Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 25-10-2012, BY1643, 22-005843-11

Gerechtshof 's-Gravenhage, 25-10-2012, BY1643, 22-005843-11

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
25 oktober 2012
Datum publicatie
30 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2012:BY1643
Formele relaties
Zaaknummer
22-005843-11
Relevante informatie
Wet wapens en munitie [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 26, Wet wapens en munitie [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 55, Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 312, Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 63

Inhoudsindicatie

De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een tweetal woningovervallen. Gedurende de woningovervallen hebben de verdachte en zijn medeverdachten een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden gehad. De verdachte heeft bij de eerste woningoverval niet geschuwd de slachtoffers met het vuurwapen te bedreigen en geweld op hen toe te passen; daarbij zijn zij in hun eigen huis met tie-wraps vastgebonden. 6 jaar gevangenisstraf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005843-11

Parketnummer: 09-758112-11

Datum uitspraak: 26 oktober 2012

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank 's-Gravenhage van

30 november 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,

[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 oktober 2012.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en is aan de verdachte de schadevergoedings-maatregel opgelegd, een en ander zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [adres] 200 euro, althans enig geldbedrag, en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:

- met kracht de woning induwen van die [slachtoffer 2] en/of

- richten en/of tonen van een of meer (op een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) op/aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of

- vastbinden van de polsen van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] met tyrips en/of

- vastpakken van die [slachtoffer 2] in haar gezicht en/of

- toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1]: "Je moet gaan zitten" en/of "Je moet je kop houden" en/of "We gaan je vastbinden" en/of "Ga liggen" en/of "Je gaat niemand inschakelen, anders weten we je wel te vinden. We weten nu ook je naam. Dan komen we met nog meer mensen.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;

2.

hij op of omstreeks 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [adres] een portomonnee met inhoud en/of een Apple laptop en/of huistelefoon (Philips) en/of een mobiele telefoon (van Sony Ericson), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:

- onverhoeds en/of hard duwen tegen de voordeur waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam en/of

- vastpakken van de polsen van die [slachtoffer 3] op zijn rug en/of

- bedekken van het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 3] (waardoor hij geen zicht meer had) en/of

- toevoegen van de woorden: "Ga op de bank zitten met je hoofd naar beneden" en/of "naar beneden kijken" althans woorden van gelijke aard en/of strekking;

3.

hij op of omstreeks 09 mei 2011 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een (doorgeladen) (omgebouwd gas-alarm) pistool van het merk BBM, model Me 8 Police, kaliber 6.35 mm, en/of munitie van categorie III, te weten zeven, althans één of meer patronen van het kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad;

4.

hij op of omstreeks 09 mei 2011 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een geluidsdemper van een vuurwapen, zijnde een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 3, voorhanden heeft gehad.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Vrijspraak ten aanzien van feit 4

Het hof is - anders dan de advocaat-generaal en met de verdediging - van oordeel dat uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de geluiddemper was bevestigd op het vuurwapen van de verdachte of medeverdachte. Noch is komen vast te staan dat de verdachte de geluiddemper heeft gezien of anderszins wist dat de geluiddemper zich in de rugzak bevond die een van de medeverdachten op 9 mei 2011 bij zich had.

Derhalve is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [adres] 200 euro een rijbewijs, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:

- met kracht de woning induwen van die [slachtoffer 2] en

- richten en tonen van een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] en

- vastbinden van de polsen van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] met tie-wraps en

- vastpakken van die [slachtoffer 2] in haar gezicht en

- toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1]: "Je moet gaan zitten" en "Je moet je kop houden" en "We gaan je vastbinden" en "Ga liggen" en "Je gaat niemand inschakelen, anders weten we je wel te vinden. We weten nu ook je naam. Dan komen we met nog meer mensen.";

2.

hij op 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [adres] een portomonnee met inhoud en een Apple laptop en een huistelefoon (Philips) en een mobiele telefoon (van Sony Ericson), toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:

- onverhoeds en hard duwen tegen de voordeur waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam en

- vastpakken van de polsen van die [slachtoffer 3] op zijn rug en

- bedekken van het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 3] (waardoor hij geen zicht meer had) en

