Home

Rechtbank Limburg, 03-06-2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:4805, 3031242 CV EXPL 14-5226

Rechtbank Limburg, 03-06-2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:4805, 3031242 CV EXPL 14-5226

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
3 juni 2015
Datum publicatie
8 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2015:4805
Zaaknummer
3031242 CV EXPL 14-5226

Inhoudsindicatie

Opvolgend werkgeverschap na faillissement? Bodemzaak. Met toepassing van de voorwaarden die de Hoge Raad op 11 mei 2012 in het Van Tuinen-arrest heeft gegeven wordt die vraag door de kantonrechter bevestigend beantwoord.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 3031242 CV EXPL 14-5226

MD

Vonnis van de kantonrechter van 3 juni 2015

in de zaak van:

[eiseres],

wonend [adres],

[woonplaats],

eisende partij,

gemachtigde aanvankelijk mr. I.J.J. Botty, thans mr. E.G.M.G. Huntjens,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

groen ozl B.V.,

gevestigd en kantoorhoudend te Heerlen,

gedaagde partij,

gemachtigden mr. I. Swennen en mr. J.J.M.C. Huppertz.

Partijen zullen hierna [eiseres] en Groen OZL worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 22 oktober 2014 waarin onder meer een comparitie van partijen is gelast;

- de aanvullende producties van de zijde van [eiseres] ten behoeve van de comparitie van partijen;

- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 3 december 2014;

- de pleitnotitie met één productie zijdens [eiseres];

- de conclusie van repliek met producties;

- de conclusie van dupliek met producties;

- de akte waarin [eiseres] heeft gereageerd op de bij dupliek door Groen OZL overgelegde producties.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken en voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.

2.2.

[eiseres] is op 1 januari 1991 bij de rechtsvoorgangster van de naamloze vennootschap Licom N.V. (hierna: Licom) in dienst getreden. Met ingang van 1 september 1996 is [eiseres] krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij Licom in dienst getreden, onder toepasselijkheid van de CAO Licom.

2.3.

Licom is in 1996 opgericht door elf in de gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg, hierna te noemen GR-WOZL, deelnemende gemeenten binnen Parkstad en Heuvelland. Ook GR-WOZL is door deze elf gemeenten opgericht. Kort gezegd voert GR-WOZL namens deze gemeenten de Wet Sociale Werkvoorziening (hierna: wsw) uit. Kerntaak van GR-WOZL was het omzetten van onder meer subsidiegeld in werkgelegenheid voor wsw-ers via opdrachtverlening aan uitvoeringsorganisaties. De wsw-er heeft een formele arbeidsovereenkomst met GR-WOZL, maar het materiële werkgeverschap ligt bij een uitvoeringsorganisatie. GR-WOZL fungeerde als wsw-beheerorganisatie. Licom was één van die uitvoeringsorganisaties. Bij Licom waren laatstelijk 187 personen zonder wsw-indicatie werkzaam die de uitvoering van de wsw verzorgden. Dit betreft de zogenoemde cao-ers, waartoe ook [eiseres] behoorde.

2.4.

Op 19 oktober 2012 is Licom in staat van faillissement verklaard.

2.5.

GR-WOZL heeft vervolgens met de curatoren in het faillissement van Licom (mr. F.W. Udo en mr. H.E.C. [naam werknemer Licom 2]) onderhandeld. Die onderhandelingen hebben er uiteindelijk toe geleid dat GR-WOZL een groot deel van de activiteiten van Licom overnam. Daartoe is op 23 oktober 2012 een koopovereenkomst gesloten tussen de curatoren van Licom enerzijds en de besloten vennootschap in oprichting WOZL 1 (de koper) en (GR-) WOZL anderzijds. In die koopovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

“(…)

B. De CAO’ers:

1. Koper biedt aan 115 zogenaamde CAO’ers (zijnde de werknemers die krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht binnen Licom (en haar deelnemingen) werkzaam zijn) een baan aan voor één jaar, tegen nagenoeg dezelfde arbeidsvoorwaarden als thans het geval is, ook indien een dergelijke werknemer onder een CAO werkzaam zal worden. Bij gebleken geschiktheid zal Koper dergelijke CAO’ers een overeenkomst voor onbepaalde tijd aanbieden. Koper zal zich naar beste vermogen inspannen om 115 arbeidsovereenkomsten te sluiten. Koper draagt het risico voor het geval de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd na ommekomst niet van rechtswege eindigen. Indien het initieel aanbod door minder dan de 115 initieel beoogde CAO’ers wordt aanvaard, zal Koper zich serieus inspannen om het mindere te rekruteren uit de groep die geen deel uitmaakte van de initiële groep, alles met het doel om tot arbeidsovereenkomsten te geraken met 115 CAO’ers.

