Gerechtshof Amsterdam, 23-04-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1434, 23-001297-17
Gerechtshof Amsterdam, 23-04-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1434, 23-001297-17
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 23 april 2018
- Datum publicatie
- 30 april 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:1434
- Formele relaties
- Na prejudiciële beslissing van : ECLI:NL:HR:2017:588
- Zaaknummer
- 23-001297-17
Inhoudsindicatie
Door onderzoek aan de smartphones van de verdachte is een meer dan beperkte inbreuk gemaakt op diens persoonlijke levenssfeer. Het hof volstaat met de constatering van het vormverzuim. De verdediging heeft het nadeel dat de verdachte heeft ondervonden namelijk op geen enkele wijze geconcretiseerd. Ook het heeft het hof in aanmerking genomen dat de betrokken opsporingsambtenaren, zo kan worden aangenomen, te goeder trouw hebben gehandeld en de verwijtbaarheid van hun handelwijze gering is. Daar komt bij dat aannemelijk is dat door de officier van justitie, indien deze daartoe zou zijn aangezocht, toestemming zou zijn verleend de smartphones van de verdachte te onderwerpen aan het onderzoek zoals dat heeft plaatsgevonden.
Uitspraak
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001297-17
datum uitspraak: 23 april 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 4 april 2017 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-820201-15 tegen
[naam] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
adres: [adres] .
Procesgang
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank een bedrag van € 300,- verbeurdverklaard en de teruggave aan de verdachte gelast van € 110,-.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 13 november 2015 het vonnis bevestigd, met dien verstande dat het hof de gronden heeft aangevuld door te responderen op een in hoger beroep gevoerd verweer.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 4 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:588) het arrest van het gerechtshof van 13 november 2015 vernietigd en de zaak naar het gerechtshof teruggewezen, teneinde deze op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 april 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte dezelfde straffen worden opgelegd als de rechtbank heeft gedaan.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen en met dien verstande dat het hof in het vonnis waarvan beroep:
- in voetnoot 4 “dossierpagina 46 en 47” vervangt door “dossierpagina 45 tot en met 47”;
- op blad 3 de zin “Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op verzoek van zijn vriend, [vriend] , die tickets heeft gekocht.” vervangt door
“De verdachte heeft verklaard dat hij door [vriend] is gevraagd om een ticket te regelen voor de vrouw in Sao Paulo, genaamd [medeverdachte] , die naar Amsterdam zou gaan, dat [vriend] hem daarvoor geld heeft gestuurd en dat hij daarvoor naar het reisbureau is gegaan.”
en de inhoud van voetnoot 9 aanvult met het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 31 maart 2015 (dossierparagraaf 2.0.6, dossierpagina 116 en 117);
- de inhoud van voetnoot 10 vervangt door: “Proces-verbaal van verhoor van de verdachte 24 februari 2015 (dossierparagraaf 2.0.5, dossierpagina 111) en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg”;
- de op blad 4 opgenomen overweging “Tenslotte heeft (...) cocaïnetransport gingen.” (inclusief de aldaar vermelde voetnoten) schrapt;
en dat het hof als volgt respondeert op het in hoger beroep gevoerde verweer.