Home

Rechtbank Rotterdam, 10-03-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:1711, ROT 21/960

Rechtbank Rotterdam, 10-03-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:1711, ROT 21/960

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
10 maart 2022
Datum publicatie
11 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2022:1711
Zaaknummer
ROT 21/960

Inhoudsindicatie

Veelprocedeerder. Gelet op de vele procedures die eiser in dit verband al heeft gevoerd en waarvan diverse rechters hebben geoordeeld dat sprake is van misbruik van recht (bijv. ECLI:NL:RVS:2019:1655; ECLI:NL:CRVB:2022:105 en ECLI:NL:GHDHA:2021:1080), ziet de rechtbank aanleiding voor het oordeel dat ook in deze zaak sprake is van misbruik van recht, nu eiser ook in dit geval niet procedeert om enig onderliggend materieel recht te kunnen effectueren (vgl. ECLI:NL:RBROT:2021:9079, onder 5).

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 21/960

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2022 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen

en

de Minister van Justitie en Veiligheid (het College van procureurs-generaal), verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 18 januari, waarbij een aanvraag om openbaarmaking van stukken is afgewezen, ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Eiser heeft met een beroep op betalingsonmacht verzocht om ontheffing van de verplichting tot betalingen van griffierecht. De griffier heeft vooralsnog afgezien van het heffen van griffierecht.

Overwegingen

1. De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.

2. Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser wegens misbruik van recht geen ontheffing van griffierecht wordt verleend, zodat hij in verzuim is het in de zaak verschuldigde griffierecht te voldoen. Daartoe wordt het volgende overwogen.

3. Uit het beroepschrift leidt de rechtbank af dat de aanleiding van deze zaak ligt in de omstandigheid dat het openbaar ministerie besloten heeft diverse aangiftes van eiser niet meer in behandeling te zullen nemen. Uit een gesprekverslag van 9 november 2020 begrijpt de rechtbank dat eiser veelvuldig aangifte heeft gedaan en informatieverzoeken heeft gedaan inzake veronderstelde onjuiste processen-verbaal van politieambtenaren, tegen rechters, tegen advocaten, tegen jeugdhulpverleners en inzake civiele kwesties in verband met de voogdij van zijn zoon. Gelet op de vele procedures die eiser in dit verband al heeft gevoerd en waarvan diverse rechters hebben geoordeeld dat sprake is van misbruik van recht (bijv. ECLI:NL:RVS:2019:1655; ECLI:NL:CRVB:2022:105 en ECLI:NL:GHDHA:2021:1080), ziet de rechtbank aanleiding voor het oordeel dat ook in deze zaak sprake is van misbruik van recht, nu eiser ook in dit geval niet procedeert om enig onderliggend materieel recht te kunnen effectueren (vgl. ECLI:NL:RBROT:2021:9079, onder 5).

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, rechter, in aanwezigheid van

mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 10 maart 2022.

De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

griffier rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel