Home

Hoge Raad, 23-12-2003, AN8258 AO3692, 01621/03 B

Hoge Raad, 23-12-2003, AN8258 AO3692, 01621/03 B

Inhoudsindicatie

Beklag ex art. 552a Sv strekkende tot teruggave door beslagene die afstand heeft gedaan. Indien de beslagene tevens heeft verklaard eigenaar te zijn van het inbeslaggenomene kan het OM gelasten dat daarmee wordt gehandeld als ware het verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. De dienaangaande terecht voorgestelde klacht leidt niet tot cassatie nu klager terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat hij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt (HR LJN AF8776).

Uitspraak

23 december 2003

Strafkamer

nr. 01621/03 B

EdK/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem van 24 april 2003, nummer 15/130211-02, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[klager], geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedatum] 1977, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden beschikking

De Rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift, voorzover strekkende tot teruggave aan hem van een onder hem inbeslaggenomen geldbedrag van $ 59.780,--. Voorts heeft de Rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard wat betreft het beslag op een instapkaart van British Airways en de teruggave daarvan aan de klager gelast.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. R.M. Stomp, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel bevat de klacht dat de Rechtbank de klager ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klaagschrift strekkende tot teruggave aan hem van het onder hem inbeslaggenomen geldbedrag van $ 59.780,--.

3.2. Het gaat in deze zaak om een beklag van degene onder wie een voorwerp - een geldbedrag - in beslag is genomen (de beslagene), die schriftelijk heeft verklaard daarvan afstand te doen. Na een afstandverklaring geldt het volgende.

Op grond van art. 116, tweede lid aanhef en onder c, Sv is het openbaar ministerie bevoegd te gelasten dat met het inbeslaggenomen voorwerp wordt gehandeld als ware het verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. Deze last kan echter alleen worden gegeven indien de beslagene tevens heeft verklaard dat het voorwerp aan hem toebehoort. Ingeval de beslagene zulks heeft verklaard, wordt door bedoelde last het beslag beëindigd (art. 134, tweede lid aanhef en onder b, Sv).

Het openbaar ministerie is derhalve niet bevoegd tot het geven van een last als voormeld als de beslagene niet heeft verklaard dat het voorwerp aan hem toebehoort. Wel kan het openbaar ministerie dan op de voet van art. 116, tweede lid aanhef en onder a, Sv het voorwerp doen teruggeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Door die teruggave wordt het beslag eveneens beëindigd (art. 134, tweede lid aanhef en onder a, Sv). Voorts kan het openbaar ministerie ingeval de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt nog niet mogelijk is, gelasten dat het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende in bewaring zal blijven. Die last evenwel maakt blijkens art. 134, tweede lid, Sv niet een einde aan het beslag, zodat belanghebbenden zich tijdens die bewaring op de voet van art. 552a, eerste lid, Sv kunnen beklagen over onder meer de voortduring van het beslag.

3.3. Het middel klaagt terecht dat de Rechtbank, die slechts heeft vastgesteld dat de klager afstand heeft gedaan van het onder hem inbeslaggenomen geldbedrag doch niet dat hij heeft verklaard dat dit geldbedrag aan hem toebehoort, ten onrechte heeft geoordeeld dat het beslag is beëindigd na de last van de Officier van Justitie om daarmee te handelen als ware het verbeurd verklaard.

3.4. De gegrondheid van het middel kan echter niet tot cassatie leiden. Nu vaststaat dat klager afstand heeft gedaan van het onder hem inbeslaggenomen geldbedrag, kan hij niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van art. 552a, eerste lid, Sv, zodat hij terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn klaagschrift (vgl. HR 1 juli 2003, LJN AF8776).

4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2003.