Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-04-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2954, 21006079-14
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-04-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2954, 21006079-14
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 22 april 2015
- Datum publicatie
- 18 mei 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:2954
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:592, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21006079-14
Inhoudsindicatie
De verdachte komt ten aanzien van de inhoud van zijn smartphone een beroep op bescherming op artikel 8 van het EVRM (en artikel 10 van de Grondwet) toe. De inbeslagname, het onderzoek aan de smartphone en het lichten van gegevens van die smartphone door de politie op grond van artikel 94 Sv. vormen een inbreuk op de door artikel 8 EVRM verleende bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De bevoegdheid van de politie tot het maken van een inbreuk op dit recht moet voldoende kenbaar en voorzienbaar in de wet zijn omschreven.
De technische ontwikkelingen anno 2015 brengen met zich dat er via een smartphone niet alleen toegang wordt verkregen tot verkeersgegevens, maar ook tot de inhoud van communicatie en privé-informatie van de gebruiker van de smartphone. En dat zonder enige vorm van voorafgaande beoordeling van de subsidiariteit en/of proportionaliteit van de bevoegdheid. Er is aldus sprake van een zodanig ingrijpende bevoegdheid dat, mede gelet op artikel 1 Sv., de algemene bevoegdheidsomschrijving van artikel 94 Sv. heden ten dage niet meer kan worden aangemerkt als een wettelijk voorschrift dat als voldoende kenbaar en voorzienbaar kan worden aangemerkt bij de uitoefening van de verleende bevoegdheid. Het kan derhalve de toets van artikel 8 EVRM niet (meer) doorstaan.
Met de verdediging is het hof daarom van oordeel dat het onderzoek door de politie aan de smartphone van de verdachte oplevert een schending van zijn recht op privacy.
Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Verdachte zal van dit vormverzuim geen nadeel ondervinden nu het onderzoeksresultaat dat door middel van het vormverzuim is verkregen geen onderdeel vormt van de bewijsconstructie van het hof. Het hof zal daarom verder geen rechtsgevolgen verbinden aan het vormverzuim.
Uitspraak
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006079-14
Uitspraak d.d.: 22 april 2015
Tegenspraak
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland te Lelystad van 9 oktober 2014 met het parketnummer 16-660201-13 in de strafzaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen. De advocaat-generaal heeft deze vordering na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.J.M. van Beckhoven, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.