Home

Hoge Raad, 03-01-2003, AE9385, C01/142HR

Hoge Raad, 03-01-2003, AE9385, C01/142HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
3 januari 2003
Datum publicatie
3 januari 2003
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AE9385
Formele relaties
Zaaknummer
C01/142HR
Relevante informatie
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 192

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

3 januari 2003

Eerste Kamer

Nr. C01/142HR

JMH

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,

t e g e n

[Verweerder], wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploit van 7 april 1997 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht en gevorderd [eiseres] te veroordelen aan [verweerder] te voldoen het bedrag van ƒ 48.442,50, vermeerderd met de wettelijke rente over ƒ 17.954,-- vanaf 22 september 1996, over ƒ 13.301,-- vanaf 20 november 1996 en over ƒ 13.395,-- vanaf 19 december 1996, tot de dag der algehele voldoening.

[Eiseres] heeft de vordering bestreden en van haar kant een (voorwaardelijke) vordering in reconventie ingesteld. In reconventie heeft [eiseres] gevorderd [verweerder] te veroordelen tot:

- betaling van ingehouden courtage inclusief kosten ten bedrag van ƒ 27.925,--;

- betaling van de gederfde omzet van ƒ 161.871,85, althans specificatie van alle door [verweerder] ingediende facturen ten bedrage van ƒ 201.818,-- met restitutie van alle ten onrechte c.q. onverschuldigd betaalde bedragen;

- al het vorenstaande te vermeerderen met de wettelijk verschuldigde rente.

[Verweerder] heeft de vordering in reconventie bestreden.

Bij conclusie van repliek in conventie heeft [verweerder] tevens gevorderd voor recht te verklaren dat [verweerder] rechthebbende is op het aan [betrokkene 1] uit [woonplaats] gefactureerde bedrag van ƒ 12.925,--. Bij conclusie van repliek in reconventie heeft [eiseres] haar vordering vermeerderd met ƒ 20.502,-- schadevergoeding ter zake van onjuist berekende courtage.

De Rechtbank heeft bij vonnis van 3 maart 1999 de vorderingen in conventie toegewezen en die in reconventie afgewezen.

Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Bij arrest van 30 november 2000 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.

Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Tegen [verweerder] is verstek verleend.

De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.

De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 3 januari 2003.