Home

Hoge Raad, 06-01-2004, AN8498, 01019/03

Hoge Raad, 06-01-2004, AN8498, 01019/03

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 januari 2004
Datum publicatie
6 januari 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AN8498
Formele relaties
Zaaknummer
01019/03
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 266

Inhoudsindicatie

Eenvoudige belediging ex art. 266 Sr door toevoeging van de term "homofiel". In geval van belediging die iemand mondeling in zijn tegenwoordigheid is aangedaan moet een uitlating als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft die ander aan te randen in diens eer en goede naam. Of daarvan sprake is zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan.

Uitspraak

6 januari 2004

Strafkamer

nr. 01019/03

SG/IV

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 15 augustus 2002, nummer 24/000668-01, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden van 27 juli 2001 - de verdachte ter zake van "eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening" veroordeeld tot een geldboete van € 50,--, subsidiair één dag hechtenis.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel komt met rechts- en motiveringsklachten op tegen het oordeel van het Hof dat de uitlating "homofiel" in de context waarin dat woord is gebezigd een belediging in de zin van art. 266, eerste lid, Sr oplevert.

3.2. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:

"hij op 28 april 2001 te Heerenveen, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten J.A.S. Jager, brigadier van Politie, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord "homofiel"."

3.3. Ter verwerping van een terzake gevoerd verweer heeft het Hof nog als volgt overwogen:

"De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, onder meer betoogd dat verdachte geen strafbare belediging heeft gepleegd door het woord "homofiel" tegen een agent te roepen. Het woord verwijst immers slechts naar een sexuele geaardheid, die naar huidig recht - dat geacht wordt de opvattingen van de meerderheid van de Nederlandse bevolking te weerspiegelen - een neutrale betekenis heeft. Derhalve kan niet worden gezegd dat het de strekking heeft een ander in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn goede naam.

Dit verweer gaat niet op. Het miskent dat het gebruik van een woord dat in een bepaalde context - bijvoorbeeld bij sexuele voorlichting of in een vriendschappelijk gesprek - niet de strekking heeft iemands integriteit aan te tasten, dat wel degelijk kan doen, indien het wordt gebruikt als scheldwoord en dus met het opzet om te beledigen. Aan het opzet van verdachte kan te dezen, gezien de context waarin het werd gebezigd, niet worden getwijfeld. Nadat de politieambtenaar hem had aangesproken op "wildplassen", heeft hij hem het woord even later in kennelijk beschonken toestand door een geopend raam toegeroepen. De verbalisant heeft het woord ook als beledigend kunnen opvatten, omdat niemand behoeft te accepteren dat hem op deze wijze en in deze omstandigheden kwalificaties worden toegevoegd op een terrein dat bij uitstek behoort tot de persoonlijke integriteit, identiteit en levenssfeer."

3.4. De bewezenverklaring houdt in dat het hier gaat om een belediging die iemand mondeling in zijn tegenwoordigheid is aangedaan. In een dergelijk geval moet een uitlating als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan.

3.5. Het oordeel van het Hof dat in de door hem geschetste, hiervoor onder 3.3 weergegeven omstandigheden de term "homofiel" de strekking heeft de politieman tot wie de uitlating was gericht in zijn eer en goede naam aan te tasten, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.

3.6. Het middel is daarom vruchteloos voorgesteld.

4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 6 januari 2004.