Rechtbank Den Haag, 04-09-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13720, 24_4840
Rechtbank Den Haag, 04-09-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13720, 24_4840
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 4 september 2024
- Datum publicatie
- 18 september 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2024:13720
- Formele relaties
- Veroordeling feit: ECLI:NL:RBDHA:2024:10406
- Veroordeling feit: ECLI:NL:RBDHA:2024:10403
- Veroordeling feit: ECLI:NL:RBDHA:2023:16719
- Veroordeling feit: ECLI:NL:RBDHA:2023:14665
- Veroordeling feit: ECLI:NL:RBDHA:2023:14666
- Veroordeling feit: ECLI:NL:RBDHA:2021:15451
- Veroordeling feit: ECLI:NL:RBDHA:2021:6698
- Na terugverwijzing door: ECLI:NL:RVS:2019:1141
- Veroordeling feit: ECLI:NL:RBDHA:2017:16754
- Zaaknummer
- 24_4840
Inhoudsindicatie
Inzage persoonsgegevens
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/4840
en
Procesverloop
Eisers hebben op 8 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op het verzoek van 23 januari 2024 betreffende inzage in de eigen persoonsgegevens op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg).
Verweerder is bij brief van 3 juni 2024 verzocht gedingstukken en een verweerschrift in te dienen. Hier heeft verweerder bij brief van 17 juni 2024 op gereageerd.
Overwegingen
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.1 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.2
3. Vast staat dat de termijn waarbinnen op het verzoek diende te worden beslist, is verstreken. Eisers hebben verweerder bij brief van 6 april 2024 in gebreke gesteld en meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun verzoek. Niet gebleken is dat verweerder alsnog heeft beslist op het bezwaar.
4. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. Verweerder is een maximale bestuurlijke dwangsom van € 1442,- verschuldigd.3
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen op het verzoek van eisers, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.4
7. Verweerder moet een rechterlijke dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt5 . Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op het verzoek;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
F.J.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
4 september 2024.
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: