Home

Centrale Raad van Beroep, 04-05-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1159, 21/3577 WW

Centrale Raad van Beroep, 04-05-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1159, 21/3577 WW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
4 mei 2022
Datum publicatie
2 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2022:1159
Zaaknummer
21/3577 WW

Inhoudsindicatie

Bekendmaking besluit via ‘mijn Uwv’. Geen verschoonbare termijnoverschrijding.

Het Uwv heeft het besluit van 22 juni 2021 op die datum op ‘Mijn UWV’ geplaatst. De rechtspraak van de Raad van 9 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2174 (Berichtenbox-uitspraak) is hier niet van toepassing. Het Uwv heeft appellante in de bevestigingsmail die zij na he digitaal indienen va haar aanvraag om herleving van haar WW-uitkering heeft ontvangen, geadviseerd zich aan te melden voor de Berichtenbox van MijnOverheid. Appellante heeft dit advies niet gevolgd. Daarnaast heeft de gemachtigde van appellante haar erop gewezen dat het Uwv besluiten op ‘Mijn UWV’ plaatst en appellante het advies gegeven om ‘Mijn UWV’ te raadplegen. Het ontbreken van een e-mailnotificatie – wat daar verder van zij – heeft er in dit geval niet aan in de weg gestaan om tijdens de bezwaartermijn frequent ‘Mijn UWV’ te raadplegen. Gelet op het feit dat appellante op 2 juni 2021 de aanvraag om herleving van haar uitkering had ingediend, kon zij na 2 juni 2021 een besluit op die aanvraag verwachten. Dat appellante desondanks eerst op 17 augustus 2021 bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 22 juni 2021, komt onder deze omstandigheden voor haar rekening en risico. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is daarom geen sprake.

Uitspraak

21 3577 WW

Datum uitspraak: 4 mei 2022

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 22 september 2021, 21/4375, 21/4576 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. I. Rhodes, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en vragen van de Raad beantwoord.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2022 via beeldbellen. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Booij, kantoorgenote van mr. Rhodes. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellante is bij besluit van 23 maart 2020 met ingang van die datum een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend.

1.2.

Bij besluit van 5 maart 2021 heeft het Uwv de WW-uitkering van appellante per 1 februari 2021 beëindigd omdat appellante telefonisch te kennen heeft gegeven dat zij in het buitenland verblijft. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 3 september 2021 ongegrond verklaard.

1.3.

Appellante heeft op 2 juni 2021 verzocht om herleving van haar WW-uitkering. Het Uwv heeft appellante vervolgens bij brief van 3 juni 2021 om nadere stukken gevraagd. Omdat appellante de gevraagde informatie niet heeft verstrekt, heeft het Uwv bij besluit van 22 juni 2021 de aanvraag niet in behandeling genomen. Appellante heeft op 17 augustus 2021 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

1.4.

Bij beslissing op bezwaar van 3 september 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 22 juni 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank met toepassing van artikel 8:86, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de voorzieningenrechter overwogen dat op grond van artikel 32e van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet Suwi) in het verkeer tussen de burger en het Uwv, in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb, een bericht uitsluitend elektronisch wordt verzonden, tenzij er naar het oordeel van het Uwv sprake is van groepen burgers voor wie en berichten of omstandigheden waarvoor communicatie langs andere dan elektronische weg is aangewezen. Dit betekent dat de hoofdregel is dat het Uwv berichten digitaal verzendt. Het besluit van 22 juni 2021 is in de berichtenbox van ‘Mijn UWV’ van appellante geplaatst, waarmee het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Appellante kon daarom tot uiterlijk 3 augustus 2021 bezwaar maken. Appellante heeft echter pas op 17 augustus 2021 – en dus te laat – bezwaar gemaakt. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is volgens de voorzieningenrechter geen sprake. Daartoe heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat appellantes gemachtigde op 25 juni 2021 namens appellante een bezwaarschrift heeft ingediend tegen een besluit van het Uwv van 5 maart 2021. In dat bezwaarschrift staat dat appellante er eerder niet van op de hoogte was dat zij besluiten in de berichtenbox van ‘Mijn UWV’ kon aantreffen, maar dat zij op advies van haar gemachtigde daar had gekeken en het besluit van 5 maart 2021 had aangetroffen. Volgens de voorzieningenrechter heeft het Uwv hieruit terecht afgeleid dat appellante in ieder geval op 25 juni 2021, drie dagen na de plaatsing van het primaire besluit in de berichtenbox, ervan op de hoogte was dat besluiten in de digitale berichtenbox van ‘Mijn UWV’ worden geplaatst.

