Home

Parket bij de Hoge Raad, 22-12-2009, BK3366, 08/04800 J

Parket bij de Hoge Raad, 22-12-2009, BK3366, 08/04800 J

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
22 december 2009
Datum publicatie
22 december 2009
ECLI
ECLI:NL:PHR:2009:BK3366
Formele relaties
Zaaknummer
08/04800 J

Inhoudsindicatie

Belediging ex art. 266.1 Sr. Een uitlating moet als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan. Het hof heeft als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat in de door hem geschetste omstandigheden de term “homo” de strekking heeft de politieman tot wie de uitlating was gericht in zijn eer en goede naam aan te tasten en dat deze term derhalve i.c. als beledigend moet worden aangemerkt. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk, vgl. HR LJN AN8498. Deze uitspraak is in lijn met HR LJN BI5623.

Conclusie

Nr. 08/04800 J

Mr. Machielse

Zitting 3 november 2009

Conclusie inzake:

[verdachte]

1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 20 oktober 2008 voor onder meer 5. Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar, gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, veroordeeld tot 15 dagen jeugddetentie en een geldboete van € 750,00. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

2. Mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie. Het middel keert zich tegen de veroordeling voor feit 5. De toevoeging van het woord 'homo' aan een politiefunctionaris zou niet beledigend zijn. De aanduiding zelf heeft geen beledigend karakter en daarom kan de context waarin het woord wordt gebezigd dat niet tot een belediging maken. Voorts zou de nadruk op de context tot gevolg hebben dat de adressaat en niet de samenleving de norm bepaalt.

3.1. Bewezenverklaard is als feit 5 dat

"hij op 11 november 2007 te Amsterdam opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant 1], aspirant agent van politie bij de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling' heeft toegevoegd de woorden "Jij bent echt een homo".

3.2. Het hof heeft een gevoerd verweer aldus verwoord en verworpen:

"De raadsman heeft ten aanzien van het onder 5 telastegelegde betoogd dat zijn cliënt, door tegen een politieagent te zeggen "je bent echt een homo", deze agent niet heeft beledigd: Enerzijds omdat deze uitlating geen belediging inhoudt, anderzijds omdat de agent daardoor niet in zijn eer of goede naam is aangetast.

Het hof overweegt hierover het volgende. Een mondelinge uitlating kan als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft een ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Nu het woord homo op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, is de context waarin deze uitlating is gedaan bepalend voor het beledigend karakter ervan.

De verdachte werd door de verbalisant aangehouden nadat de verdachte op zijn brommer dusdanig hard had opgetrokken dat zijn voorwiel van de grond kwam en hij over éen afstand van ongeveer 30 meter over het trottoir reed. De verbalisant kondigde de verdachte een bekeuring aan waarna de verdachte er kennelijk vandoor wilde gaan. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij kwaad was op de betreffende agent, omdat hij werd aangehouden terwijl hij nog in een schorsing liep. De verdachte heeft vervolgens homo tegen de verbalisant gezegd en daarna: "je bent een echte homo". Onder deze omstandigheden moet het woord homo, hier kennelijk als scheldwoord gebruikt, als beledigend worden aangemerkt. De verbalisant kon het woord ook als zodanig opvatten, omdat niemand behoeft te accepteren dat hem op deze wijze en in deze omstandigheden kwalificaties worden toegevoegd op een terrein dat bij uitstek behoort tot de persoonlijke integriteit, identiteit en levenssfeer."

3.3. Het bewijs van feit 5 is gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen:

"8. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2007304836-2 van 12 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1], aspirant agent van politie bij de politie Amsterdam-Amstelland. Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant/verbalisanten (of één of meer van hen):

Wij, verbalisanten, zagen dat [verdachte] op 11 november 2007, aan het "spinnen" was met zijn scooter op de stoep van het Afrikanerplein te Amsterdam. Wij zagen namelijk dat hij dusdanig hard optrok dat zijn voorwiel van de grond loskwam. Wij zagen dat [verdachte] over een afstand van ongeveer 30 meter op alleen zijn achterwiel over het trottoir reed.

Wij hoorden [verdachte] met een verheven stem tegen verbalisant [verbalisant 1] zeggen: "Jij bent echt een homo!" Hierop vroeg ik, verbalisant [verbalisant 1], aan [verdachte]: "Wat zei je?" Hierop hoorden wij, verbalisanten, [verdachte] wederom tegen verbalisant [verbalisant 1] zeggen: "Jij bent een homo!" Ik, verbalisant [verbalisant 1], voelde mij door deze woorden in mijn goede eer en naam aangetast.

(...)

9. Een proces-verbaal met nummer 2007304836-8 van 12 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3]. Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op genoemde datum tegenover voornoemde verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:

Gisteren reed ik met mijn scooter over de stoep op het Afrikanerplein. Twee agenten kwamen aanfietsen en verderop werd ik staande gehouden. Een van de agenten, ik ken hem als [verbalisant 1] (het hof begrijpt: [verbalisant 1]), zei dat ik een boete zou krijgen voor het rijden over de stoep. Toen hij de boete aan het uitschrijven was, zei ik dat hij een homo was. Toen hij mij vroeg wat ik zei herhaalde ik nogmaals "Je bent een homo". Toen mij werd gezegd dat ik was aangehouden, ben ik weggerend.

(...)"

3.4. De bewezenverklaring houdt in dat het hier gaat om een belediging die een politieambtenaar mondeling in zijn tegenwoordigheid is aangedaan. In een dergelijk geval moet een uitlating als beledigend beschouwd worden wanneer zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Bepaalde bewoordingen kunnen reeds op zichzelf beschouwd een beledigend karakter hebben(1), terwijl bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, gelet op de context waarin de bewoordingen zijn geuit, toch van belediging sprake kan zijn.(2)

Andersom kan de context van aanduidingen die gewoonlijk als beledigend zijn te beschouwen dat karakter aan die aanduidingen doen ontvallen.(3)

3.5. Anders dan de steller van het middel kennelijk meent wordt deze context niet gevormd door gevoeligheden van degene tot wie de verdachte zich richt maar door de betekenisvolle omgeving waarin zich de interactie afspeelt, waarbij een redelijke en objectieve benadering aangewezen is. Als een politiefunctionaris een burger verbaliseert en wil aanhouden en de laatste voegt de politieagent toe dat deze echt een homo is, dan wekt deze kwalificatie de indruk dat de politiefunctionaris zich in de uitoefening van zijn ambt volgens verdachte eerder laat leiden door zijn veronderstelde seksuele geaardheid dan door objectiviteit en integriteit. Het verbinden van de kwalificatie 'homo' aan de uitoefening van de politietaak geeft in deze context aan deze kwalificatie een denigrerende en daarmee beledigende betekenis.

Het oordeel van het hof dat in de omstandigheden van dit geval de woorden "jij bent echt een homo" beledigend zijn geweest geeft mijns inziens geen blijk van verkeerde uitleg van art. 266 Sr en is evenmin onbegrijpelijk, zodat het middel faalt.

4. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.

5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

1 Zie bijv. HR 22 september 2009, LJN BI5623.

2 Bijv. HR 6 januari 2004, LJN AN8498.

3 HR 9 januari 2001, NJ 2001, 203 en 204 m.nt. De Hullu; HR 9 oktober 2001, NJ 2002, 76 m.nt. De Hullu; HR 14 januari 2003, NJ 2003, 261 m.nt. Mevis. Zie voorts H.J.B. Sackers, Wat je zegt ben je zelf, DD 2005, 35, p. 511-533.