2. De arbeidsovereenkomsten met de CAO’ers gaan in met terugwerkende kracht op

19 oktober 2012 te 0.00 uur.

3. De curator geeft geen garantie op het feit dat werknemers ook daadwerkelijk bij Koper in dienst willen treden. Indien dan ook niet die werknemers die Koper op het oog heeft bij hem in dienst treden, leidt zulks niet tot aanpassing van de Koopprijs.

4. Deze aanbiedingen zullen ten laatste worden gedaan op vrijdag 26 oktober 2012.

(…)”.

2.6.

Ten gevolge van het faillissement van Licom kwamen de uitvoeringswerkzaamheden ten behoeve van de wsw’ers bij GR-WOZL te liggen: WOZL transformeerde van een wsw-beheerorganisatie naar – tevens - een wsw-uitvoeringsorganisatie. De activiteiten van Licom werden in tien afzonderlijke besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid ondergebracht. GR-WOZL is enig bestuurder en aandeelhouder van deze besloten vennootschappen. Groen OZL is één van deze besloten vennootschappen.

2.7.

Bij brief van 23 oktober 2012 is door onder meer GR-WOZL aan [eiseres] bericht:

“Geachte mevrouw [eiseres],

Naar aanleiding van het faillissement van uw werkgever, LICOM NV, kunnen wij u meedelen dat het Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid Limburg (hierna: WOZL) een overeenkomst heeft gesloten met de curatoren (kantonrechter: de in rechtsoverweging 2.5. van dit vonnis vermelde koopovereenkomst). In deze overeenkomst is afgesproken dat WOZL een aantal activiteiten overneemt. Om de continuïteit van deze activiteiten zo goed als mogelijk te waarborgen is er tevens afgesproken dat WOZL 115 voormalig cao-medewerkers van LICOM NV een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zal aanbieden.

Wij delen u mede dat u tot deze groep behoort en wij doen u hierbij het navolgende aanbod:

-

U krijgt een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht aangeboden voor de duur van 1 jaar.

-

De arbeidsovereenkomst gaat met terugwerkende kracht in per 19 oktober 2012 en eindigt van rechtswege, zonder dat daartoe opzegging is vereist, per 18 oktober 2013.

-

Bij gebleken geschiktheid en indien dit bedrijfseconomisch mogelijk is, zal na ommekomst van het jaar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd worden aangeboden.

-

Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing.

-

U wordt benoemd in de functie van administratief medewerker algemeen.

-

In deze functie bent u werkzaam bij Groen OZL B.V.

-

(…)

-

Uw bruto maandsalaris bedraagt € 1.915,20. (exclusief recht op een vakantietoeslag van 8% van het op jaarbasis berekende bruto salaris en exclusief recht op een eindejaarsuitkering).

-

(…)

-

Er wordt bij het toepassen van de arbeidsvoorwaarden zoveel als mogelijk aansluiting gezocht bij de zogenaamde CAR-UWO van de gemeente Heerlen (“Collectieve Arbeidsvoorwaarden- regeling Uitwerkingsovereenkomst”, in de volksmond “cao voor gemeenteambtenaren”) door middel van analoge toepassing van deze regeling. Dit betekent dat wij de CAR-UWO van de gemeente Heerlen volgen, maar dat u geen ambtelijke aanstelling krijgt.

-

(…)

(…)”.

2.8.

[eiseres] heeft dit aanbod van GR-WOZL aanvaard. De afspraken tussen partijen zijn vastgelegd in een arbeidsovereenkomst. In de preambule van de arbeidsovereenkomst is opgenomen:

- “(…);

- in afwachting van de aansluiting van Groen OZL BV B.V. bij Stichting Pensioenfonds ABP zal werknemer in algemene dienst treden van werkgever (“WOZL”), waarbij werknemer reeds nu instemt met uitdiensttreding van WOZL en indiensttreding bij Groen OZL BV op de datum dat de aansluiting bij ABP zal zijn geschied. Groen OZL BV zal vanaf dat moment hebben te gelden als werkgever in de zin van deze arbeidsovereenkomst”.

Tussen partijen is niet in geschil dat Groen OZL als werkgever van [eiseres] heeft te gelden. Ook blijkens de arbeidsovereenkomst is de functie van [eiseres] administratief medewerker algemeen. In de arbeidsovereenkomst staat een maandloon van € 1.915,20 bruto vermeld.

2.9.

Bij brief van 5 februari 2013 heeft GR-WOZL aan [eiseres] bericht:

“In aanvulling op en ter verduidelijking van uw arbeidsovereenkomst zal – zoals ook in het door WOZL gedane en door u geaccepteerde aanbod is verwoord – bij gebleken geschiktheid na ommekomst van het jaar waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan een arbeidsovereenkomst voor de duur van onbepaalde tijd worden aangeboden.

