Home

Rechtbank Rotterdam, 14-12-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:9808, ROT 17/1513

Rechtbank Rotterdam, 14-12-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:9808, ROT 17/1513

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
14 december 2017
Datum publicatie
14 december 2017
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2017:9808
Zaaknummer
ROT 17/1513

Inhoudsindicatie

Erkenning van een inspectielocatie voor ingevoerde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong is een besluit in de zin van de Awb, nu een bedrijfsruimte daarmee de status van een officiële inspectielocatie krijgt. De NVWA heeft ook de publiekrechtelijk bevoegdheid om een erkenning af te geven.

Uitspraak

Team Bestuursrecht 1

zaaknummer: ROT 17/1513

Interfresh Airfreight Handling B.V., te Schiphol-Rijk, eiseres,

gemachtigde: mr. M. Heijsteeg,

en

gemachtigde: mr. E.M. Scheffer.

Procesverloop

Bij brief van 30 november 2015 (de brief) heeft de NVWA eiseres bericht dat zij niet zal worden erkend als inspectielocatie voor bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong.

Bij besluit van 20 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft de NVWA het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2017. Eiseres en de NVWA hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. In de bijlage bij deze uitspraak die daarvan onderdeel uitmaakt is het regelgevend kader vermeld.

2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van de NVWA dat de brief niet is gericht op enig rechtsgevolg en daarom geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is. Het feit dat eiseres geen erkenning krijgt als officiële inspectielocatie heeft enkel tot gevolg dat de bevoegde autoriteit geen officiële importcontroles komt uitvoeren bij eiseres. Het feit dat eiseres hierdoor gebruik moet maken van de diensten van omliggende bedrijven die wel zijn erkend als officiële inspectielocatie is slechts een gevolg van feitelijke aard en niet gericht op enig publiekrechtelijk rechtsgevolg.

3. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de brief van 30 november 2015 wel rechtsgevolg heeft. Op dit moment is eiseres genoodzaakt om de zendingen over te brengen naar een officiële inspectielocatie. Dit brengt extra kosten met zich mee. Indien eiseres zelf de inspecties kan uitvoeren, hoeft zij de extra kosten niet meer door te berekenen. Eiseres heeft dan ook een commercieel belang bij de officiële erkenning. Daar komt bij dat in de brief van 30 november 2015 een bezwaarclausule is opgenomen. Volgens eiseres blijkt hieruit dat verweerder de brief aanvankelijk als besluit heeft bedoeld.

4.1.

Naar het oordeel van de rechtbank is de brief wel een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste en tweede lid, van de Awb. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking.

4.2.

Uit artikel 1:3, eerste lid, van de Awb volgt dat een besluit een schriftelijke beslissing is van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een beslissing heeft rechtsgevolg, indien zij erop is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel een juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen (zie bijvoorbeeld ABRvS 21 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2525). Uit het tweede lid volgt dat een beschikking een besluit is dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.

4.3.

Uit artikel 17, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 882/2004 volgt dat de lidstaten voor de officiële controles van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong specifieke punten van binnenkomst moeten aanwijzen op hun grondgebied die toegang hebben tot passende controlefaciliteiten voor de verschillende soorten diervoeders en levensmiddelen. In Artikel 2 van de Warenwetregeling invoer levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong (verordening (EG) 669/2009) (Warenwetregeling) is onder meer Schiphol aangewezen als specifiek punt van binnenkomst. In artikel 3 van de Warenwetregeling is de NVWA aangewezen als de autoriteit in de zin van onder meer de artikelen 5 en 19 van Verordening (EG) nr. 669/2009. Laatstgenoemde bepalingen zien op het bekend maken en bijhouden van een lijst van aangewezen punten van binnenkomst en op het ter vervanging van een aangewezen punt van binnenkomst, dat niet beschikt over de vereiste voorzieningen om de materiële controles uit te voeren, tijdelijk aanwijzen van een ander door de bevoegde autoriteit daartoe gemachtigd controlepunt in dezelfde lidstaat en dit bekend maken.

4.4.

Ter invulling van de in artikelen 2 en 3 van de Warenwetregeling aangewezen specifieke punten van binnenkomst heeft de NVWA deze punten geografisch afgebakend in het Voorschrift officiële inspectielocatie (INV PR 10). In de Procedure officiële inspectielocatie (INV PR 04) heeft de NVWA neergelegd dat en hoe een aanvraag kan worden ingediend om een bedrijfsruimte aan te merken – dat wil zeggen te erkennen – als inspectielocatie en hoe die aanvraag wordt beoordeeld. Laatstgenoemde documenten die op 1 oktober 2014 door de NVWA zijn vastgesteld vormen geen wettelijke voorschriften, maar zijn beleidsdocumenten. De NVWA geeft de erkenning af als is voldaan aan een aantal voorwaarden die onder meer betrekking hebben op de geografische ligging, de hygiënische omstandigheden en de geschiktheid van de vestigingslocatie. Indien niet of niet langer aan deze voorwaarden wordt voldaan zal de NVWA de erkenning afwijzen dan wel intrekken. Met de afwijzing van de door eiseres aangevraagde erkenning is het rechtsgevolg in het leven geroepen dat eiseres niet de status van officiële inspectielocatie verkrijgt. Hierdoor is eiseres genoodzaakt haar goederen te laten controleren bij andere bedrijven die wel zijn erkend als officiële inspectielocatie. Dit brengt extra kosten met zich mee. Indien eiseres zelf een erkenning heeft, bespaart zij niet alleen kosten, maar kan zij ook een officiële inspectielocatie voor andere bedrijven zijn.