- toevoegen van de woorden: "Ga op de bank zitten met je hoofd naar beneden" en "naar beneden kijken";

3.

hij op 09 mei 2011 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, te weten een (doorgeladen) (omgebouwd gas-alarm) pistool van het merk BBM, model Me 8 Police, kaliber 6.35 mm, en munitie van categorie III, te weten zeven patronen van het kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op, telkens:

Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een tweetal woningovervallen. Gedurende de woningovervallen hebben de verdachte en zijn medeverdachten een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden gehad. De verdachte heeft bij de eerste woningoverval niet geschuwd de slachtoffers met het vuurwapen te bedreigen en geweld op hen toe te passen; daarbij zijn zij in hun eigen huis met tie-wraps vastgebonden.

Woningovervallen veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers alsook in de maatschappij in het algemeen, juist omdat de woning een plek is waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Slachtoffers lijden veelal geruime tijd onder de psychische gevolgen van een dergelijke ingrijpende gebeurtenis, hetgeen in de onderhavige strafzaak wordt bevestigd door de schriftelijke slachtofferverklaringen.

Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 september 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder meermalen voor geweldsdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde een strafmaatverweer gevoerd. De raadsman heeft hiertoe betoogd dat weliswaar sprake is van medeplegen van die woningoverval door de verdachte, maar dat zijn rol daarbij aanzienlijk kleiner is geweest dan de rol van de medeverdachten en kleiner dan zijn rol bij het plegen van de onder 1 ten laste gelegde gewapende woningoverval. De raadsman heeft betoogd dat de beperkte rol van de verdachte bij het plegen van feit 2 in de strafmaat tot uitdrukking dient te komen.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt. De verdachte heeft met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde woningoverval ter terechtzitting verklaard dat hij tenminste twee keer bij die woning heeft aangebeld, gekleed in de TNT jas en met een pakket in zijn handen, en ervoor heeft gezorgd dat de deur van de woning werd geopend. Als het al zo zou zijn geweest dat de verdachte zelf niet binnen is geweest in deze woning, dan nog had de verdachte, naar 's hofs oordeel, bij het aanbellen bij die woning kunnen weten wat er in die woning zou gebeuren, gelet op hetgeen zich kort daarvoor in de eerste woning heeft afgespeeld. De rol van de verdachte is ook -als het hof zou uitgaan van de lezing van verdachte daaromtrent- voor verwezenlijking van de woningoverval onder feit 2 essentieel geweest. Het hof ziet derhalve geen aanleiding hem dit feit minder zwaar aan te rekenen.

Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]

In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.173,10.

In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 400,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist, met dien verstande dat de gevorderde verhuiskosten dienen te worden afgewezen. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof.

Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 400,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve -hoofdelijk- tot dat bedrag worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.

Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 400,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].

Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]

In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 4.950,39.

In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.113,45, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist, met dien verstande dat de gevorderde verhuiskosten dienen te worden afgewezen. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof.

Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 113,45 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag

-hoofdelijk- worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van

€ 2.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve -hoofdelijk- tot dat bedrag worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.

Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.

Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.113,45, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].

Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 3]

In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 3.138,30.

In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 1.358,30.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.358,30, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.

Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 358,30 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag -hoofdelijk- worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 1.000,-. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve -hoofdelijk- tot dat bedrag worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.

Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.358,30 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3].

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 400,- (vierhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 400,- (vierhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.113,45 (tweeduizend honderddertien euro en vijfenveertig cent) bestaande uit € 113,45 (honderddertien euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 2.000,- (tweeduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 2.113,45 (tweeduizend honderddertien euro en vijfenveertig cent) bestaande uit € 113,45 (honderddertien euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 2.000,- (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 (eenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] terzake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.358,30 (duizend driehonderdachtenvijftig euro en dertig cent) bestaande uit € 358,30 (driehonderdachtenvijftig euro en dertig cent) materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van € 1.358,30 (duizend driehonderdachtenvijftig euro en dertig cent) bestaande uit € 358,30 (driehonderdachtenvijftig euro en dertig cent) materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. J.A.C. Bartels en mr. T.L. Tan, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 oktober 2012.