Home

Rechtbank Gelderland, 29-01-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:327, 05/740341-18

Rechtbank Gelderland, 29-01-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:327, 05/740341-18

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
29 januari 2019
Datum publicatie
30 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2019:327
Formele relaties
Zaaknummer
05/740341-18

Inhoudsindicatie

Veroordeling voor poging tot doodslag en bedreigingen

Een 51-jarige man heeft op 3 juli 2018 in Wapenveld zijn overbuurman meerdere malen met een riek/hark gestoken. Het slachtoffer had 12 steekwonden en heeft de aanval ternauwernood overleefd. Daarnaast heeft de man 2 buurtgenoten bedreigd door te zeggen dat zij “de volgende zouden zijn.”

De overbuurman gedroeg zich in eerste instantie agressief tegen de man. Hij is gewapend met een stoelpoot naar de woning van de man gegaan en heeft tegen de woning en het hek rond de voortuin van de man geslagen. Ook uitte hij bedreigingen richting de man, zijn partner en hun dochter.

De man heeft vervolgens een riek uit de gang gepakt, is op zijn overbuurman afgelopen en heeft hem meerdere malen met de riek gestoken.

Door de verdediging is een beroep op noodweer gedaan. Volgens de verdediging kwam de overbuurman, toen de man de voordeur opende, met een knuppel op hem af. De man heeft zich daarom moeten verdedigen.

De rechtbank heeft dit verweer verworpen. Uit het dossier is niet gebleken dat de overbuurman met een knuppel op de man afkwam. Wel is op grond van getuigenverklaringen gebleken dat de man naar buiten is gegaan en vervolgens de overbuurman, terwijl deze achteruit liep en vervolgens op de grond lag, meerdere keren heeft gestoken. Van zelfverdediging was naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.

De rechtbank heeft aan de man een gevangenisstraf opgelegd van 4 jaar.

Het slachtoffer heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend. De rechtbank heeft de vordering tot een bedrag van € 4.638,- toegewezen. De rechtbank heeft niet het volledige gevorderde bedrag toegekend omdat het ontstaan van de schade ook gedeeltelijk aan het slachtoffer zelf kan worden toegerekend.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer : 05/740341-18

Datum uitspraak : 29 januari 2019

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende aan de [woonplaats] ,

raadsvrouw: mr. W.E. van Veldhuizen, advocaat te Apeldoorn.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2019.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

Primair

hij op of omstreeks 03 juli 2018 te Wapenveld, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] , opzettelijk, van het leven te beroven, met een riek, althans een scherp en/of een puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal in het lichaam van die [benadeelde 1] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

Subsidiair

hij op of omstreeks 03 juli 2018 te Wapenveld, in elk geval in Nederland, aan [benadeelde 1] , opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer (diepe) snijwond(en) in het

lichaam en/of enig ander zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht door deze (met kracht) met een riek, althans een puntig en/of scherp voorwerp, in het lichaam te steken;

Meer subsidiair

hij op of omstreeks 03 juli 2018 te Wapenveld, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] , opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen te weten één of meer (diepe) snijwond(en) in het lichaam en/of enig zwaar

lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [benadeelde 1] (met kracht) met een riek, althans een puntig en/of scherp voorwerp, in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij, op of omstreeks 3 juli 2018, te Wapenveld, gemeente Heerde, [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, terwijl verdachte een riek, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand(en) had, naar slachtoffer gewezen en/of daarbij deze dreigende woorden toegevoegd:

"Jij bent de volgende die ik eraan rijg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl verdachte een of meerdere stap(pen) richting die [benadeelde 2] deed;

3.

hij, op of omstreeks 3 juli 2018, te Wapenveld, gemeente Heerde, [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 3] dreigende woorden toe te voegen: "Jij bent de volgende", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 3 juli 2018 vond in Wapenveld, in de gemeente Heerde, een geweldsincident plaats. Ter plaatse werd door verbalisanten het slachtoffer, [benadeelde 1] , voor zijn woning aangetroffen2 en werd verdachte aangehouden.3 Er zijn bij het slachtoffer 12 steekwonden aangetroffen in de borst/borstkas, flank, rug, linkerarm en longen, waarbij ternauwernood geen dodelijk hart- of vaatletsel is ontstaan. Ook was er sprake van levensbedreigend bloedverlies.4

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder feit 1, primair, feit 2 en 3.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor alle feiten wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De hiertoe door de verdediging gevoerde verweren zullen verderop bij de beoordeling door de rechtbank besproken worden.

Beoordeling door de rechtbank

Ten aanzien van feit 1

Aangever heeft verklaard dat hij zich niet veel meer van het incident kan herinneren. Hij weet nog wel dat hij door verdachte is gestoken met een hooivork met 2 pennen. Aangever wilde zich weren, maar dat lukte niet.5

[getuige 1] heeft verklaard dat ze vanuit haar slaapkamerraam haar buurman van perceelnummer 17 (de rechtbank begrijpt: verdachte) zag staan. Hij stond voor de overbuurman, die op de grond lag (de rechtbank begrijpt: aangever). Verdachte had een hark vast met de punten naar beneden. Getuige zag dat verdachte aangever met de hark stak. De hark ging meerdere keren op en neer tegen het bovenlichaam van aangever.6

[getuige 2] , de partner van verdachte, heeft verklaard dat ze vanuit haar woonkamerraam zag dat verdachte met een riek naar voren gericht naar buurman [benadeelde 1] (de rechtbank begrijpt: aangever) liep. Ze zag dat aangever door de riek geraakt werd.7

Gelet op voormelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair onder 1 ten laste gelegde feit, te weten poging tot doodslag, door aangever meermalen met een riek te steken. Dat het door aangever opgegeven letsel potentieel dodelijk is, volgt uit de hiervoor aangehaalde letselverklaring.

Verdachte heeft verklaard dat hij aangever niet heeft gestoken. Hij heeft zich enkel met de riek willen verdedigen, waarbij aangever zelf meerdere keren in de riek is gelopen en/of in de riek is gevallen.

De rechtbank vindt de verklaring van verdachte niet aannemelijk gelet op bovenstaande bewijsmiddelen. Bovendien past het door aangever opgelopen letsel niet bij de door verdachte beschreven toedracht. Aangever heeft immers twaalf steekwonden in zijn lichaam opgelopen. Dit betekent dat aangever, mocht de rechtbank de verklaring van verdachte volgen, minimaal zes keer in de tweetandige riek moet zijn gelopen of gevallen om deze verwondingen op te lopen. Dit is niet aannemelijk.

Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte geen opzet had op de dood dan wel het letsel van het slachtoffer, maar enkel heeft geprobeerd om het slachtoffer op afstand te houden, houdt gelet op bovenstaande evenmin stand.

Betrouwbaarheid getuigen

De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de verklaringen van [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) en [getuige 2] , (hierna: [getuige 2] ) niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden omdat ze onbetrouwbaar zijn. Met betrekking tot [getuige 1] heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat [getuige 1] onjuiste waarnemingen heeft gedaan, haar verklaringen innerlijk tegenstrijdig zijn en bovendien tegenstrijdig met ander bewijsmateriaal. Daarnaast heeft de raadsvrouw met betrekking tot [getuige 2] naar voren gebracht dat zij niet de waarnemingen kan hebben gedaan zoals deze uit haar verklaring naar voren lijken te komen, omdat ze achter in de woonkamer stond en vanuit die positie niets kan hebben waargenomen en voorts te druk was met haar dochter en de politie aan de telefoon had. De raadsvrouw heeft voorwaardelijk – onder de voorwaarde dat de rechtbank de verklaring van [getuige 2] voor het bewijs zal bezigen – verzocht [getuige 2] als getuige te horen.

De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [getuige 1] omtrent haar waarneming van het steken door verdachte. [getuige 1] is een onafhankelijke getuige en heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris consistent verklaard over het steken door verdachte. De verklaring van [getuige 1] is niet op alle onderdelen consistent, bijvoorbeeld omtrent haar waarneming of verdachte aangever ook sloeg, of dat hij schopte. Dit maakt echter niet dat haar verklaringen, voor zover die inhouden dat zij zag dat verdachte aangever heeft gestoken, wegens onbetrouwbaarheid terzijde moeten worden geschoven. Over het daadwerkelijke steken door verdachte heeft [getuige 1] immers zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris consistent en expliciet verklaard. De rechtbank gebruikt haar verklaring omtrent het steken door verdachte daarom voor het bewijs.

De rechtbank volgt ook het verweer van de raadsvrouw over de [getuige 2] niet. [getuige 2] heeft, een dag na het misdrijf, verklaard dat ze in de woonkamer stond toen ze aan het bellen was met de politie. Ook verklaarde ze dat ze vlak voor het woonkamerraam stond toen zij haar waarnemingen deed en dat ze pas naar boven, naar haar dochter, is gegaan nadat ze zag dat aangever na het steekincident op de galerij voor zijn woning ging liggen. Uit de verklaring van [getuige 2] volgt expliciet dat zij zich ten tijde van haar waarnemingen nog niet bij haar dochtertje bevond. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [getuige 2] .

