Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 30-11-2011, BU6456, 09/758112-11

Rechtbank 's-Gravenhage, 30-11-2011, BU6456, 09/758112-11

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
30 november 2011
Datum publicatie
30 november 2011
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2011:BU6456
Formele relaties
Zaaknummer
09/758112-11

Inhoudsindicatie

Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee woningovervallen die kort na elkaar hebben plaatsgevonden. Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummer 09/758112-11

Datum uitspraak: 30 november 2011

Tegenspraak

(Promis)

De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],

adres: [adres],

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, locatie Zoetermeer.

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 november 2011.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Vogelenzang en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. N.F. Hoogervorst, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

De slachtoffers hebben ter terechtzitting gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2. De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met

een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke

toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [X-straat] 56 200

euro, althans enig geldbedrag, en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed,

geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [B], in elk

geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld

en/of bedreiging met geweld tegen die [A] en/of die [B], gepleegd

met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken

en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)

hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te

verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:

- met kracht de woning induwen van die [B] en/of

- richten en/of tonen van een of meer (op een) vuurwapen(s) (gelijkend(e)

voorwerp(en)) op/aan die [B] en/of die [A] en/of

- vastbinden van de polsen van die [B] en/of die [A] met tyrips

en/of

- vastpakken van die [B] in haar gezicht en/of

- toevoegen van de woorden aan die [B] en/of die [A]: "Je moet

gaan zitten" en/of "Je moet je kop houden"en/of "We gaan je vastbinden" en/of

"Ga liggen" en/of "Je gaat niemand inschakelen, anders weten we je wel te

vinden. We weten nu ook je naam. Dan komen we met nog meer mensen.", althans

woorden van gelijke aard en/of strekking;

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

2.

hij op of omstreeks 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met

een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke

toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [X-straat] 156 een

portomonnee met inhoud en/of een Apple laptop en/of huistelefoon (Philips)

en/of een mobiele telefoon (van Sony Ericson), in elk geval enig goed, geheel

of ten dele toebehorende aan [C], in elk geval aan een ander of

anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd

voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met

geweld tegen die [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor

te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad

aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,

hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke

bedreiging met geweld bestond(en) uit het:

- onverhoeds en/of hard duwen tegen de voordeur waardoor die [C] ten val

kwam en/of

- vastpakken van de polsen van die [C] op zijn rug en/of

- bedekken van het hoofd/gezicht van die [C] (waardoor hij geen

zicht meer had) en/of

- toevoegen van de woorden: "Ga op de bank zitten met je hoofd naar beneden"

en/of "naar beneden kijken" althans woorden van gelijke aard en/of strekking;

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

3.

hij op of omstreeks 09 mei 2011 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging

met anderen of een ander, althans alleen, een wapen van categorie III, te

weten een (doorgeladen) (omgebouwd gas-alarm) pistool van het merk [merk], model

[model], kaliber 6.35 mm, en/of munitie van categorie III, te weten zeven,

althans één of meer patronen van het kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

betekenis te zijn gebezigd;

art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

4.

hij op of omstreeks 09 mei 2011 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met

anderen of een ander, althans alleen, een geluidsdemper van een vuurwapen,

zijnde een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 3,

voorhanden heeft gehad;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

betekenis te zijn gebezigd;

art 13 lid 1 Wet wapens en munitie.

3. Inleiding

Deze zaak gaat over twee gewapende woningovervallen die op 9 mei 2011 kort achter elkaar hebben plaatsgevonden. Niet ter discussie staat of verdachte bij de feiten 1 en 2 betrokken is geweest. De vragen die de rechtbank heeft te beantwoorden zijn of verdachte als medepleger van de feiten 3 en 4 kan worden aangemerkt en of er mogelijk sprake is van een strafuitsluitingsgrond ten aanzien van het handelen van verdachte.

4. Bewijsoverwegingen

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de feiten 1 en 2 bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit aangezien haar cliënt - kort samengevat - niet enige macht van betekenis over het wapen heeft gehad.