(…)”.

2.10.

Bij brief van 16 augustus 2013 is door Groen OZL aan [eiseres] het volgende bericht:

“Geachte mevrouw [eiseres],

Naar aanleiding van het gesprek van heden bevestigen wij u, dat wij uw tijdelijk dienstverband, dat is ingegaan op 19 oktober 2012 en van rechtswege eindigt op 18 oktober 2013, niet zullen verlengen. Uw dienstverband eindigt derhalve op 18 oktober 2013.

Het bovenstaande is heden met u besproken door de directie en de ondersteunende personeelsconsulent.

Na het gesprek bent u met onmiddellijk ingang met behoud van salaris vrijgesteld van de verplichting uw werkzaamheden te verrichten tot einde dienstverband. U dient gedurende deze vrijstellingsperiode op afroep beschikbaar te blijven voor WOZL.

(…)”.

2.11.

Vanaf 19 oktober 2013 heeft Groen OZL geen loon meer aan [eiseres] betaald.

2.12.

Vanaf 31 oktober 2013 was [eiseres] arbeidsongeschikt. [eiseres] heeft een Ziektewet-uitkering ontvangen. Blijkens de als productie 30 door [eiseres] overgelegde beslissing van het UWV is deze Ziektewet-uitkering met ingang van 1 december 2014 beëindigd, aangezien zij op 30 oktober 2014 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Ingevolge diezelfde beslissing van het UWV was [eiseres] op laatstgenoemde datum 23,84% arbeidsongeschikt (het in die beslissing genoemde percentage van 2384 wordt door de kantonrechter aldus begrepen).

2.13.

Bij brieven van 13 september 2013 en 18 oktober 2013 heeft [eiseres] de nietigheid althans vernietigbaarheid van de opzegging ingeroepen.

2.14.

[eiseres] heeft gedateerd 22 november 2013 een eindafrekening ontvangen. Nadat zij daartegen bezwaar had gemaakt, heeft Groen OZL laten weten dat volgens haar de eindafrekening correct is. Ook tegen deze aangepaste eindafrekening heeft [eiseres] bezwaar gemaakt.

3 Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert, mede tegen de achtergrond van de hiervoor weergeven feiten, om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. Primair:

1. voor recht te verklaren dat de opzegging nietig is, althans tijdig is vernietigd, wegens opvolgend werkgeverschap;

2. Groen OZL te veroordelen [eiseres] binnen 24 uur na het in dezen te wijzen vonnis toe te laten tot haar bedrijf en haar daar in de gelegenheid te stellen haar bedongen werkzaamheden op de normale gebruikelijke wijze te hervatten en te verrichten met alle bevoegdheden en faciliteiten, die [eiseres] krachtens de arbeidsovereenkomst placht te genieten, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00, althans een door de kantonrechter in redelijkheid vast te stellen bedrag, voor elke dag of een gedeelte daarvan dat Groen OZL in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, zulks tot een maximum van € 25.000,00;

3. Groen OZL te veroordelen aan [eiseres] te betalen het loon vanaf 19 oktober 2013, zijnde

€ 1.938,20 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten, te voldoen op het daarvoor gebruikelijke tijdstip en te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten op het moment dat deze opeisbaar is/zijn totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd.

II. Subsidiair:

1. te verklaren voor recht dat het tussen Groen OZL en [eiseres] bestaande dienstverband per 19 oktober 2013 is voortgezet op basis van de gedane toezegging, dan wel uit dien hoofde Groen OZL te veroordelen om aan [eiseres] binnen 24 uur na het in dezen te wijzen vonnis een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden conform de voorwaarden zoals dat eerst ook het geval was, op basis van de gedane toezeggingen;

2. Groen OZL te veroordelen [eiseres] binnen 24 uur na het in dezen te wijzen vonnis toe te laten tot haar bedrijf en haar daar in de gelegenheid te stellen haar bedongen werkzaamheden op de normale gebruikelijke wijze te hervatten en te verrichten met alle bevoegdheden en faciliteiten, die [eiseres] krachtens de arbeidsovereenkomst placht te genieten, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00, althans een door de kantonrechter in redelijkheid vast te stellen bedrag voor elke dag of een gedeelte daarvan dat Groen OZL in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, zulks tot een maximum van € 25.000,00;

3. Groen OZL te veroordelen aan [eiseres] te betalen het loon vanaf 19 oktober 2013, dan wel een door de kantonrechter te bepalen datum, zijnde € 1.938,20 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten, te voldoen op het daarvoor gebruikelijke tijdstip en te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten op het moment dat deze opeisbaar is/zijn totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd, dan wel Groen OZL te veroordelen tot betaling van een vergoeding (pro rata) voor de tijd dat [eiseres] niet heeft kunnen werken en geen loon heeft ontvangen tot het moment van ingaan van de arbeidsovereenkomst, althans een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2014 (dag der dagvaarding) tot aan de dag der algehele voldoening.

