Home

Hoge Raad, 22-09-1998, ZD1290 AK1612, 3748

Hoge Raad, 22-09-1998, ZD1290 AK1612, 3748

Gegevens

Inhoudsindicatie

Beklag, beslag ex art. 94a Sv op waardevolle goederen (beeldjes, sieraden, computer en geluidsapparatuur) in woning van klaagster i.h.k.v. strafrechtelijk financieel onderzoek tegen ander (verdachte), met wie klaagster samenleeft. Beoordeling conservatoir beslag bij mogelijke mede-eigendom van derde i.g.v. gemeenschappelijke huishouding. Rb heeft klaagschrift ongegrond verklaard op de grond dat niet kan worden uitgesloten dat klaagster samen met ander een economische eenheid vormde en er sprake was van gemeenschappelijke huishouding, zodat niet valt uit te sluiten dat inbeslaggenomen goederen mede aan die ander in eigendom toebehoorden. Overweging Rb moet aldus worden verstaan dat weliswaar niet buiten redelijke twijfel staat dat klaagster enig eigenaar is van de onder haar inbeslaggenomen voorwerpen, maar dat wel moet worden aangenomen dat zij tenminste samen met ander mede-eigenaar is. Gelet daarop heeft Rb zonder blijk te geven van onjuiste rechtsopvatting haar beschikking toereikend gemotiveerd. Oordeel Rb komt er immers op neer dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat eventueel aan ander op te leggen betalingsverplichtingen kunnen worden verhaald op diens aandeel in inbeslaggenomen voorwerpen en dat deze voorwerpen dus in zoverre kunnen strekken tot zekerheid voor nakoming van zodanige verplichtingen.

Volgt verwerping.

Uitspraak

22 september 1998

Strafkamer

Nr. 3748 Besch.

LD

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

Op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Breda van 6 juni 19987 op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[klaagster] , wonende te [plaats].

1. De bestreden beschikking

De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door [klaagster] ingediende beklag strekkende tot teruggave aan haar van in bovenvermelde beschikking omschreven goederen.

2. Hat cassatieberoep

Het beroep is ingesteld door [klaagster] . Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur en de aanvullende schriftuur zijn aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

3. De conclusie van het Openbaar Ministerie

De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De conclusie is aan deze beschikking gehecht.

4. Beoordeling van het eerste middel

4.1 De Rechtbank heeft haar beschikking als volgt gemotiveerd:

2. De beoordeling

De raadsman van klaagster heeft aangevoerd dat de spoedzoeking die bij klaagster heeft plaatsgevonden onrechtmatig is geweest nu bij die zoeking de rechter-commissaris niet aanwezig is geweest. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het beslag nietig is nu klaagster eigenaresse is van de inbeslaggenomen goederen en er derhalve sprake is van beslag in een woning van een derde terwijl de omzetting van het beslag in een conservatoir beslag niet aan klaagster werd betekend.

Uit het proces-verbaal van de politie Midden en West Brabant d.d. 20 februari 1997, betreffende het binnentreden in de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] , blijkt dat klaagster toestemming heeft gegeven om de woning te betreden tot het verrichten van huiszoeking. De rechter is op grond daarvan van oordeel dat, wat er ook zij van eventuele gebreken aan die huiszoeking van 19 februari 1997, die huiszoeking niet onrechtmatig is geweest nu klaagster daarvoor toestemming heeft gegeven.

Uit voornoemd proces-verbaal blijkt voorts dat een lijst van inbeslaggenomen goederen werd bijgevoegd en dat een afschrift van het proces-verbaal per post aan klaagster is verzonden.

De rechter is van oordeel dat uit de processtukken vooralsnog niet kan worden uitgesloten dat klaagster samen met [verdachte] een economische eenheid vormde en er sprake was van een gemeenschappelijke huishouding. Mitsdien valt ook niet uit te sluiten dat de inbeslaggenomen goederen mede aan [verdachte] in eigendom toebehoorden, zodat, gelet op de omstandigheid dat het hier een SPO-beslag betreft, niet tot teruggave van de inbeslaggenomen goederen kan worden overgegaan.

3. De beslissing.

De rechter verklaart het klaagschrift ongegrond.

4.2. Deze overweging van de Rechtbank moet aldus worden verstaan dat weliswaar niet buiten redelijke twijfel staat dat klaagster enig eigenaar is van de onder haar inbeslaggenomen voorwerpen, maar dat wel moet worden aangenomen dat zij tenminste samen met de [verdachte] medeëigenaar is.

4.3. Gelet daarop heeft de Rechtbank zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting haar beschikking toereikend gemotiveerd. Immers het oordeel van de Rechtbank komt daarop neer dat niet hoogst onwaarschijnlijk is dat eventueel aan [verdachte] op te leggen betalingsverplichtingen kunnen worden verhaald op diens aandeel in de inbeslaggenomen voorwerpen en dat deze voorwerpen dus in zoverre kunnen strekken tot zekerheid voor de nakoming van zodanige verplichtingen.

5. Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art 101a RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of van de rechtsontwikkeling.

6. Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

7. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president Hermans als voorzitter, en de raadsheren Aaftink en Orie, in bijzijn van de griffier Bogaert in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 1998.