Home

Centrale Raad van Beroep, 15-11-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3718, 16/4449 WWAJ

Centrale Raad van Beroep, 15-11-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3718, 16/4449 WWAJ

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
15 november 2018
Datum publicatie
28 november 2018
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2018:3718
Zaaknummer
16/4449 WWAJ

Inhoudsindicatie

Appellant is in staat om 75% van het maatmaninkomen te verdienen, hij is niet jonggehandicapt in de zin van artikel 2:3 van de Wajong 2010. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 13 mei 2015 en 20 augustus 2015 inzichtelijk en toereikend gemotiveerd dat geen aanleiding bestaat voor appellant een urenbeperking aan te nemen dan wel appellant voor zijn klachten ten gevolge van ADHD en het trauma in 2001 meer of verdergaand beperkt te achten.

Uitspraak

16 4449 WWAJ

Datum uitspraak: 15 november 2018

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 mei 2016, 15/4560 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A. El Idrissi, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. El Idrissi. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant, geboren [in] 1981, heeft op 11 september 2014 een aanvraag ingediend voor een uitkering ingevolge de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Naar aanleiding van deze aanvraag hebben een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige van het Uwv onderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat appellant niet duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens geoordeeld dat appellant mogelijkheden heeft om te functioneren in eenvoudig, fysiek niet al te zwaar werk en geconcludeerd dat geen sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Bij besluit van 8 januari 2015 heeft het Uwv de aanvraag van appellant afgewezen, omdat hij niet aan de voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering.

1.2.

Appellant heeft tegen het besluit van 8 januari 2015 bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv heeft in een rapport van 13 mei 2015 geconcludeerd dat appellant belastbaar is voor werkzaamheden die in overeenstemming zijn met de vastgestelde beperkingen. De beperkingen zijn opgenomen in een Functionele Mogelijkhedenlijst van 13 mei 2015, geldend vanaf 1 september 2013. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft functies geselecteerd die appellant geacht wordt te kunnen vervullen en aan de hand van de loonwaarde van deze functies vastgesteld dat appellant ten minste 75% van het minimumloon kan verdienen. In een rapport van 12 juni 2015 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van de conclusie van de arbeidsdeskundige. Bij besluit van 23 oktober 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat bij de primaire beoordeling per abuis het criterium van de Wajong 2015 is gehanteerd. Nu appellant in staat is om 75% van het maatmaninkomen te verdienen, is hij niet jonggehandicapt in de zin van artikel 2:3 van de Wajong 2010.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat hetgeen appellant in beroep heeft aangevoerd geen aanleiding geeft aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 20 augustus 2015 voldoende gemotiveerd dat de in het medische rapport van AOB Compaz van 24 augustus 2010 aangegeven urenbeperking enkel is gebaseerd op een door appellant aangegeven rustbehoefte. Uit dit rapport blijkt echter niet dat sprake is van een van de drie indicatiegebieden uit de standaard Duurbelastbaarheid in arbeid, op grond waarvan het aantal uren dat appellant kan werken beperkt kan worden geacht. De rechtbank is verder niet gebleken dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van appellant overschrijdt. Nu appellant met de geduide functies meer dan 75% van het maatmaninkomen kan verdienen, kan hij niet als jonggehandicapte op grond van de Wet Wajong worden aangemerkt.

3.1.

Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat zijn lichamelijke en psychische beperkingen zijn onderschat. Ter onderbouwing heeft appellant opnieuw verwezen naar het rapport van AOB Compaz van 24 augustus 2010, waaruit volgens hem volgt dat hij niet meer dan 20 uur per week en 4 uur per dag kan werken. Ook de gemeente heeft hem van 30 januari 2014 tot en met 29 januari 2016 ontheven van arbeidsverplichtingen. Gelet op de diagnose ADHD en het trauma in 2001 zijn er te weinig beperkingen aangenomen ten aanzien van (onder meer) inzicht in eigen kunnen, buigen en tillen. Dit volgt eveneens uit het rapport van AOB Compaz. Ten aanzien van de geduide functies heeft appellant herhaald dat deze niet geschikt zijn, omdat daarin zijn belastbaarheid wordt overschreden.

3.2.

Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

In een uitspraak van 6 september 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2994) heeft de Raad overwogen dat voor een aanvraag om arbeids- en inkomensondersteuning die is ingediend na 10 september 2014 maar vóór 1 januari 2015 slechts dan recht op arbeids- of inkomensondersteuning kan ontstaan als de betrokkene is aan te merken als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt in de zin van artikel 2:4, eerste lid, van de Wajong 2010.

4.2.

Niet (langer) in geschil is dat appellant zijn aanvraag heeft ingediend op 11 september 2014 en dus slechts in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering als hij ‘volledig en duurzaam arbeidsongeschikt’ is als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, van de Wajong 2010.

4.3.

Op grond van artikel 2:4, eerste lid, van de Wajong 2010 is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid niet meer te verdienen dan 20% van het maatmaninkomen. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie en het blijvend ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Op grond van het derde lid wordt onder een medisch stabiele of verslechterende situatie mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.

4.4.

In navolging van de rechtbank is de Raad van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapporten van 13 mei 2015 en 20 augustus 2015 inzichtelijk en toereikend heeft gemotiveerd dat geen aanleiding bestaat voor appellant een urenbeperking aan te nemen dan wel appellant voor zijn klachten ten gevolge van ADHD en het trauma in 2001 meer of verdergaand beperkt te achten. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe informatie overgelegd die tot twijfel leidt aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Aan het rapport van AOB Compaz van 24 augustus 2010 kan niet de door appellant gewenste betekenis worden toegekend, mede nu dit rapport dateert van ver voor de datum in geding.

4.5.

Uitgaande van een juiste vaststelling van de functionele mogelijkheden van appellant is er geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de voor appellant geselecteerde functies in medisch opzicht. De signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid van appellant zijn door de betrokken arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage van 12 juni 2015 voldoende toegelicht.

5. De overwegingen in 4.2 tot en met 4.5 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van J.R. Trox als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2018.

(getekend) E.W. Akkerman

(getekend) J.R. Trox

IvR