Home

Hoge Raad, 10-10-2006, AX9183, 02041/05

Hoge Raad, 10-10-2006, AX9183, 02041/05

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 oktober 2006
Datum publicatie
11 oktober 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AX9183
Formele relaties
Zaaknummer
02041/05
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 04-02-2025 tot 01-10-2025], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 04-02-2025 tot 01-10-2025] art. 432

Inhoudsindicatie

Cassatieberoep tardief ingesteld. De in cassatie als verontschuldiging voor de termijnoverschrijding aangevoerde omstandigheid dat verdachte psychiatrisch patiënt is levert zonder nadere onderbouwing die in de cassatieschriftuur ontbreekt, niet een zodanige bijzondere, verdachte niet toe te rekenen, omstandigheid op dat deze de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doet zijn (vgl. HR NJ 2004, 181).

Uitspraak

10 oktober 2006

Strafkamer

nr. 02041/05

EC/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 september 2004, nummer 22/005331-03, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep bevestigd een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 11 september 2003, waarbij de verdachte ter zake van "poging tot zware mishandeling" is veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.W. Stoet, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is. Na de terechtzitting waarop de conclusie is genomen, is bij de Hoge Raad ingekomen een schrijven van de raadsman van de verdachte, mr. M.W. Stoet, advocaat te 's-Gravenhage.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Blijkens de stukken is het beroep in cassatie ingesteld op 18 februari 2005, zodat de verdachte - nu hem op de voet van art. 366 in verbinding met art. 415 Sv op 2 februari 2005 in persoon de mededeling van 's Hofs uitspraak is betekend en het beroep niet binnen veertien dagen na betekening van deze mededeling is ingesteld - in het beroep niet kan worden ontvangen.

De in cassatie als verontschuldiging voor de termijnoverschrijding aangevoerde omstandigheid dat de verdachte psychiatrisch patiënt is levert zonder nadere onderbouwing, die in de cassatieschriftuur ontbreekt, niet een zodanige bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheid op dat deze de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doet zijn (vgl. HR 6 januari 2004, NJ 2004, 181).

4. Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 10 oktober 2006.