3.1.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat – zolang zij niet kenbaar heeft gemaakt langs elektronische weg voldoende bereikbaar te zijn – het besluit door de enkele plaatsing in ‘Mijn UWV’ niet geacht kan worden op een juiste wijze bekend te zijn gemaakt. Appellante is niet gebleken dat de WW een bepaling kent dat besluiten elektronisch worden verzonden. Volgens appellante is de enkele plaatsing op ‘Mijn UWV’ niet hetzelfde als een verzending van een besluit. Dit zou pas anders zijn als er ook een e-mailnotificatie zou zijn verzonden. Appellante heeft in dit verband verwezen naar de uitspraak van de Raad van 9 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2174. Gelet op het feit dat uit niets blijkt dat het Uwv appellante erop heeft gewezen dat het Uwv besluiten enkel nog via ‘Mijn UWV’ aan haar bekend zou maken, is de termijnoverschrijding volgens haar wel degelijk verschoonbaar.

3.2.

Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

In geschil is de vraag of het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 22 juni 2021 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

4.2.

Voor de beantwoording van die vraag zijn de volgende bepalingen van belang.

4.2.1.

Op grond van artikel 3:40 van de Awb treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

4.2.2.

Op grond van artikel 2:17, eerste lid, van de Awb geldt als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarvoor het bestuursorgaan geen verantwoordelijkheid draagt of, indien het bestuursorgaan en de geadresseerde gebruik maken van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking, het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde.

4.2.3.

Op grond van artikel 32e, eerste lid, van de Wet Suwi wordt in het verkeer tussen de burger en het Uwv, in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb, een bericht uitsluitend elektronisch verzonden, tenzij er naar het oordeel van het Uwv sprake is van groepen burgers voor wie en berichten of omstandigheden waarvoor communicatie langs andere dan elektronische weg is aangewezen.

4.2.4.

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel elektronische communicatie UWV (Beleidsregel) vindt het verkeer tussen burgers en Uwv als bedoeld in artikel 32e van de Wet Suwi elektronisch plaats, voor zover dat artikel elektronisch verkeer voorschrijft, en voor zover het verkeer betreft als opgenomen in de bijlage bij deze beleidsregel. In de bijlage bij deze Beleidsregel is vermeld welke diensten online worden verleend. Het betreft onder meer het online ontvangen van alle brieven en beslissingen over een WW-uitkering en het opnieuw aanvragen van een WW-uitkering nadat deze is gestopt.

4.2.5.

Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.

4.2.6.

Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

4.2.7.

Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4.3.1.

Appellante heeft haar aanvraag om herleving van haar WW-uitkering digitaal ingediend. Degene die een WW-uitkering digitaal aanvraagt, ontvangt een bevestigingsmail waarin de volgende tekst is opgenomen:

“Geachte heer/mevrouw,

Welkom bij UWV. Wij hebben uw aanvraag voor een WW-uitkering ontvangen. Vanaf de

eerstvolgende werkdag kunt u op Mijn UWV bekijken wanneer u de beslissingsbrief ontvangt over uw uitkering. Als wij nog extra informatie van u nodig hebben, ontvangt u hierover een aparte brief op Mijn UWV (onder Mijn documenten). Houd dit dus goed in de gaten.

Tip! Wilt u een bericht krijgen als er een brief voor u op Mijn UWV klaar staat? Meld u zich dan aan voor de Berichtenbox van MijnOverheid. Zorg ervoor dat u UWV selecteert in de lijst van organisaties waarvan u berichten wilt ontvangen (…).”

4.3.2.