4.5.

Gelet op de in artikel 3 van de Warenwetregeling neergelegde aanwijzing van de NVWA als autoriteit ter zake van onder meer de artikelen 5 en 19 van Verordening (EG) nr. 669/2009 in combinatie met de door de NVWA vastgestelde Procedure officiële inspectielocatie (INV PR 04) is naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een publiekrechtelijke bevoegdheid van de NVWA om een beslissing te nemen op een verzoek om een bedrijfsruimte te erkennen als inspectielocatie. Voorts brengt de erkenning van inspectielocatie rechtsgevolgen met zich, omdat daarmee een juridische status van een zaak wordt vastgesteld, in die zin dat dit tot gevolg heeft dat op die locatie goederen in de zin van artikel 15 van de Verordening (EG) nr. 882/2004 ter inspectie kunnen worden aangeboden. Dat een inspectie en ook de weigering een inspectie te verrichten een feitelijke handeling vormt (CBb 7 januari 2011, ECLI:NL:CBB:2011:BP0967) doet daar niet aan af, omdat de bevoegdheid die hier voorligt niet daarop ziet, maar ziet op het erkennen van een bedrijfsruimte als locatie waarin die feitelijke handelingen kunnen plaatshebben (vergelijk CBb 24 juni 2011, ECLI:NL:CBB:2011:BR5445 en CBb 21 februari 2014, ECLI:NL:CBB:2014:89).

4.6.

Nu een erkenning een besluit is, volgt uit het tweede lid van artikel 1:3 van de Awb dat de afwijzing van de aanvraag om een erkenning eveneens een besluit is.

5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de NVWA het bezwaar van eiseres ten onrechte niet‑ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal hierna bezien of er aanleiding is om zelf in de zaak te voorzien.

6. In Bijlage 2 bij het Voorschrift officiële inspectielocatie (INV PR 10) heeft de NVWA met een geografische beschrijving en een kaart nader uiteengezet wat onder luchthaven Schiphol wordt verstaan waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de eerste linie (airside) en de tweede linie (het gebied daaromheen, de achterliggende douane entrepots van de afhandelaars en expediteurs). De NVWA heeft daarbij toegelicht dat vanwege de risico’s voor mens, plant en dier het van belang is dat goederen die in afwachting zijn van de keuringsuitslagen zo dicht mogelijk bij de haven van binnenkomst blijven, zodat zij zo snel mogelijk weer terug kunnen naar het land van herkomst als zij worden afgekeurd. Daarnaast is het, zo heeft de NVWA toegelicht, voor de omvang van de officiële controles van belang dat het aantal officiële controlelocaties beperkt blijft en zich in een beperkt gebied bevinden. Voorts is punt 30 van de considerans bij de Verordening (EG) 882/2004 van belang, waarin staat vermeld:

“Om een meer efficiënte organisatie van de officiële controles van diervoeders en levensmiddelen uit derde landen te verzekeren en om de handelsstromen te vergemakkelijken kan het nodig zijn specifieke punten van binnenkomst aan te wijzen voor diervoeders en levensmiddelen uit derde landen die naar het grondgebied van de Gemeenschap worden ingevoerd. Zo kan het ook noodzakelijk zijn voorafgaande kennisgeving te verlangen van de aankomst van goederen op het grondgebied van de Gemeenschap. Gewaarborgd moet worden dat elk specifiek punt van binnenkomst toegang heeft tot adequate faciliteiten om controles binnen een redelijke tijdslimiet te verrichten.”

Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de NVWA in het Voorschrift officiële inspectielocatie (INV PR 10) tot een redelijke uitleg is gekomen van wat onder luchthaven Schiphol moet worden verstaan.

7. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres is gevestigd buiten de tweede linie, zodat zij vanwege haar geografische ligging niet kan worden erkend als officiële inspectielocatie. Het betoog van eiseres dat de NVWA in het kader van een belangenafweging voor haar een uitzondering moet maken, omdat zij niet ver buiten de tweede linie is gevestigd, wordt gelet op wat hiervoor is overwogen niet gevolgd. Dat [Naam onderneming] wel een erkenning heeft, terwijl zij ook buiten de tweede linie is gevestigd, betekent niet dat de NVWA gehouden is voor eiseres een uitzondering te maken, nu dit bedrijf al een erkenning had voordat de NVWA het Voorschrift officiële inspectielocatie (INV PR 10) had vastgesteld. Die erkenning hing samen met de omstandigheid dat destijds nog onduidelijkheid bestond over de grens van de tweede linie, om welke reden de NVWA het betrokken voorschrift heeft vastgesteld.

8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de NVWA aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

9. De rechtbank veroordeelt de NVWA in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt het bestreden besluit;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, wat in dit geval inhoudt dat de bezwaren tegen de brief ongegrond worden verklaard;

-

bepaalt dat de NVWA aan eiseres het betaalde griffierecht van € 333,00 vergoedt;

-

veroordeelt de NVWA in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990.-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M.J. Rouwers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2017.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel