Home

Raad van State, 27-10-2010, BO1846, 201001523/1/H1

Raad van State, 27-10-2010, BO1846, 201001523/1/H1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
27 oktober 2010
Datum publicatie
27 oktober 2010
ECLI
ECLI:NL:RVS:2010:BO1846
Formele relaties
Zaaknummer
201001523/1/H1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 16 december 2008 heeft het college geweigerd aan Aldi bouwvergunning en ontheffing van de bouwverordening van de gemeente Heiloo (hierna: de bouwverordening) te verlenen voor het gedeeltelijk veranderen van een winkelgebouw op het perceel Kennemerstraatweg

115-117-119 te Heiloo (hierna: het perceel).

Uitspraak

201001523/1/H1.

Datum uitspraak: 27 oktober 2010

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Aldi Vastgoed B.V, gevestigd te Culemborg (hierna: Aldi),

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 31 december 2009 in zaak nr. 09/1640 in het geding tussen:

Aldi

en

het college van burgemeester en wethouders van Heiloo (hierna: het college).

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2008 heeft het college geweigerd aan Aldi bouwvergunning en ontheffing van de bouwverordening van de gemeente Heiloo (hierna: de bouwverordening) te verlenen voor het gedeeltelijk veranderen van een winkelgebouw op het perceel Kennemerstraatweg

115-117-119 te Heiloo (hierna: het perceel).

Bij besluit van 14 mei 2009 heeft het het door Aldi daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 31 december 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door Aldi daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft Aldi bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2010, hoger beroep ingesteld.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [partijen] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 september 2010, waar Aldi, vertegenwoordigd door mr. C. Visser, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door L. Bas en J. Francke, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar [partijen] verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het bouwplan voorziet in het verbouwen van de begane grond van het op het perceel gelegen gebouw ten behoeve van de vestiging van een supermarkt. Het omvat wijziging van de indeling van het gebouw en verplaatsing van de entree in de voorgevel.

2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Omgeving 't Loo" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Winkels met woningen, in totaal twee lagen, al dan niet met bijbehorende erven (WE 2)".

Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, mogen de hoofdgebouwen uitsluitend worden opgericht binnen de op de kaart aangegeven bebouwingsvlakken.

Ingevolge die aanhef en onder h, voor zover thans van belang, mag het bijbehorend erf voor 60 % met bijgebouwen ten dienste van de in de aanhef genoemde bestemmingen worden bebouwd.

Ingevolge artikel 11, tweede lid, aanhef en onder b, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste lid, onder h, tot het bebouwen van het bijbehorend erf tot 80 %.

Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, mogen bouwwerken, die op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn, dan wel na dat tijdstip nog gebouwd kunnen worden krachtens een reeds verleende of nog te verlenen bouwvergunning waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip was ingediend en die afwijken van het plan, behoudens onteigening overeenkomstig de wet gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking naar aard en afmetingen niet wordt vergroot.

2.3. Niet in geschil is dat het op het perceel gelegen gebouw, wat het achterste deel betreft, het op de kaart aangegeven bebouwingsvlak overschrijdt en de bijbehorende erven geheel bebouwd zijn en dat dat in strijd met artikel 11, eerste lid, aanhef en onder c en h, en het tweede lid, van de planvoorschriften is.

2.4. Aldi betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat haar de bescherming van het overgangsrecht, neergelegd in artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften, toekomt. Volgens haar voorziet het bouwplan niet in een grotere afwijking van het bestemmingsplan dan de bestaande.

2.4.1. Niet in geschil is dat het perceel ten tijde van de peildatum van het bouwovergangsrecht volledig bebouwd was. Evenmin is in geschil dat het op het perceel gelegen gebouw op dat moment in zijn geheel in gebruik was als meubel/interieurwinkel. Nu op het gehele perceel de bestemming "Winkels met woningen, in totaal twee lagen, al dan niet met bijbehorende erven (WE 2)" rust, mag het gehele perceel ten behoeve van winkels, waaronder een supermarkt, worden gebruikt.