4.3 De beoordeling van de tenlastelegging1

Ten aanzien van de feiten 1 en 2

Op 9 mei 2011 heeft [B] aangifte2 gedaan van een overval die dag op haar woning aan de [X-straat] 56 te Den Haag. Zij heeft verklaard3 dat zij de deur heeft open gedaan toen er werd aangebeld. Zij zag een man staan met een TNT-shirt aan en een doos in zijn handen. Deze man, hierna dader 1, duwde haar hardhandig de gang in en trok een vuurwapen dat hij op haar gericht en zwaaiend voor haar gezicht hield4. Aangeefster werd tevens hardhandig in haar gezicht vastgepakt in een poging haar het gillen te beletten, dader 1 riep meerdere malen dat aangeefster haar mond moest houden. Aangeefster zag vervolgens dat een tweede man, hierna dader 2, achter haar langs was gelopen en in de woonkamer stond. Haar man kreeg een pistool op zijn hoofd en er werd tegen haar geroepen: Je moet gaan zitten en Je moet je kop houden. Aangeefster hoorde dat er vervolgens werd geroepen: We gaan je vastbinden. Zowel de handen van aangeefster als die van haar man werden daarop op hun rug vastgebonden met tie-wraps. Beide daders hadden een pistool5. Dader 1 was "a-relaxed", hij zei op kleinerende toon regelmatig tegen haar en haar man: Ga liggen....Je moet je bek houden....Je moet je kop houden. Aangeefster zag dat dader 1 het rijbewijs van haar man pakte en geld in zijn portemonnee stopte. Dader 1 zei vervolgens: Je gaat niemand inschakelen, anders weten we je te vinden....We weten nu ook je naam....Dan komen we met nog meer mensen. Aangeefster heeft verklaard dat dader 2 "relaxed" en rustig was en weinig tot niets heeft gezegd6. Hij zwaaide ook met een pistool.

Beide daders liepen om beurten de woning uit, dader 1 zei vervolgens: Ik ga de rest erbij halen. Dader 2 voerde met zijn mobiele telefoon in de gang een gesprek in de Spaanse taal7. Aangeefster zag vervolgens dat dader 1 terugkwam in de woning en ze hoorde hem zeggen dat ze verkeerd zaten8. Dader 2 verliet de woning en kwam niet meer terug. Dader 1 verliet daarna de woning en aangeefster hoorde hem vervolgens aankloppen aan de voordeur van de buurman. Op dat moment zag aangeefster nog een man, hierna dader 3, in haar woning9. Deze man kwam de gang inlopen tot aan de deur van de woonkamer, ter hoogte van het raam bij de deur. Aangeefster zag dat dader 3 de woonkamer inkeek en dat hij vervolgens wegliep.

Voorts heeft op 9 mei 2011 [A] aangifte10 gedaan van een overval op de woning [X-straat] 56 te Den Haag. Hij heeft verklaard dat hij in de badkamer was toen er aan de deur werd gebeld. Hij hoorde dat zijn partner, [B], open deed en een pakket aannam. Daarna hoorde hij haar gillen. Aangever rende naakt en nog nat onder de douche vandaan, de gang in waar een vuurwapen op zijn hoofd werd gericht door dader 1.

Aangever omschrijft deze man als de 'leider'. Dader 2, de 'rustige man', was eveneens gewapend en hij kwam met de partner van aangever de woning in. Aangever en zijn partner moesten onder dreiging van vuurwapens plaats nemen in de woonkamer en zij werden vervolgens vastgebonden met tie-wraps. Dader 1, de leider, begon vervolgens vragen te stellen over de 'Colombiaan', over rekeningen die betaald moesten worden en dat zij geld kwamen halen. Aangever en zijn partner hadden aangegeven dat de daders op het verkeerde adres waren en dat hun buurman een Colombiaanse meneer was. Aangever heeft vervolgens verklaard dat dader 1 en dader 2 - na meerdere malen naar derden te hebben gebeld - beseften dat zij verkeerd waren. Dader 1 had geld, 4 briefjes van 50 euro, van tafel gepakt en vervolgens ook het rijbewijs van aangever. Hij zei tegen aangever: Ik heb dit ....ik weet je altijd te vinden.

Op 17 september 2011 hebben zowel aangever [B] als aangever [A] op politiefoto's de verdachte en medeverdachte [Y] herkend als de daders van de overval.

Aangeefster [B] herkende op foto 1 verdachte [verdachte] als degene die haar door de gang heeft gezwiept en een pistool op haar had gericht. Hij had haar ook vastgebonden en hij vertoonde de meeste agressie11.

Ten aanzien van foto 2 (medeverdachte [Y]) heeft zij verklaard: Ik vind het echt een sukkel. Ik had het idee dat hij een meeloper was. Hij zei: sorry, ik zou niet in jullie schoenen willen staan. Hij had ook een vuurwapen waar hij niet zozeer mee op mij richtte maar meer op mijn man [A]. Hij had een vuurwapen met een ding op de loop.

