Home

Rechtbank Amsterdam, 05-06-2012, BX3977, AWB 11-4079 WOB

Rechtbank Amsterdam, 05-06-2012, BX3977, AWB 11-4079 WOB

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
5 juni 2012
Datum publicatie
8 augustus 2012
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3977
Zaaknummer
AWB 11-4079 WOB

Inhoudsindicatie

Wobzaak. Rechtbank is onbevoegd ten aanzien van wobverzoek dat is afgewezen op grond van de Wet financieel toezicht. Gelet op LJN BM9675 en artikel 1:110 van de Wft is de rechtbank Rotterdam bevoegd kennis te nemen van het beroep. Beroep wordt doorgezonden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/4079 WOB

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

RTL Nederland,

gevestigd te Hilversum,

eiseres,

gemachtigden [A] en [B],

en

de Minister van Financiën,

verweerder,

gemachtigde mr. M.A.G. Stolker.

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het (tweede deel van het) verzoek van eiseres op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) tot openbaarmaking van, kort gezegd, het archief van de commissie van Onderzoek DSB Bank (de Commissie) afgewezen.

Bij besluit van 13 juli 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 januari 2012. Eiseres en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen nader te reageren op het standpunt van verweerder met betrekking tot de Wet financieel toezicht (Wft). Verder heeft de rechtbank verweerder bij brief van 20 januari 2012 verzocht een aantal vragen te beantwoorden. Bij brief van 31 januari 2012 heeft eiseres nader gereageerd op (onder meer) het standpunt van verweerder met betrekking tot de Wft. Bij brief van 9 februari 2012 heeft verweerder de vragen van de rechtbank beantwoord. Hierop heeft eiseres bij brief van 20 februari 2011 (de rechtbank begrijpt: 2012) gereageerd. Bij brief van 29 februari 2012 heeft verweerder gereageerd op de brief van eiseres van 31 januari 2012. Tot slot heeft eiseres op 27 maart 2012 nog een schriftelijke reactie ingezonden.

Partijen hebben vervolgens toestemming gegeven, als bedoeld in artikel 8:57 van de Awb, om uitspraak te doen zonder nader onderzoek ter zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Standpunten van partijen

1.1. Aan zijn in bezwaar gehandhaafde weigering de gevraagde informatie te verstrekken heeft verweerder, kort weergegeven, primair ten grondslag gelegd dat de archiefbescheiden van de Commissie niet onder de reikwijdte van de Wob vallen.

1.2. Verweerder heeft zich – ter zitting – op het standpunt gesteld dat op zowel het gehele onderwerp van onderzoek van de Commissie als op de bescheiden van de Commissie artikel 1:42 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) van toepassing is en niet de Wob.

Verweerder meent daarom dat niet de rechtbank te Amsterdam bevoegd is kennis te nemen van de onderhavige zaak en daarover te oordelen, maar de rechtbank te Rotterdam.

1.3. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat het archief van de Commissie onder de Wob valt. De bescheiden berusten immers fysiek onder verweerder. Verder valt de Commissie onder de verantwoordelijkheid van het ministerie. Verweerder kan de werking van de Wob niet beperken door geheimhouding met de Commissie af te spreken. De Wft kan volgens eiseres niet tot integrale weigering van de documenten leiden.

2. Juridisch kader

2.1. Op grond van artikel 6:15 van de Awb wordt een bezwaar- of beroepschrift indien het wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde administratieve rechter, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender.

2.2. Op grond van artikel 1:110 van de Wft, voor zover hier van belang, is in afwijking van artikel 8:7 van de Awb, de rechtbank te Rotterdam bevoegd indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit op grond van deze wet of indien om een voorlopige voorziening wordt verzocht ingevolge deze wet.

3. Beoordeling

3.1. De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of zij bevoegd is op het beroep van eiseres te beslissen.

3.2. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder het bestreden besluit (evenals het primaire besluit) om niet tot openbaarmaking van de gevraagde documenten over te gaan heeft gebaseerd op het standpunt dat op die documenten, te weten de bescheiden van de Commissie, artikel 1:42 van de Wft van toepassing is. De rechtbank stelt dan ook vast dat de Wft de wettelijke grondslag vormt voor het bestreden besluit.

3.3. Gelet op de uitspraken van 30 juni 2010 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, te vinden op www.rechtspraak.nl, LJ-nummer LJN BM9675 en van 31 januari 2012 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, LJ-nummer LJN BV3704, is de rechtbank van oordeel dat nu de Wft de wettelijke grondslag vormt voor het bestreden besluit, op grond van artikel 1:110 van de Wft niet deze rechtbank, maar de rechtbank te Rotterdam bevoegd is kennis te nemen van het beroep tegen het bestreden besluit. Het feit dat eiseres het verzoek heeft ingediend op grond van de Wob maakt dat oordeel niet anders.

3.4. De rechtbank zal zich dan ook onbevoegd verklaren om van dit beroep kennis te nemen.

3.5. De rechtbank zal het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Awb doorzenden aan de rechtbank te Rotterdam.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden - Kaajan, voorzitter,

mrs. A.J.R.M. Vermolen en S.J. Riem, leden, in aanwezigheid van

B.O. Schaafsma, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2012.

de griffier de voorzitter

De griffier is buiten staat

de uitspraak te ondertekenen.

Rechtsmiddel

De rechtbank te Rotterdam is bevoegd om kennis te nemen van deze zaak.

Afschrift verzonden op:

D: B

SB