Hoge Raad, 26-06-1992, ZC0647, 14695
Hoge Raad, 26-06-1992, ZC0647, 14695
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 juni 1992
- Datum publicatie
- 4 november 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:1992:ZC0647
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:1992:51
- Zaaknummer
- 14695
Inhoudsindicatie
Auteursrecht; toelaatbaar citaat; boekillustratie.
Uitspraak
26 juni 1992
Eerste Kamer
Nr. 14.695
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: Jhr. Mr. J. L. R. A. Huydecoper,
tegen
TROUW/KWARTET B. V. ,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: Mr. S. de Wit.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen [eiseres] - heeft bij exploit van 21 april 1987 verweerster in cassatie
- verder te noemen Trouw - gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam en gevorderd (a) voor recht te verklaren dat Trouw in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in de Auteurswet door het publiceren in haar dagblad van 30 april 1986 van een tekening door [eiseres], en (b) Trouw te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van f 6.000, -- , althans een door de Rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag.
Nadat Trouw tegen de vorderingen verweer had gevoerd, heeft de Rechtbank bij vonnis van 22 maart 1989 het gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 6 december 1990 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Trouw heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Trouw heeft als uitgeefster van het dagblad "Trouw" op 30 april 1986 in deze krant een bespreking gepubliceerd van het boek "De groeipijnen van Adriaan Mole". Dit boek is geïllustreerd met tekeningen van [eiseres].
(ii) Trouw heeft bij deze boekbespreking een dezer tekeningen gepubliceerd. In de boekbespreking komen de woorden voor "met zeer aparte tekeningen van [eiseres]".
(iii) [eiseres] heeft haar vordering in deze zaak gegrond op het haar toekomende auteursrecht op deze tekening. Trouw heeft zich tegen deze vordering verweerd - voor zover thans nog van belang - met een beroep op het citeerrecht, bedoeld in art. 15a Auteurswet.
3.2 Het Hof heeft geoordeeld dat de publicatie van de tekening als een toelaatbaar citaat is te beschouwen. Hiertegen richt zich het middel.
3.3 Bij de beoordeling van de vraag of in dit geval van een toelaatbaar citaat sprake is, moet ervan worden uitgegaan dat het hier gaat om een citaat van een geheel werk als bedoeld in art. 15a, tweede lid, in verbinding met art. 10, eerste lid, onder 6°, Auteurswet en dat voldaan is aan de eisen van art. 15a, eerste lid, aanhef en onder 1°, 3° en 4°.
Dit brengt mee dat voor die beoordeling hier nog slechts van belang is:
a of voldaan is aan de maatstaf van art. 15a, eerste lid onder 2°, nl. of het citeren in overeenstemming
was met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd was en de omvang van het citaat door het te bereiken doel wordt gerechtvaardigd;
b of het gaat om een zodanige verveelvoudiging - als bedoeld in art. 15a, tweede lid - dat deze door haar grootte en door de werkwijze volgens welke zij is vervaardigd een duidelijk verschil met het oorspronkelijke werk vertoont.
Bij die beoordeling dient voorts in aanmerking te worden genomen dat art. 15a blijkens zijn voorgeschiedenis, voor wat betreft de daarin uitgewerkte begrenzing van het citeerrecht, tot strekking heeft dat de opneming als citaat niet wezenlijk afbreuk mag doen aan de door het auteursrecht beschermde belangen van de rechthebbenden ter zake van de exploitatie van het betreffende werk; verg. voor het aan het huidige art. 15a voorafgaande recht HR 22 juni 1990, NJ 1991, 268.
Voor wat betreft het hier aan de orde zijnde geval van een citaat, bestaande in het afdrukken van een illustratie uit het besproken boek bij een boekbespreking in een dagblad of tijdschrift, moet in het licht van de hiervoor weergegeven eisen - die voor de toepassing op een dergelijk geval concretisering behoeven - het volgende worden aangenomen. Een dergelijke opneming levert in beginsel een toelaatbaar citaat op, mits de afbeelding samen met de tekst van de bespreking redelijkerwijs kan worden beschouwd als één geheel dat ertoe strekt om aan de lezer een indruk van het betreffende boek te geven. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, kan mede van belang zijn of in de geschreven tekst ook de illustraties van het boek ter sprake komen, maar in het algemeen zal dit niet beslissend zijn, aangenomen dat het verband tussen tekst en afbeelding, bijv. door plaatsing en onderschrift daarvan, voldoende duidelijk is. De opneming zal evenwel de grenzen van een toelaatbaar citaat te buiten gaan, wanneer op de afbeelding, bijv. door de omvang daarvan in vergelijking met de tekst of door de wijze van opmaak van het dagblad of tijdschrift, een zodanige nadruk komt te liggen dat zij in overwegende mate de functie van versiering van dat dagblad of tijdschrift verkrijgt.
Bij een boekillustratie bestaat reeds voldoende "duidelijk verschil met het oorspronkelijke werk" in de zin van art. 15a, tweede lid, wanneer die illustratie los van het boek, maar in de hiervoor weergegeven samenhang met de boekbespreking in het dagblad of tijdschrift wordt afgedrukt. Een afwijkend formaat of een afwijkende omlijning is in deze situatie in beginsel niet vereist.
3.4 In het licht van de hiervoor in 3.3 voor gevallen als het onderhavige ontwikkelde maatstaf laten de feiten in deze zaak geen andere conclusie toe dan dat de voormelde afbeelding een toelaatbaar citaat oplevert. De afbeelding vormt onmiskenbaar één, op informatie van de lezer gericht geheel met de bespreking van het boek, waarin ook de illustraties ter sprake komen. Van een nadruk op de afbeelding die haar als citaat ontoelaatbaar zou maken, is onmiskenbaar geen sprake.
Alle klachten van het middel stuiten hierop af.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Trouw begroot op f 457,20 aan verschotten en f 2.500, -- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Snijders als voorzitter en de raadsheren Bloembergen, Roelvink, Davids en Nieuwenhuis, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Davids op 26 juni 1992.