde.

11. Het standpunt ten aanzien van de schending van artikel 6, derde lid, van het EVRM is door de gemachtigde reeds in vele zaken aan het hof voorgelegd en inmiddels ook vele malen verworpen. De rechtspraak van het hof op dit punt wordt inmiddels bekend verondersteld bij de gemachtigde.

12. Gelet op het voorgaande zal het hof het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaren.

13. Nu de betrokkene niet in het gelijk is gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. het arrest van het hof van 28 april 2020, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336).

De beslissing

Het gerechtshof:

vernietigt de beslissing van de kantonrechter;

verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond;

wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.

Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.