Home

Hoge Raad, 20-09-2002, AE3363, R01/015HR

Hoge Raad, 20-09-2002, AE3363, R01/015HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 september 2002
Datum publicatie
20 september 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AE3363
Formele relaties
Zaaknummer
R01/015HR

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

20 september 2002

Eerste Kamer

Nr. R01/015HR

JMH

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

1. CARIBBEAN BISTROS N.V., handelende onder de naam "CACTUS CLUB", gevestigd op Curaçao, Nederlandse Antillen,

2. ANTILLIAN FAMILY FOODS N.V., gevestigd op Curaçao, Nederlandse Antillen,

3. [Eiser sub 3], wonende op Curaçao, Nederlandse Antillen,

EISERS tot cassatie,

advocaat: mr. D. Stoutjesdijk,

t e g e n

CLUB CARAIBEEN N.V., gevestigd op Curaçao, Nederlandse Antillen,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. T.H. Tanja-van den Broek.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 8 maart 1999 gedateerd verzoekschrift hebben eisers tot cassatie - verder gezamenlijk ook te noemen: Caribbean Bistros - zich gewend tot het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, hierna: het GEA, en - na wijziging van eis - verzocht om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

A. verweerster in cassatie - verder te noemen: Club Caraibeen - te veroordelen om aan Caribbean Bistros te betalen primair een bedrag van NAf. 888.219,21, subsidiair tot betaling van vervangende schadevergoeding aan hen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 september 1998 tot aan de dag der algehele voldoening;

B. het gelegde beslag op het onroerend goed van Club Caraibeen zoals in het verzoekschrift omschreven onder nr. 26, van waarde te verklaren, en

C. Club Caraibeen te veroordelen in de kosten van dit geding, die van het gelegde beslag daaronder begrepen.

Club Caraibeen heeft de vordering bestreden.

Het GEA heeft bij vonnis van 10 januari 2000 de vordering afgewezen.

Tegen dit vonnis heeft Caribbean Bistros hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna: het Hof.

Bij vonnis van 24 oktober 2000 heeft het Hof het bestreden vonnis van het Gerecht bevestigd.

Het vonnis van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van het Hof heeft Caribbean Bistros beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Club Caraibeen heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot terugwijzing naar het Hof.

3. Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan, deels veronderstellenderwijs, van het volgende worden uitgegaan.

(i) Caribbean Bistros (eiseres tot cassatie sub 1) heeft in september 1995 met Club Caraibeen een principe-overeenkomst gesloten ter zake van huur van een door Club Caraibeen te bouwen restaurant.

(ii) In januari 1997 zijn Club Caraibeen, in haar hoedanigheid van erfpachtster van de grond en toekomstig eigenaar van het daarop te bouwen restaurant, 'Spikings Corporation' A.V.V. in haar hoedanigheid van enig aandeelhouder van Club Caraibeen en [eiser sub 3] (eiser tot cassatie sub 3) in zijn hoedanigheid van directeur van Caribbean Bistros een optie-overeenkomst aangegaan. Daarbij heeft Spikings Corporation A.V.V. aan [eiser sub 3] een optie tot koop verleend van alle aandelen in Club Caraibeen.

(iii) Caribbean Bistros en/of Antillian Family Foods (eiseres tot cassatie sub 2) en/of [eiser sub 3] hebben kosten gemaakt met betrekking tot het totale gebouwde.

(iv) Het restaurant is in september 1997 opgeleverd.

(v) Eisers tot cassatie (verder ook gezamenlijk te noemen Caribbean Bistros) hebben Club Caraibeen op 16 september 1998 onder andere aangemaand om de door hen voorgeschoten bouwkosten terug te betalen.

(vi) Op 25 januari 1999 is Beach Bistros, h.o.d.n. Cactus Club on the Beach een huurovereenkomst aangegaan met Club Caraibeen terzake van het restaurant. Zij is daarmee als huurder in de plaats getreden van Caribbean Bistros. De huurovereenkomst is aangegaan voor een periode van twintig jaar.

