Home

Hoge Raad, 28-06-2011, BQ0779, 10/02898 P

Hoge Raad, 28-06-2011, BQ0779, 10/02898 P

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28 juni 2011
Datum publicatie
28 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BQ0779
Formele relaties
Zaaknummer
10/02898 P

Inhoudsindicatie

Profijtontneming. Het oordeel van het Hof dat met de betaling van de elektriciteitsrekening het voordeel voor betrokkene is tenietgedaan en dat daarom deze betaling niet als kosten in mindering wordt gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel is niet begrijpelijk. Door het betalen van de elektriciteitsrekening heeft betrokkene immers kosten gemaakt die in directe relatie staan tot het delict (hennepteelt). De omstandigheid dat die rekening elektriciteit betrof die door betrokkene was gestolen, doet daaraan, anders dan het Hof kennelijk heeft geoordeeld, niet af. Het middel klaagt daarover terecht. De HR doet de zaak om doelmatigheidsredenen zelf af.

Uitspraak

28 juni 2011

Strafkamer

nr. 10/02898 P

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2 februari 2010, nummer 20/000276-09, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:

[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. J.R. Ali, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat niet de aan Essent B.V. betaalde elektriciteitsrekening in mindering heeft gebracht.

2.2.1. Het Hof heeft aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 12.000,- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

2.2.2. Blijkens het vonnis van de Politierechter heeft deze bij de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de betrokkene gemaakte electriciteitskosten ten bedrage van € 2.052,62 in mindering gebracht. Het Hof heeft die kosten niet in mindering gebracht. Het heeft dienaangaande het volgende overwogen:

"Het hof zal geen kosten in mindering brengen voor de achteraf betaalde elektriciteitsrekening nu deze elektriciteit als wederrechtelijk (door middel van diefstal) verkregen voordeel, namelijk besparing van kosten, moet worden aangemerkt. Dat voordeel wordt met het betalen van de rekening tenietgedaan."

2.2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de betrokkene aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het Hof overgelegde pleitnota. Deze pleitnota houdt met betrekking tot de elektriciteitskosten in dat de betrokkene € 2.052,62 aan Essent B.V. heeft betaald en dat dit bij de schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden afgetrokken.

2.3. Het oordeel van het Hof dat met de betaling van de elektriciteitsrekening het voordeel voor de betrokkene is teniet gedaan en dat daarom deze betaling niet als kosten in mindering wordt gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel is niet begrijpelijk. Door het betalen van de elektriciteitsrekening heeft de betrokkene immers kosten gemaakt die in directe relatie staan tot het delict(hennepteelt). De omstandigheid dat die rekening elektriciteit betrof die door de betrokkene was gestolen, doet daaraan, anders dan het Hof kennelijk heeft geoordeeld, niet af. Het middel klaagt daarover terecht. De Hoge Raad zal de zaak in dit opzicht om doelmatigheidsredenen zelf afdoen en op het te betalen bedrag een bedrag van € 2.052,62 aan electriciteitskosten in mindering brengen.

3. Beoordeling van het middel voor het overige

Het middel kan voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;

vermindert het te betalen bedrag in die zin dat de hoogte daarvan € 9.947,38 bedraagt;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 28 juni 2011.