Aangever [A] noemde de man van foto 1 ([verdachte]) de hoofddader12. Hij kwam als eerste binnen en had een pistool op zijn hoofd gezet. Hij had de leiding en bepaalde wat er gebeurde. Hij had zijn rijbewijs en het contante geld meegenomen. Hij dreigde dat hij aangever wist te vinden. Op een gegeven moment had hij (verdachte [verdachte]) witte stoffen handschoenen aangetrokken en zijn vuurwapen doorgeladen.

De man van foto 2 (medeverdachte [Y]) was de andere dader. Hij sprak niet veel en vervoerde spullen in zijn rugzak waaronder tie-wraps en een dikke rol tape. Hij had ook een vuurwapen. Hij was rustig en niet intimiderend. Hij heeft mij ook een fles limonade aangegeven. Hij was een meeloper, aldus aangever [A].

Daarnaast heeft [C] op 9 mei 2011 aangifte gedaan13 van een overval op zijn woning aan de [X-straat] 156 te Den Haag. Hij heeft verklaard dat er werd gebeld en dat er, toen hij opendeed, hard tegen de deur werd geduwd waardoor hij achterover op de grond viel14. Hij voelde dat zijn handen werden vastgepakt op zijn rug en dat hij iets over zijn hoofd kreeg waardoor het donker voor zijn ogen werd. Hij moest vervolgens op de bank gaan zitten met zijn hoofd naar beneden. Hij hoorde een persoon vragen: Waar is je geld en Waar is je portemonnee. Hij hoorde verschillende mensen in zijn huis rondlopen die aan het zoeken waren. Op een gegeven moment hoorde hij iemand tegen hem zeggen: naar beneden kijken. Toen ze vertrokken waren zag aangever dat zijn hele huis was doorzocht en dat zijn laptop was weggenomen. Voorts zag hij dat zijn huistelefoon, zijn mobiele telefoon alsmede zijn portemonnee met inhoud waren weggenomen15.

Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij bij beide overvallen betrokken is geweest. Hij droeg een TNT-jas, deed zich voor als postbode en zorgde dat de deur werd geopend. Ook heeft hij verklaard dat hij een balletjespistool in zijn broeksriem had.

De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte samen met anderen de feiten 1 en 2 heeft gepleegd.

Ten aanzien van de feiten 3 en 4

Kort na de woningovervallen is door medeverdachte [Y] in de achtertuin van perceel [x-straat] 25 te Den Haag een rugzak gegooid.16 Nabij deze rugzak is in deze tuin een vuurwapen aangetroffen.17 Op een in de rugzak aangetroffen telefoontoestel en een alcoholtester zijn DNA-monsters die matchen met het DNA van verdachte aangetroffen.18 In de rugzak is tevens een geluidsdemper aangetroffen.

In het proces-verbaal van de ploeg wapens, explosieven en narcotica19 staat over het wapen

dat in de achtertuin van perceel [X-straat] 25 te Den Haag is aangetroffen, het volgende beschreven.

Soort wapen: omgebouwd gas-alarmpistool, merk [merk], model [model], kaliber 6.35 mm. In het vuurwapen bevond zich een patroonmagazijn met daarin 6 scherpe 6.35 mm patronen. Tevens bleek dat er zich een scherpe 6.35 mm patroon in de kamer van het vuurwapen bevond. Het vuurwapen was dus doorgeladen. Uit onderzoek is gebleken dat de slagpin van het vuurwapen niet functioneert en dat derhalve niet met het vuurwapen kan worden geschoten. Betreft vuurwapen categorie III20.

Munitie: soort: volmantelpatronen, merk [merk], kaliber 6.35 mm, 7 stuks. Betreft munitie van categorie III21.

In het proces-verbaal van de ploeg wapens, explosieven en narcotica22 staat over de geluiddemper die in de rugtas zat die naast het vuurwapen in de achtertuin van perceel [X-straat] 25 te Den Haag is aangetroffen, het volgende beschreven.

Het wapen is een geluiddemper als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder f, van de Regeling Wet wapens en munitie en is geschikt om bevestigd te worden op een omgebouwd gas-alarmpistool van het merk [merk], model [model], zijnde een vuurwapen. De aangetroffen geluiddemper is gepast op het aangetroffen vuurwapen en de geluiddemper bleek zonder problemen te kunnen worden aangebracht op voornoemd vuurwapen. Deze geluiddemper van een vuurwapen is een voorwerp in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 3, van de Wet wapens en munitie23.

Medeverdachte [Y] droeg het omgebouwde gas-alarmpistool tijdens de woningovervallen op 9 mei 2011 bij zich en heeft dit wapen ook getoond. Verdachte had eveneens een -op een vuurwapen gelijkend- pistool bij zich en ook hij heeft dit pistool getoond tijdens de woningovervallen24.

Medeverdachte [Y] heeft verklaard dat tijdens de voorbespreking van de woningoverval met verdachte is gesproken over het gebruik van wapens25. Ten aanzien van het gas-alarmpistool en de geluidsdemper heeft medeverdachte [Y] verklaard dat hij deze heeft opgehaald bij een vriend van hem26. Hij heeft verklaard dat toen verdachte hem de rugzak gaf hij even langs iemand moest om een "ding", hiermee bedoelt hij een omgebouwd alarmpistool, te halen. Medeverdachte [Y] geeft aan dat zij toen langs die vriend van hem zijn gereden en dat hij vervolgens het wapen en de geluidsdemper in de rugzak heeft gedaan.

Medeverdachte [Y] heeft voorts verklaard dat hij voorafgaand aan de overvallen, in de auto, wist dat verdachte een pistool bij zich had, dat er heel echt uit zag. Verdachte had daarover gezegd dat hij "dat ding" bij zich had27.

Medeverdachte [Y] heeft verder verklaard dat op het moment dat hij uit de lift stapte hij het pistool uit zijn rugzak heeft gepakt en in zijn broeksband heeft gedaan. Verdachte deed in de lift hetzelfde met zijn pistool28.

De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in samenhang met de gebezigde bewijsmiddelen bij de feiten 1 en 2, kan worden afgeleid dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen en een geluiddemper voorhanden heeft gehad (zie HR 5 juni 2007, LJN BA1760).

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat:

1.

hij op 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [X-straat] 56 200 euro en een rijbewijs, toebehorende aan [A] en [B], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [A] en die [B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:

- met kracht de woning induwen van die [B] en

- richten en tonen van vuurwapens op/aan die [B] en die [A] en

- vastbinden van de polsen van die [B] en die [A] met tie-wraps en

- vastpakken van die [B] in haar gezicht en

- toevoegen van de woorden aan die [B] en die [A]: "Je moet gaan zitten"

en "Je moet je kop houden" en "We gaan je vastbinden" en "Ga liggen" en "Je gaat

niemand inschakelen, anders weten we je wel te vinden. We weten nu ook je naam. Dan

komen we met nog meer mensen.";

2.

hij op 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [X-straat] 156 een portemonnee met inhoud en een Apple laptop en een huistelefoon (Philips) en een mobiele telefoon (van Sony Ericson), toebehorende aan [C], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het:

- onverhoeds en hard duwen tegen de voordeur waardoor die [C] ten val kwam en

- vastpakken van de polsen van die [C] op zijn rug en

- bedekken van het hoofd/gezicht van die [C] (waardoor hij geen zicht meer

had) en

- toevoegen van de woorden: "Ga op de bank zitten met je hoofd naar beneden" en "naar

beneden kijken";

3.

hij op 09 mei 2011 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, te weten een (doorgeladen) (omgebouwd gas-alarm) pistool van het merk [merk], model [model], kaliber 6.35 mm, en munitie van categorie III, te weten zeven patronen van het kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad;

4.

hij op 09 mei 2011 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, een geluidsdemper van een vuurwapen, zijnde een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 3, voorhanden heeft gehad.

5. De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

6. De strafbaarheid van de verdachte

6.1 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft het verweer gevoerd dat verdachte heeft gehandeld in een toestand van psychische overmacht. Verdachte had een schuld van ruim € 7.000,00 bij medeverdachte [Y]. Hij was niet in staat om deze schuld terug te betalen. [Y] voerde vervolgens de druk steeds verder op om terugbetaling af te dwingen, uiteindelijk heeft dit geleid tot bedreigingen waardoor verdachte voor zijn leven en dat van zijn twee kinderen en vrouw moest vrezen. Verdachte kon zich niet tot de politie wenden omdat hij het vermoeden had dat [Y] diverse corrupte politiecontacten had. Meedoen met een woningoverval zou inlossing van de schuld betekenen, bij niet-meedoen zouden de bedreigingen in praktijk worden gebracht. Onder deze omstandigheden kon van verdachte niet worden gevergd dat hij anders zou handelen dan hij heeft gedaan zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsvrouw.