3.2 Aan haar onder 1 vermelde vordering heeft Caribbean Bistros ten grondslag gelegd - voor zover in cassatie van belang - dat zij de door haar voorgeschoten bouwkosten, die volgens de in september 1995 gesloten huurovereenkomst voor rekening van Club Caraibeen behoren te komen, ter beperking van eigen schade heeft moeten voorschieten omdat de voortgang van het gehele project ernstige vertraging opliep als gevolg van de financiële problemen waarin Club Caraibeen verkeerde. Primair heeft zij haar vordering gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking. Subsidiair heeft zij haar vordering gegrond op wanprestatie dan wel onrechtmatige daad, nu Club Caraibeen, aldus Caribbean Bistros, in strijd heeft gehandeld met haar contractuele en wettelijke plicht door het restaurant en het terras niet tijdig volgens afspraak af te bouwen en op te leveren.

3.3 Het GEA heeft de vordering afgewezen. Het Hof heeft het bestreden vonnis bevestigd. Daartoe heeft het Hof, kort weergegeven en voor zover in cassatie van belang, als volgt overwogen. Gelet op de strekking van art. 1584 BWNA is er in het onderhavige geval geen plaats voor vergoeding van de bouwkosten aan Caribbean Bistros, laat staan voor de door haar gevorderde onmiddellijke vergoeding. De actie uit ongerechtvaardigde verrijking van Caribbean Bistros past derhalve niet in het stelsel van de wet (rov. 8). Gelet op de strekking van art. 1258 BWNA levert het eigenmachtig "voorschieten" van bouwkosten door Caribbean Bistros - overigens zonder iets omtrent terugbetaling van de aanzienlijke investering vast te leggen - en het vervolgens presenteren van de rekening aan Club Caraibeen, geen op ongerechtvaardigde verrijking gebaseerde aanspraak van Caribbean Bistros op. Dit oordeel geldt overigens onafhankelijk van de vraag of Caribbean Bistros toentertijd daadwerkelijk in slechte financiële omstandigheden verkeerde, zodat het door Club Caraibeen aangeboden bewijs van die stelling als niet terzake doende moet worden gepasseerd (rov. 10). Gelet op de tussen partijen bestaande contractuele relatie is hier slechts de vordering uit wanprestatie aan de orde. Van doorslaggevende betekenis is dat Caribbean Bistros geen voor het intreden van verzuim vereiste ingebrekestelling heeft doen uitgaan. Reeds op deze grond moet de schadevordering stranden (rov. 12).

3.4.1 Het middel keert zich met rechts- en motiveringsklachten tegen de beslissing van het Hof en de door het Hof daarvoor gegeven motivering.

3.4.2 Waar door het Hof niet is vastgesteld dat voor de gestelde niet-nakoming van de verplichting tot betaling van bouwkosten een fatale termijn gold, kan, anders dan onderdeel 3 betoogt, ook naar het te dezen toepasselijke burgerlijk recht van de Nederlandse Antillen van vóór 1 januari 2001, niet zonder ingebrekestelling aanspraak worden gemaakt op vergoeding van deze kosten op de enkele grond dat het onmiskenbaar kosten betreft die noodzakelijk zijn om het gehuurde in zodanige staat af te leveren dat het geschikt is voor de beoogde exploitatie van het restaurant met terras.