Voorwaardelijk verzoek horen [getuige 2]

Nu de rechtbank de verklaring van [getuige 2] voor het bewijs bezigt, is aan de voorwaarde voldaan waaronder door de raadsvrouw is verzocht [getuige 2] als getuige te horen.

De rechtbank vindt het horen van [getuige 2] niet noodzakelijk. [getuige 2] is uitgebreid door de politie gehoord en de rechtbank heeft, zoals hiervoor is overwogen, geen reden om aan haar verklaring te twijfelen. Het verzoek van de raadsvrouw wordt daarom afgewezen.

Ten aanzien van feit 2

Aangeefster [benadeelde 2] heeft verklaard dat ze op 3 juli 2018 in Wapenveld buiten geschreeuw hoorde. Even later zag ze verdachte in zijn auto wegrijden. Aangever zat voor zijn woning, 112 was al gebeld, zo hoorde ze van buurtbewoners. Nadat verdachte na 10 a 15 minuten weer terug was zag aangeefster hem in zijn voortuin staan. Verdachte keek haar recht in de ogen aan, wees met zijn wijsvinger in haar richting en zei: “Jij bent de volgende die ik eraan rijg.” Toen hij dit zei deed hij een stap naar voren.8

[getuige 3] heeft verklaard dat ze op 3 juli 2018 verdachte weg zag rijden in een zwart busje. Getuige is naar aangever gegaan, die gewond op de grond lag. Toen verdachte terug was hoorde ze verdachte tegen aangeefster een opmerking maken dat zij de volgende was.9

De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat [getuige 3] niet naar waarheid heeft verklaard nu de verbalisanten de door [getuige 3] gehoorde bedreiging niet hebben gehoord. Dat in de processen-verbaal van de verbalisanten niet is geverbaliseerd dat zij hebben gehoord dat verdachte aangeefster heeft bedreigd, maakt echter niet dat de bedreiging niet kan hebben plaatsgevonden.

De rechtbank vindt daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder feit 2 heeft begaan. Dat hij daarbij de riek nog in zijn handen had, blijkt niet uit het dossier, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 3

Aangeefster [benadeelde 3] heeft verklaard dat ze bij aangever was, nadat hij was neergestoken, en dat ze verdachte beneden de balustrade hoorde roepen. Ze is naar beneden gegaan, waar een heftige discussie ontstond tussen haar, verdachte en de partner van verdachte. Ze hoorde dat verdachte tegen haar zei terwijl verdachte aangeefster aanwees: “Jij bent de volgende.”10

[getuige 4] heeft verklaard dat hij verdachte tegen aangeefster hoorde roepen dat zij de volgende was.11

Het verweer van de raadsvrouw dat getuige niet heeft verklaard wanneer hij de bedreiging heeft gehoord en dat hij de bedreiging daarom niet zelf heeft vernomen, volgt de rechtbank niet. Dat getuige niet exact heeft verklaard wanneer hij de bedreiging heeft gehoord, doet er immers niet aan af dàt hij heeft gehoord dat aangeefster werd bedreigd. Ook het door de raadsvrouw naar voren gebrachte verweer dat [getuige 4] niet naar waarheid heeft verklaard, nu de politie de door hem gehoorde bedreiging niet heeft geverbaliseerd, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan bovenstaande verklaring.

De rechtbank vindt daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder feit 3 heeft begaan.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, primair en feit 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

1.

Primair

hij op of omstreeks 3 juli 2018 te Wapenveld, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] , opzettelijk, van het leven te beroven, met een riek, althans een scherp en/of een puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal in het lichaam van die [benadeelde 1] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij, op of omstreeks 3 juli 2018, te Wapenveld, gemeente Heerde, [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, terwijl verdachte een riek, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand(en) had, naar slachtoffer gewezen en/of daarbij deze dreigende woorden toegevoegd:

"Jij bent de volgende die ik eraan rijg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl verdachte een of meerdere stap(pen) richting die [benadeelde 2] deed;

3.

hij, op of omstreeks 3 juli 2018, te Wapenveld, gemeente Heerde, [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 3] dreigende woorden toe te voegen: "Jij bent de volgende", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1:

poging tot doodslag

Ten aanzien van de feiten 2 en 3:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5 De strafbaarheid van de feiten

6 De strafbaarheid van de verdachte

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

8 Inbeslaggenomen goederen

10 De toegepaste wettelijke bepalingen

11 De beslissing