6.2 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer dient te worden verworpen nu niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van bedreigingen jegens verdachte of zijn gezin.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank verwerpt het verweer. Zij is van oordeel dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte en zijn gezin zijn bedreigd. Medebepalend voor dit standpunt zijn de telefooncontacten die tussen verdachte en medeverdachte [Y] na de datum van de overvallen hebben plaatsgevonden. Hieruit komt geenszins een beeld naar voren van een angstige en ernstig bedreigde man. Ook de namens verdachte ter terechtzitting overgelegde dreigbrieven kunnen de rechtbank niet tot een ander oordeel brengen nu de herkomst van deze brieven op geen enkele wijze is vast te stellen.

Verdachte is derhalve strafbaar ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten.

7. De strafoplegging

7.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

7.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit de straf ten opzichte van de eis aanzienlijk te matigen.

7.3. Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee woningovervallen die kort na elkaar hebben plaatsgevonden. Deze daden zijn voor de slachtoffers uitermate intimiderend en beangstigend geweest, zij werden in hun eigen woning uit het niets geconfronteerd met gewapende mannen, vastgebonden, en voor wat betreft de slachtoffers van huisnummer 56, niet alleen verbaal maar ook met pistolen bedreigd. De gevolgen hiervan zijn ook niet uitgebleven. Uit de ter terechtzitting voorgelezen verklaring van de slachtoffers [A] en [B] blijkt dat naast lichamelijk letsel (slachtoffer [B] kan door een zenuwbeschadiging haar rechterhand nog slechts beperkt gebruiken) met name de psychische schade groot is. Het gezin is drie weken na de overval verhuisd omdat de angst en de onrust te groot waren om te blijven wonen op de plek waar zulke traumatische gebeurtenissen hadden plaatsgevonden. Voorts heeft slachtoffer [A] hulp bij PsyQ moeten zoeken voor zijn psychische klachten ten gevolge van de overval. Ook slachtoffer [C] geeft aan naast de materiële schade ook emotionele, fysieke en geestelijke klachten te hebben overgehouden aan de overval en zich minder veilig te voelen in zijn woning. Daarnaast is ook de maatschappelijke impact van dergelijke misdrijven groot, zij versterken gevoelens van angst en onveiligheid die bij de burgers leven. De rechtbank is van oordeel dat het hier om zeer ernstige feiten gaat die verdachte zwaar worden aangerekend.

Ten aanzien van de rol van verdachte overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte is als eerste de woningen binnengegaan en heeft zich met name tegenover aangevers [B] en [A] uiterst agressief en intimiderend gedragen. Hij heeft voortdurend met een wapen gedreigd en hij heeft geld en een rijbewijs weggenomen, daarbij de opmerking makend dat hij aangever hierdoor wel wist te vinden indien deze, zo begrijpt de rechtbank, de politie zou inschakelen. Dit gedrag strookt in het geheel niet met de beweringen van verdachte dat hij zich alleen maar als postbode had voorgedaan, zodat de deur zou worden geopend, en dat hij zich verder afzijdig had gehouden. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte een substantieel aandeel in beide overvallen heeft gehad en dit zal bij het bepalen van de strafmaat zijn weerslag hebben.

De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 26 mei 2011 betreffende verdachte alsmede op het reclasseringsadvies d.d. 22 augustus 2011, opgesteld en ondertekend door [reclasseringsmedewerker] en [reclasseringsmedewerker]. Geadviseerd wordt om verdachte een deels onvoorwaardelijke en deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact.

De rechtbank acht, gelet op al het vorenstaande, het opleggen van een lange gevangenisstraf onontkoombaar. Gelet op de ernst van de feiten zal deze straf de duur van vier jaren te boven gaan en is er gelet op het bepaalde in artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht geen plaats voor een voorwaardelijk deel zoals door de reclassering is geadviseerd en zoals door de raadsvrouw bepleit. De rechtbank komt gelet op straffen die doorgaans worden opgelegd bij vergelijkbare gevallen en gezien het bepaalde in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht evenwel tot een straf van kortere duur dan de officier van justitie heeft gevorderd.

8. De vorderingen van de benadeelde partijen/de schadevergoedingsmaatregel

[B] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.173,10.

[A] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4.950,39.

[C] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.138,30.

8.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [B], [A] en [C] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de hoogte van de toe te wijzen immateriële schade aan de benadeelde partij [A].