Bij conclusie van repliek onder 6 heeft Caribbean Bistros evenwel, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de door haar voorgeschoten bouwkosten zijn betaald om een staking van de bouwwerkzaamheden en een gedwongen veiling te vermijden en te bereiken dat het pand werd afgebouwd en kon worden opgeleverd teneinde aldaar een restaurant met terras te kunnen exploiteren. Van deze stelling heeft Caribbean Bistros aldaar ook getuigenbewijs aangeboden onder vermelding van de personen die terzake gehoord kunnen worden. Bij memorie van grieven onder III heeft Caribbean Bistros haar reeds in eerste aanleg gedane bewijsaanbod "van haar stellingen door alle middelen rechtens" herhaald en als te horen personen opgegeven dezelfden als vermeld in de conclusie van repliek onder 6. Dit (aldus ook in hoger beroep) gedane bewijsaanbod is terzake dienend. Immers, ook naar het te dezen toepasselijk recht van de Nederlandse Antillen moet worden aangenomen dat, indien na bewijslevering zou komen vast te staan dat Caribbean Bistros om stillegging van de bouw vanwege betalingsproblemen bij Club Caraibeen te voorkomen de door haar gestelde bouwkosten heeft "voorgeschoten", zich, afhankelijk van de overige omstandigheden, het geval zou kunnen voordoen dat een voorafgaande ingebrekestelling van Club Caraibeen in redelijkheid niet van Caribbean Bistros gevergd zou kunnen worden. Het Hof heeft derhalve door in het kader van de subsidiaire vordering zonder meer aan voormeld bewijsaanbod voorbij te gaan hetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te miskennen dat voormelde stellingen indien bewezen tot het oordeel zouden kunnen leiden dat Club Caraibeen zonder ingebrekestelling aansprakelijk is voor evenvermelde bouwkosten, hetzij is het in zijn motiveringsplicht tekortgeschoten door niet aan te geven op grond waarvan het aan voormeld bewijsaanbod is voorbijgegaan. De hierop gerichte klachten van de onderdelen 3 en 4 zijn derhalve gegrond.

3.4.3 Onderdeel 1 bestrijdt het oordeel van het Hof dat de primaire vordering van Caribbean Bistros tot vergoeding van de bouwkosten op grond van ongerechtvaardigde verrijking niet voor toewijzing vatbaar is. Bij de beoordeling van dit onderdeel moet worden vooropgesteld dat naar het te dezen toepasselijke, vóór 1 januari 2001 geldende, recht van de Nederlandse Antillen op de eigenaar van een onroerende zaak, die is verrijkt als gevolg van de door de huurder aangebrachte toevoegingen, in beginsel niet de verplichting rust om tot het bedrag van zijn verrijking de schade van de huurder, bestaande in de waarde van de toevoegingen te vergoeden. De bijzondere omstandigheden van het geval kunnen echter meebrengen dat de huurder of de voormalige huurder wèl een vordering tot vergoeding van de schade toekomt (vgl. HR 17 september 1993, nr. 15081, NJ 1993, 740). Zulk een bijzondere omstandigheid moet worden aangenomen, indien na bewijslevering als hiervoor in 3.4.2 bedoeld zou komen vast te staan dat Club Caraibeen uit hoofde van wanprestatie zonder ingebrekestelling voor de door Caribbean Bistros gemaakte bouwkosten aansprakelijk is. In dat geval kan aan Caribbean Bistros te dier zake ook een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking toekomen tegen Club Caraibeen ter zake van de door haar gemaakte bouwkosten. De in de onderdelen 1, 2 en 4 op het voorgaande gerichte klachten treffen derhalve doel.

Voor het geval moet worden aangenomen dat aan Caribbean Bistros wegens het ontbreken van een ingebrekestelling geen vordering tot vergoeding van de bouwkosten op grond van wanprestatie toekomt, ligt het evenwel niet in de rede dat Caribbean Bistros langs een andere weg, namelijk die van de ongerechtvaardigde verrijking, zonder meer vergoeding van haar schade kan verkrijgen. De enkele omstandigheid dat Club Caraibeen tot het bedrag van de door Caribbean Bistros gemaakte bouwkosten is verrijkt, maakt dit, naar blijkt uit het vorenoverwogene, niet anders. Dat het Hof kennelijk geen bijzondere omstandigheden aanwezig heeft geacht, die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en behoefde geen nadere motivering dan door het Hof is gegeven in rov. 8 en 10. In zoverre faalt onderdeel 1.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 24 oktober 2000;

verwijst het geding naar dat Hof ter verdere behandeling en beslissing;

veroordeelt Club Caraibeen in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Caribbean Bistros begroot op € 4.310,91 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadheer A. Hammerstein op 20 september 2002.