De afwijking betreft de omvang van de bebouwing. Nu het bouwplan niet voorziet in wijziging van deze omvang, noch de bouwkundige aard van het gebouw, is geen vergroting van de bestaande afwijking voorzien. De bouwwerkzaamheden, bestaande uit wijziging van de indeling van het gebouw en verplaatsing van de entree in de voorgevel, gaan evenmin een gedeeltelijke vernieuwing te boven. Het betoog leidt echter niettemin niet tot het ermee beoogde doel. Daartoe wordt als volgt overwogen.

2.5. Aldi betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte bij de beoordeling van de aanvraag heeft betrokken dat het bouwplan niet in voldoende ruimte voor laden en lossen voorziet, nu het bij besluit van 6 november 1983 aan B. en W. Supermarkten B.V. bouwvergunning heeft verleend voor het realiseren van een supermarkt in het gebouw. In elk geval heeft zij miskend dat wel in voldoende ruimte voor laden en lossen is voorzien. Tot slot heeft zij miskend dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren om krachtens artikel 2.5.30, vierde lid, ontheffing van de bouwverordening te verlenen, aldus Aldi.

2.5.1. Ingevolge de bepaling moet, indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Ingevolge het vierde lid, aanhef en onder a en b, voor zover van belang, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van die bepaling, indien het voldoen eraan door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

2.5.2. De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college de omstandigheid dat het bouwplan volgens hem niet voorziet in voldoende ruimte voor laden en lossen niet bij de besluitvorming mocht betrekken, omdat voorheen in het gebouw een supermarkt was gevestigd en daarvoor toestemming was verleend. Iedere aanvraag om bouwvergunning moet ook aan de bouwverordening worden getoetst aan de hand van de op dat moment bestaande feiten en omstandigheden.

De rechtbank heeft evenzeer terecht in hetgeen Aldi in beroep heeft aangevoerd geen grond gevonden voor het oordeel dat het college de ruimte voor laden en lossen van goederen in redelijkheid niet onvoldoende heeft kunnen achten. Voorzien is dat voor het laden en lossen van goederen van de voor het gebouw gelegen parkeerhavens gebruik wordt gemaakt. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat dat ongewenst is, omdat het een verkeersonveilige situatie tot gevolg zal hebben, mede omdat tussen de parkeerhavens en het gebouw een fietspad is gelegen. Voorts zullen auto's gedurende het laden en lossen geen gebruik kunnen maken van de parkeerhavens, hetgeen tot opstoppingen kan leiden. Daarbij lopen hulpdiensten een verhoogd risico dat zij in hun doorgang op de Kennemerstraatweg, een provinciale doorgaande weg, worden belemmerd. Dat, naar Aldi stelt, de parkeerhavens voor het laden en lossen slechts in de ochtenduren kortdurend gebruikt zullen worden, brengt niet mee dat geoordeeld moet worden dat het college zich niet aldus gemotiveerd op dat standpunt heeft kunnen stellen. Dat de parkeerhavens, als gesteld, voorheen gebruikt werden voor het laden en lossen van goederen voor de supermarkt die van 1983 tot 2001 in het gebouw was gevestigd, leidt niet tot een ander oordeel. Daargelaten dat dit voor de beoordeling of thans in voldoende laad- en losruimte is voorzien niet van belang is, is aannemelijk gemaakt dat die supermarkt destijds met name aan de achterzijde van het gebouw werd bevoorraad. Voorts heeft het college toegelicht dat de verkeerssituatie ter plaatse na 2001 is gewijzigd.

De rechtbank heeft evenzeer terecht geen bijzondere omstandigheden, als bedoeld in artikel 2.5.30, vierde lid, aanhef en onder a, van de bouwverordening, door Aldi aannemelijk gemaakt geacht. Dat, naar zij stelt, geen van de aan de Kennemerstraatweg gevestigde ondernemingen aan het vereiste van voldoende laad- en losruimte voldoet, is dat niet. Het college heeft in dit verband toegelicht dat die ondernemingen niet te vergelijken zijn met een supermarkt. Het betreffen uitsluitend kleinschalige en dienstverlenende ondernemingen die niet of in mindere mate dan een supermarkt bevoorraad worden.

2.5.3. Nu het bouwplan in strijd met de bouwverordening is, was het college, gelet op het bepaalde in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Woningwet, gehouden bouwvergunning voor het bouwplan te weigeren.

Het betoog faalt.

2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.

w.g. Loeb w.g. Van Driel

voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2010

17-552.