8.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [C] op het standpunt gesteld dat de schadepost die ziet op de laptop dient te worden afgewezen nu de laptop aan de benadeelde partij is dan wel zal worden teruggegeven. Met betrekking tot de overige materiële schadeposten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsvrouw bepleit aansluiting te zoeken bij het bedrag, te weten € 400,00, dat door de benadeelde partij [B] is verzocht.

De raadsvrouw acht voorts de kosten voor een nieuw rijbewijs, zoals verzocht door de benadeelde partij [A], toewijsbaar. De kosten die zien op de verhuizing van [A] en [B] dienen te worden afgewezen nu deze kosten niet in directe relatie staan tot de feiten. De verzochte immateriële schade door [A] dient sterk te worden gematigd.

8.3. Het oordeel van de rechtbank

Vordering [B]

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding met betrekking tot de kosten van adreswijziging en de kosten van verhuizing, aangezien deze kosten niet het directe gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit.

De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 400,00, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.

De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 400,00.

Vordering [A]

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding met betrekking tot de kosten van adreswijziging en de kosten van extra huur, aangezien deze kosten niet het directe gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit.

De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de legeskosten van een nieuw rijbewijs, is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.

Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 1.000,00 toewijzen. De rechtbank zal de vordering ter zake van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering niet eenvoudig van aard is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.113,45.

Vordering [C]

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding met betrekking tot de kosten van de laptop, aangezien onvoldoende is onderbouwd waaruit deze kosten bestaan, nu de laptop aan de benadeelde is dan wel zal worden teruggegeven.

De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de overige materiële kosten, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.

Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 1.000,00 toewijzen. De rechtbank zal de vordering ter zake van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering niet eenvoudig van aard is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.358,30.

De rechtbank zal voorts de door de benadeelde partijen gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 9 mei 2011 is ontstaan.

Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bedragen groot € 400,00, € 1.113,45 en € 1.358,30, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag waarop deze vorderingen zijn voldaan, ten behoeve van de respectievelijke slachtoffers [B], [A] en [C].

9. De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:

- 24c, 36f, 47, 57, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht;

- 13, 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10. De beslissing

De rechtbank,

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

ten aanzien van feit 1:

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

ten aanzien van feit 2:

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

ten aanzien van feit 3:

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

ten aanzien van feit 4:

medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van ZES JAREN;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:

[B] een bedrag van € 400,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,

[A] een bedrag van € 1.113,45, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,

[C] een bedrag van € 1.358,30, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,

bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat zij de vorderingen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;

veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van :

- een bedrag groot € 400,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [B],

- een bedrag groot € 1.113,45, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A], en

- een bedrag groot € 1.358,30, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [C];

bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van respectievelijk 8, 21 en 23 dagen;

bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;

bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij(en), dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.

Dit vonnis is gewezen door

mr. M. van Paridon, voorzitter,

mrs. G.M.G. Hink en R.A.A. Böcker, rechters,

in tegenwoordigheid van W.M.W. van Nuss, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2011.

Mr. Böcker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer LJN PL1513 2011097118, genummerd 1 tot en met 574, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen.

2 Proces-verbaal van bevindingen, p. 39 en verder

3 P. 40

4 P. 41

5 P. 44

6 P. 43

7 P. 45

8 P. 45

9 P. 43

10 P. 30 en verder

11 Proces-verbaal van bevindingen, p. 433

12 Proces-verbaal van bevindingen, p. 438

13 Proces-verbaal van aangifte, p. 19

14 P. 20

15 P. 21

16 Proces-verbaal van bevindingen, p. 67, proces-verbaal van bevindingen p. 69 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [Y] p. 183.

17 Proces-verbaal van bevindingen, p. 69.

18 Rapport NFI, p. 110-117.

19 Proces-verbaal Bureau forensische opsporing, ploeg wapens, explosieven en narcotica, p . 119.

20 Proces-verbaal Bureau forensische opsporing, ploeg wapens, explosieven en narcotica, p. 120.

21 Proces-verbaal Bureau forensische opsporing, ploeg wapens, explosieven en narcotica, p. 121.

22 Proces-verbaal Bureau forensische opsporing, ploeg wapens, explosieven en narcotica, p. 123.

23 Proces-verbaal Bureau forensische opsporing, ploeg wapens, explosieven en narcotica, p. 124.

24 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 16 november 2011.

25 Proces-verbaal verhoor medeverdachte [Y], p. 344-345.

26 Proces-verbaal van verhoor, p. 228

27 Proces-verbaal verhoor medeverdachte [Y], p. 346

28 Proces-verbaal verhoor medeverdachte [Y], p. 347 en proces-verbaal van bevindingen p. 89