Appellante heeft de ontvangst van een dergelijke mail niet betwist. Appellante heeft zich niet aangemeld voor de Berichtenbox om langs die weg notificaties van berichten van het Uwv te ontvangen.

4.4.

Het Uwv heeft met de in hoger beroep ingebrachte en ter zitting nader toegelichte ‘Inkijk Mijn UWV’ van appellante aangetoond dat het Uwv het besluit van 22 juni 2021 op die datum op ‘Mijn UWV’ heeft geplaatst. Gelet op de in 4.2.3 en 4.2.4 vermelde bepalingen – die in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb niet de eis stellen van voorafgaand bericht van de geadresseerde over elektronische bereikbaarheid en evenmin die van emailnotificatie – betekent dit dat het besluit op de in die bepalingen voorgeschreven wijze aan appellante bekend is gemaakt en dat de bezwaartermijn is aangevangen op 23 juni 2021 en liep tot en met 3 augustus 2021. Appellante heeft na afloop van deze termijn op 17 augustus 2021 – en dus te laat – bezwaar gemaakt.

4.5.1.

Appellante heeft gesteld dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is en verwezen naar de uitspraak van de Raad van 9 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2174. Daarin is geoordeeld dat het zorgvuldigheidsbeginsel en het belang van toegang tot de rechter met zich brengen dat, in situaties waarin een belanghebbende aangeeft dat hij elektronisch bereikbaar is voor de overheid zonder dat hij de optie heeft aangevinkt een e-mail te willen ontvangen steeds wanneer een bericht in de Berichtenbox is geplaatst, het bestuursorgaan controleert of dit werkelijk de bedoeling van de belanghebbende is. In een situatie dat zo’n controle niet heeft plaatsgevonden, is niet voldaan aan de vereiste zorgvuldigheid en moet de rechtsbescherming van de burger prevaleren boven het belang van het bestuursorgaan dat is gemoeid met het vast komen te staan van de rechtsverhouding tussen deze burger en het bestuursorgaan. Dit uitgangspunt laat onverlet dat het bestuursorgaan aannemelijk kan maken dat er omstandigheden aanwezig zijn waarin voor afwijking van dit uitgangspunt aanleiding bestaat.

4.5.2.

Het Uwv heeft zich ter zitting desgevraagd op het standpunt gesteld dat er in dit geval geen aanleiding bestaat om deze rechtspraak te volgen omdat deze hier niet van toepassing is. Dit standpunt is juist. Het Uwv heeft appellante in de in 4.3 geciteerde bevestigingsmail gewezen op bekendmaking van WW-besluiten in Mijn UWV en haar geadviseerd zich aan te melden voor de Berichtenbox van MijnOverheid en daarin het Uwv te selecteren als organisatie waarvan zij berichten wil ontvangen. Appellante heeft dit advies niet gevolgd. Daarnaast heeft de gemachtigde van appellante – zo blijkt uit het bezwaarschrift van 25 juni 2021 tegen het besluit van 5 maart 2021 – appellante erop gewezen dat het Uwv besluiten op ‘Mijn UWV’ plaatst en appellante het advies gegeven om ‘Mijn UWV’ te raadplegen. Gebleken is ook dat appellante in de periode van 22 juni 2021 tot en met 3 augustus 2021 in totaal negen keer op ‘Mijn UWV’ heeft ingelogd en zo kennis heeft kunnen nemen van het besluit van 22 juni 2021. Het ontbreken van een e-mailnotificatie – wat daar verder van zij – heeft er in dit geval dus niet aan in de weg gestaan om tijdens de bezwaartermijn frequent ‘Mijn UWV’ te raadplegen. Gelet op het feit dat appellante op 2 juni 2021 de aanvraag om herleving van haar uitkering had ingediend, kon zij na 2 juni 2021 een besluit op die aanvraag verwachten. Dat appellante desondanks eerst op 17 augustus 2021 bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 22 juni 2021, komt onder deze omstandigheden voor haar rekening en risico. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is daarom geen sprake.

4.6.

Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en S. Wijna en G.A.J. van den Hurk als leden, in tegenwoordigheid van J.J.C. Vorias als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2022.

(getekend) H.G. Rottier

(getekend) J.J.C. Vorias