Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs

In dit besluit wordt verstaan onder:

1. a.

   wet: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

2. b.

   Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

3. c.

   inspectie: de inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht;

4. d.

   instelling voor hoger onderwijs: instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in de wet;

5. e.

   bekostigde instelling voor hoger onderwijs: bekostigde instelling voor hoger onderwijs, bedoeld in artikel 1.8 van de wet;

6. f.

   bestuur: instellingsbestuur als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel j, van de wet;

7. g.

   rechtspersoon voor hoger onderwijs: rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel aa, van de wet;

8. h.

   hoger onderwijs: onderwijs, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel d, van de wet;

9. i.

   wetenschappelijk onderwijs: hoger onderwijs, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel c, van de wet;

10. j.

    hoger beroepsonderwijs: hoger onderwijs, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel d, van de wet;

11. k.

    bacheloropleiding: bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet;

12. l.

    masteropleiding: masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel b, of tweede lid, onderdeel b, van de wet;

13. m.

    deeltijds: deeltijds als bedoeld in artikel 7.7, eerste lid, van de wet;

14. n.

    duaal: duaal als bedoeld in artikel 7.7, tweede lid, van de wet;

15. o.

    Ad-opleiding: Ad-opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onderdeel a, van de wet;

16. p.

    accreditatieorgaan: de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie bedoeld in artikel 1 van het op 3 september 2003 te Den Haag totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en Vlaamse hoger onderwijs (Trb. 2003, 167);

17. q.

    accreditatie: keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een bachelor- of een masteropleiding door het accreditatieorgaan positief is beoordeeld;

18. r.

    toets nieuwe opleiding: keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een voorgenomen bachelor- of masteropleiding door het accreditatieorgaan positief is beoordeeld;

19. s.

    studiepunt: studiepunt als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, van de wet;

20. t.

    studielast: studielast als bedoeld in artikel 7.4, van de wet;

21. u.

    leeruitkomst: inhoud en niveau van kennis, inzicht en vaardigheden die zijn vereist om een bepaald aantal studiepunten te behalen;

22. v.

    educatieve module: module wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 27;

23. w.

    certificaat educatieve module: door de examencommissie van een instelling voor hoger onderwijs afgegeven getuigschrift ten bewijze dat een educatieve module met goed gevolg is afgerond;

24. x.

    examencommissie: examencommissie als bedoeld in artikel 7.12 van de wet;

25. y.

    onderwijs- en examenregeling: onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de wet;

26. z.

    experiment leeruitkomsten: experiment als bedoeld in artikel 7;

27. aa.

    experiment accreditatie onvolledige opleidingen: experiment als bedoeld in artikel 19;

28. bb.

    experiment educatieve module: experiment als bedoeld in artikel 27;

29. cc.

    experiment flexstuderen: experiment als bedoeld in artikel 17b;

30. dd.

    studiejaar: tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar.

Het bestuur van een instelling voor hoger onderwijs die deelneemt aan een experiment in de zin van dit besluit is verplicht

1. tijdig zodanige informatie aan studenten en aanstaande studenten te verstrekken over de deelname aan en inrichting van het desbetreffende experiment dat het hen in staat stelt zich voorafgaand aan de inschrijving een goed oordeel te vormen over de gevolgen daarvan; en

2. tijdig in de onderwijs- en examenregeling bekend te maken op welke opleidingen en op welke wijze dit besluit van toepassing is.