Home

Rechtbank Den Haag, 16-07-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:8562, 295247 HA ZA 07-2973

Rechtbank Den Haag, 16-07-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:8562, 295247 HA ZA 07-2973

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
16 juli 2014
Datum publicatie
16 juli 2014
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2014:8562
Formele relaties
Zaaknummer
295247 HA ZA 07-2973

Inhoudsindicatie

Moeders van Srebrenica tegen de Staat. Gevolgen val Srebrenica. Onrechtmatige overheidsdaad; internationaal recht; toerekening van handelingen Staat ?; onrechtmatige gedragingen van de Staat ?; op onrechtmatige daad toepasselijk recht; toepasselijke normen voor toetsing rechtmatigheid; causaal verband. Meldingsplicht oorlogsmisdrijven. Gedragingen van Dutchbat in verband met de evacuatie van de vluchtelingen. Slotsom: de Staat is uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk voor de schade die de in het vonnis aangeduide familieleden hebben geleden als gevolg van de medewerking die Dutchbat heeft verleend aan de deportatie van de mannelijke vluchtelingen die in de namiddag van 13 juli 1995 vanaf de compound te Potočari door de Bosnische Serven zijn gedeporteerd en vervolgens zijn gedood.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/295247 / HA ZA 07-2973

Vonnis van 16 juli 2014

in de zaak van

1 [eiseres sub 1],

wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente]), Bosnië-Herzegovina,

2. [eiseres sub 2],

wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente]), Bosnië-Herzegovina,

3. [eiseres sub 3],

wonende te [woonplaats], Bosnië-Herzegovina,

4. [eiseres sub 4],

wonende te [woonplaats], Bosnië-Herzegovina,

5. [eiseres sub 5],

wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente]), Bosnië-Herzegovina,

6. [eiseres sub 6],

wonende te [woonplaats], Bosnië-Herzegovina,

7. [eiseres sub 7],

wonende te [woonplaats], Bosnië-Herzegovina,

8. [eiseres sub 8],

wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente]), Bosnië-Herzegovina,

9. [eiseres sub 9],

wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente]), Bosnië-Herzegovina,

10. [eiseres sub 10],

wonende te [woonplaats], Bosnië-Herzegovina,

11. de stichting STICHTING MOTHERS OF SREBRENICA,

met statutaire zetel te Amsterdam,

eiseressen,

advocaten mr. M.R. Gerritsen, mr. dr. A. Hagendorn, mr. J. Staab en mr. S.A. van der Sluijs te Amsterdam,

tegen

1 DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Algemene Zaken),

zetelende te Den Haag,

gedaagde,

advocaten mr. G.J.H. Houtzagers en mr. K. Teuben te Den Haag,

2. de rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie

DE VERENIGDE NATIES,

zetelende te New York, Verenigde Staten van Amerika,

gedaagde,

niet verschenen.

Eiseressen tezamen worden aangeduid als ‘eiseressen’, eiseressen sub 1 tot en met 10 tezamen als ‘[eiseres sub 1] c.s.’ en eiseres sub 11 als ‘de Stichting’. Gedaagden worden aangeduid als ‘de Staat’ en ‘de VN’.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 4 juni 2007, met producties;

-

de brief van 17 september 2007 van de Staat aan de rechtbank, met als bijlage een brief van 17 augustus 2007 van de VN aan de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger bij de VN;

-

de brief van 20 september 2007 van eiseressen aan de rechtbank;

-

de ambtshalve uitgebrachte conclusie van het openbaar ministerie (OM), genomen op de rolzitting van 7 november 2007;

-

de verstekverlening op 7 november 2007 tegen de niet verschenen VN;

-

de processtukken in de op 12 december 2007 door de Staat opgeworpen incidenten, strekkende tot

(1) onbevoegdverklaring van de rechtbank inzake de vorderingen tegen de VN en

(2) toelating van de Staat als tussenkomende partij, subsidiair als gevoegde partij aan de zijde van de VN, in het geding tegen de VN;

-

het vonnis van deze rechtbank van 10 juli 2008, waarbij de rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard tot kennisneming van de vordering tegen de VN en heeft vastgesteld dat een beslissing in het incident tot tussenkomst, subsidiair voeging, achterwege kan blijven;

-

de processtukken in de door eiseressen bij het hof Den Haag tegen het vonnis van 10 juli 2008 aanhangig gemaakte procedure in hoger beroep;

-

het arrest van het hof Den Haag van 30 maart 2010, waarbij het hof – kort gezegd – het vonnis van 10 juli 2008 heeft bekrachtigd;

-

de processtukken in de door eiseressen bij de Hoge Raad tegen het arrest van het hof Den Haag van 30 maart 2010 aanhangig gemaakte procedure in cassatie;

-

het arrest van de Hoge Raad van 13 april 2012, waarbij de Hoge Raad het cassatieberoep heeft verworpen;

-

de akte van depot van 30 mei 2012 betreffende het depot ter griffie van deze rechtbank door mr. Houtzagers van de volgende stukken:

(1) Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (hierna: NIOD), Srebrenica. Een ‘veilig’ gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area (delen I t/m III), Amsterdam, Boom 2002 (hierna: NIOD-rapport),

(2) Parlementaire enquête Srebrenica, Missie zonder Vrede, eindrapport aangeboden aan de Tweede Kamer op 27 januari 2003 (Kamerstukken II 2002/03, 28506, nrs. 2-3) en

(3) Parlementaire enquête Srebrenica, Missie zonder Vrede, verhoren (Kamerstukken II 2002/2003, 28506, nr. 5);

-

de conclusie van antwoord, met producties;

-

de conclusie van repliek, met producties;

-

de conclusie van dupliek, met producties;

-

het verzoek om pleidooi van de zijde van eiseressen van 8 oktober 2013;

-

de rolbeslissing van 13 november 2013 waarbij het verzoek om pleidooi is toegewezen;

-

de ter gelegenheid van het pleidooi op 7 april 2014 door beide partijen overgelegde pleitnota’s en het van dit pleidooi opgemaakte proces-verbaal.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten

3 Het geschil

4 De beoordeling

1 toerekening van de verweten gedragingen aan de Staat

5 De beslissing