Home

Gerechtshof Amsterdam, 12-09-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3724, 200.190.438/01

Gerechtshof Amsterdam, 12-09-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3724, 200.190.438/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
12 september 2017
Datum publicatie
29 september 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:3724
Formele relaties
Zaaknummer
200.190.438/01

Inhoudsindicatie

Bevoegdheidsincident; bevoegdheid Nederlandse rechter (artikel 7 Rv). Bestaat zodanige samenhang tussen vordering tegen Nederlandse en Moldavische gedaagden dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen? Vaststelling feiten: overeenkomstige toepassing van HvJEU 28 januari 2015, ECLI:EU:C:2015:37, NJ 2015/332? HR 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:694. Is sprake van eenzelfde situatie rechtens, indien gegrondheid vordering tegen Moldavische gedaagde een noodzakelijke maar niet afdoende voorwaarde is voor toewijzing vordering tegen Nederlandse gedaagden? Artikel 9 Rv.

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.190.438/01

zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/584194 / HA ZA 15-331

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 september 2017

1 [appellant sub 1] , wonend te [woonplaats 1] , [land 1] ,

2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats 1] , [land 1] ,

appellanten,

advocaat: mr. P.D. Olden te Amsterdam,

tegen

1 [geïntimeerde sub 1] , wonend te [woonplaats 2] , [land 2] ,

advocaat: mr. I. Wassenaar te Amsterdam,

2. [geïntimeerde sub 2], wonend te [woonplaats 2] , [land 2] ,

advocaat: mr. T.S. Jansen te Amsterdam,

3. [geïntimeerde sub 3], wonend te [woonplaats 2] , [land 2] ,

advocaat: mr. A. Knigge te Amsterdam,

geïntimeerden.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant sub 1] , [appellant sub 2] (tezamen: [appellanten] ) en [geïntimeerde sub 1] , [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] (tezamen [geïntimeerden] ) genoemd.

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 18 april 2016 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2016, voor zover onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellanten] als eisers in de hoofdzaak en verweerders in het bevoegdheidsincident en [geïntimeerden] als gedaagden in de hoofdzaak en eisers in het bevoegdheidsincident.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met bijlage en productie;

- memorie van antwoord namens [geïntimeerde sub 1] , met productie;

- memorie van antwoord namens [geïntimeerde sub 2] ;

- memorie van antwoord namens [geïntimeerde sub 3] .

Partijen hebben de zaak ter zitting van 9 mei 2017 doen bepleiten, [appellanten] door mr. B.F.L.M. Schim, advocaat te Amsterdam en mr. Olden, voornoemd, [geïntimeerde sub 1] door mr. L. Stoppels, advocaat te Amsterdam en mr. Wassenaar, voornoemd, [geïntimeerde sub 2] door mr. A.S. van der Heide, advocaat te Amsterdam en mr. Jansen, voornoemd, en [geïntimeerde sub 3] door mr. S. van Kasbergen, advocaat te Amsterdam en mr. Knigge, voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. [appellanten] hebben nog producties in het geding gebracht.

Ten slotte is arrest gevraagd.

[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – het bestreden vonnis, gewezen tussen [appellanten] en [geïntimeerden] zal vernietigen, de incidentele vorderingen van [geïntimeerden] alsnog zal afwijzen, de zaak op de voet van artikel 76 Rv zal verwijzen naar de rechtbank Amsterdam, met veroordeling van [geïntimeerden] tot terugbetaling van al hetgeen door [appellanten] op grond van het bestreden vonnis is betaald en tot veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het incident met nakosten en rente.

[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot verwerping van de grieven en bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, in het geval van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] met nakosten en rente. [geïntimeerden] hebben subsidiair verzocht tussentijds cassatieberoep open te stellen voor het geval het hof zou oordelen dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van een of meer vorderingen jegens de respectieve geïntimeerden.

Alle partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten

3 Beoordeling

4 Beslissing