Home

Hoge Raad, 15-06-2010, BM2428, 08/01818

Hoge Raad, 15-06-2010, BM2428, 08/01818

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 juni 2010
Datum publicatie
15 juni 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BM2428
Formele relaties
Zaaknummer
08/01818

Inhoudsindicatie

Strafmotivering. Grondslag opleggen geldboete. Het Hof heeft in de strafmotivering met de enkele verwijzing naar de omstandigheid dat ‘de ovj niet in hoger beroep is gegaan tegen de afwijzing van de ontnemingsvordering in e.a. (nu verdachte in de strafzaak is vrijgesproken)’ en naar ‘het te ontnemen bedrag’, de oplegging van de geldboete niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

Uitspraak

15 juni 2010

Strafkamer

nr. 08/01818

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 april 2008, nummer 23/005805-04, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt over de motivering van de strafoplegging.

2.2. Het Hof heeft ten aanzien van de strafoplegging het volgende overwogen:

"De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.

Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde - rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de inbeslaggenomen geldbedragen van € 40.000 en € 44.015 verbeurd zal verklaren.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. (...)

Aangezien de officier van justitie niet in hoger beroep is gegaan tegen de afwijzing van de ontnemingsvordering in eerste aanleg (nu de verdachte in de strafzaak is vrijgesproken) ziet het hof aanleiding om het te ontnemen bedrag als geldboete op te leggen.

Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, een onvoorwaardelijke werkstraf van het na te noemen aantal uren en een geldboete van na te melden hoogte passend.

De hierna als zodanig te melden inbeslaggenomen geldbedragen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het onder 1 bewezengeachte met betrekking tot die geldbedragen is begaan. (...)

Beslissing

Het hof: (...)

Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 47.250,- (zevenenveertigduizendtweehonderdenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen."

2.3. Met de enkele verwijzing naar de omstandigheid dat "de officier van justitie niet in hoger beroep is gegaan tegen de afwijzing van de ontnemingsvordering in eerste aanleg (nu verdachte in de strafzaak is vrijgesproken)" en naar "het te ontnemen bedrag" heeft het Hof de oplegging van de geldboete niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

2.4. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.

3. Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 15 juni 2010.