Home

Hoge Raad, 12-06-2012, BW7365, 10/05471 B

Hoge Raad, 12-06-2012, BW7365, 10/05471 B

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 juni 2012
Datum publicatie
12 juni 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BW7365
Formele relaties
Zaaknummer
10/05471 B

Inhoudsindicatie

Beklag, beslag. De Rechtbank heeft klager niet-ontvankelijk verklaard aangezien hij afstand heeft gedaan van de bromfiets. Nu noch uit het klaagschrift noch uit het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer volgt dat een beroep is gedaan op handelingsonbekwaamheid van de klager m.b.t. de afstandsverklaring faalt de klacht dat de Rechtbank niet heeft beslist op een gedaan beroep op handelingsonbekwaamheid bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het kennelijke oordeel van de Rechtbank dat het ten overstaan van een opsporingsambtenaar doen van afstand van een bromfiets een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat een minderjarige van de leeftijd van klager deze zelfstandig verricht en dat de in art. 1:234 BW bedoelde toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger wordt verondersteld te zijn verleend, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk.

Uitspraak

12 juni 2012

Strafkamer

nr. S 10/05471 B

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Utrecht van 20 juli 2010, nummer RK 10/201, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J.A.P.F. Hoens, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel is gericht tegen het oordeel van de Rechtbank dat de klager afstand heeft gedaan van de bromfiets.

2.2. De Rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in het klaagschrift en daartoe het volgende overwogen:

"De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderhavige beklag uit van de navolgende feiten en omstandigheden:

onder verzoeker is op 24 augustus 2009 in beslag genomen: een bromfiets, type Zip RST 45 KM;

uit de rapportage van verbalisant [verbalisant 1] blijkt dat het motornummer van de bromfiets vervalst is;

in de 'eigen waarneming', nr.: 09-258998, van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat vermeld: "verdachte verklaarde te overwegen afstand te doen van zijn bromfiets indien dan de mogelijkheid bestond dat het dossier zou worden geseponeerd.";

op 21 oktober 2009 is de zaak geseponeerd en bij de sepotmotivatie staat vermeld: "Tevens heeft de verdachte de afstandsverklaring ondertekend.";

in het dossier bevindt zich een niet ondertekende afstandsverklaring.

(...)

Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen bij klager in beslag is genomen.

De rechtbank is van oordeel dat teruggave aan klager niet aan de orde is aangezien voldoende uit de stukken is gebleken dat klager reeds afstand heeft gedaan van de betreffende bromfiets.

Bovendien is duidelijk geworden dat de bromfiets geen geldig motornummer bezit. Derhalve betreft het een illegaal voertuig en dient het ontrokken te blijven aan het verkeer. Legalisatie is niet langer mogelijk."

2.3. Art. 1:234 van het Burgerlijk Wetboek luidt:

"1. Een minderjarige is, mits hij met toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger handelt, bekwaam rechtshandelingen te verrichten, voor zover de wet niet anders bepaalt.

2. De toestemming kan slechts worden verleend voor een bepaalde rechtshandeling en voor een bepaald doel.

3. De toestemming wordt aan de minderjarige verondersteld te zijn verleend, indien het een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten."

2.4. Voor zover het middel klaagt dat de Rechtbank niet heeft beslist op een door of namens de klager gedaan beroep op handelingsonbekwaamheid van de klager met betrekking tot de afstandsverklaring, faalt de klacht bij gebrek aan feitelijke grondslag. Uit het op de voet van art. 447, tweede lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden klaagschrift noch uit het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer blijkt dat zo een beroep is gedaan.

2.5. De Rechtbank heeft kennelijk geoordeeld dat het ten overstaan van een opsporingsambtenaar doen van afstand van een bromfiets in een situatie als waarvan hier sprake is, een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat een minderjarige van de leeftijd van de klager (geboren op [geboortedatum] 1992) deze zelfstandig verricht, en op die grond vastgesteld dat de in art. 1:234 BW bedoelde toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger wordt verondersteld te zijn verleend. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. Voor zover het middel daarover klaagt is het tevergeefs voorgesteld.

3. Beoordeling van de middelen voor het overige

De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2012.