III. Meer subsidiair:

1. voor zover er sprake is van opvolgend werkgeverschap, dan wel voor zover er sprake is van een toezegging, maar de tewerkstelling niet mogelijk is en/of nakoming van deze toezegging niet mogelijk is, Groen OZL te veroordelen om binnen veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een vergoeding ter hoogte van € 156.712,00 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2014 (dag der dagvaarding) tot aan de dag der algehele voldoening.

IV. Zowel primair, subsidiair en meer subsidiair Groen OZL te veroordelen:

1. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het in mindering gebrachte werknemersdeel aan pensioenpremie op de eindafrekening, ten bedrage van

€ 86,39 bruto, te voldoen binnen 14 dagen na heden, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, alsmede de wettelijke rente daarover vanaf 16 april 2014 (dag der dagvaarding) tot aan de dag der algehele voldoening;

2. het onder primair, subsidiair en meer subsidiair gevorderde te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, alsmede de wettelijke rente daarover vanaf 16 april 2014 (dag der dagvaarding) tot aan de dag der algehele voldoening, althans een zodanig percentage c.q. bedrag dat de kantonrechter in goede justitie vermag te bepalen;

3. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de buitengerechtelijke kosten ad € 726,00 inclusief btw, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2014 (dag der dagvaarding) tot aan de dag der algehele voldoening;

4. in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de kosten gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf datum vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

5. tot betaling van de nakosten ad € 100,00, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, Groen OZL daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.

3.2.

Ter onderbouwing van haar primaire vorderingen voert [eiseres] aan – onder verwijzing naar het in het tussenvonnis van 22 oktober 2014 reeds aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 11 mei 2012 (LJN LJN BV9603, JAR 2012/150, Van Tuinen / Taxicentrale L. Wolters, hierna wederom aan te duiden als “Van Tuinen-arrest”) en het bepaalde in artikel 7:668a BW – dat er sprake is van opvolgend werkgeverschap. Dit brengt volgens [eiseres] mee dat de arbeidsovereenkomst die zij op 19 oktober 2012 met Groen OZL is aangegaan, als voor onbepaalde tijd aangegaan heeft te gelden.

3.2.1.

Ter onderbouwing van haar subsidiaire vorderingen verwijst [eiseres] naar de brief van WOZL van 5 februari 2013. In die brief is door WOZL toegezegd dat zij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou krijgen bij gebleken geschiktheid. [eiseres] heeft altijd naar behoren gefunctioneerd, zodat Groen OZL aan haar per 19 oktober 2013 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had behoren aan te bieden. [eiseres] vordert nakoming van die afspraak en vergoeding van door haar gederfde inkomsten.

3.2.2.

Meer subsidiair maakt [eiseres] aanspraak op een schadevergoeding. Zij heeft in dit verband betoogd dat aansluiting moet worden gezocht bij de schadevergoeding die wordt toegekend in het geval van een kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst.

3.2.3.

Zowel primair, subsidiair en meer subsidiair maakt [eiseres] aanspraak op het in de (definitieve) eindafrekening in mindering gebrachte werknemersdeel aan pensioenpremie. De bijdrage van de werkgever aan het pensioen moet volgens [eiseres] als (uitgesteld) loon worden aangemerkt. Zij wijst er op dat in geval van opname van vakantiedagen de daarover verschuldigde pensioenpremie afgedragen zou worden aan het pensioenfonds. In de toekomst zou dat tot een voordeel voor de werknemer leiden, namelijk een pensioenrecht. Dat gemiste pensioenrechtdeel dient gecompenseerd te worden door de volledige bijdrage (werkgevers- en werknemersdeel) te reserveren. Op grond van vaste Europese en Nederlandse rechtspraak mag een werknemer bij uitbetaling van vakantiedagen namelijk niet in een nadeligere positie komen te verkeren dan bij het opnemen van vakantiedagen tijdens het dienstverband. Groen OZL is volgens [eiseres] dan ook niet gerechtigd om het werknemersdeel aan pensioenpremie in mindering te brengen. De grondslagen van de overige vorderingen (die [eiseres] zowel primair, subsidiair en meer subsidiair jegens Groen OZL heeft ingesteld) vloeien reeds uit die vorderingen zelf voort, zodat die hier geen nadere toelichting behoeven.

3.3.

Groen OZL heeft verweer gevoerd. Daartoe wordt verwezen naar de conclusie van antwoord met producties, de toelichting ter comparitie en de conclusie van dupliek met producties.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing