Home

Centrale Raad van Beroep, 15-12-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4827, 15/3406 AW

Centrale Raad van Beroep, 15-12-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4827, 15/3406 AW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
15 december 2016
Datum publicatie
19 december 2016
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2016:4827
Zaaknummer
15/3406 AW

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag bevordering om dat appellant niet beschikt over de vereiste relevante werkervaring.

Uitspraak

15/3406 AW

Datum uitspraak: 15 december 2016

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 april 2015, 14/2378 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

de korpschef van politie (korpschef)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. K. Kromhout hoger beroep ingesteld.

De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2016. Namens appellant is

mr. Kromhout verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door

mr. A.M.A.C. Theunissen.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant is sinds juni 2001 werkzaam bij de politie in [plaatsnaam] . Sinds 1 november 2010 is hij werkzaam in de functie van Medewerker Basispolitiezorg A (BPZ A).

1.2.

Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op

1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (circulaire) in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782). Een van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’ (loopbaanbeleid). Dit loopbaanbeleid is de vastlegging van de binnen de politie gemaakte collectieve afspraken ten aanzien van de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Het loopbaanbeleid voor bevordering van generalist GGP naar senior GGP is met ingang van 1 januari 2013 beëindigd.

1.3.

Voorts is in het loopbaanbeleid vermeld dat aan de doorstroom naar een hogere functie voorwaarden zijn verbonden, waaronder werkervaring en beoordeling. Het aantal werkervaringsjaren is een landelijke afspraak en is op drie jaar gesteld. Bij excellent presterende medewerkers kan het bevoegd gezag besluiten om het aantal werkervaringsjaren te verkorten. Voor de stap van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) geldt de landelijke afspraak over het aantal werkervaringsjaren niet. In dat geval is in het loopbaanbeleid onder meer opgenomen dat het bevoegd gezag bepaalt aan de hand van onder meer relevante werkervaring en vakmanschap, blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen de verwachte geschiktheid voor senior GGP, of de medewerker geplaatst kan worden als senior GGP. In april 2013 zijn door de Adviescommissie Loopbaanbeleid GGP van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) nadere uitvoeringsafspraken vastgesteld.

1.4.

Appellant heeft op 21 december 2012 verzocht om bevordering op grond van het loopbaanbeleid.

1.5.

Bij besluit van 28 februari 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 11 augustus 2014 (bestreden besluit), heeft de korpschef het verzoek van appellant om bevordering afgewezen. De korpschef heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellant niet beschikt over de vereiste relevante werkervaring en verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP. De leiding van de voormalige politieregio [regio] heeft het criterium relevante werkervaring zo uitgelegd dat sprake moet zijn van minimaal drie jaar werkervaring in de functie BPZ A. Hiervan kan worden afgeweken in het geval van excellent presteren. Appellant was op 1 januari 2013 gedurende twee jaar en twee maanden werkzaam als medewerker BPZ-A. De korpschef is van oordeel dat er onvoldoende aanleiding bestaat om de periode van drie jaren werkervaring te verkorten, omdat appellant onvoldoende seniorwaardig gedrag heeft laten zien. De korpschef heeft in het bestreden besluit verwezen naar een ongedateerd negatief advies van één van de teamchefs van appellant.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellant heeft aangevoerd dat hij zich vanuit zijn functie generalist GGP meer dan genoeg heeft onderscheiden en geprofileerd om te kunnen stellen dat hij de verwachte geschiktheid heeft. Voorts beschikte appellant op 1 januari 2013 over meer dan voldoende relevante werkervaring. Nu er in de circulaire bewust voor is gekozen om voor de stap van generalist GGP naar senior GGP de eis van drie jaar werkervaring niet te stellen, kan dit niet door de korpschef als eis worden gesteld. Hetzelfde geldt voor het verkorten van de termijn indien sprake is van excellent presteren.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Vooropgesteld wordt dat ter zitting namens de korpschef is toegelicht dat het ongedateerde advies van één van de teamchefs niet moet worden gezien als een negatief advies over de verwachte geschiktheid, maar als een negatief advies in het kader van de beoordeling van de relevante werkervaring. Niet langer is in geschil dat appellant voldoet aan het criterium verwachte geschiktheid.

4.2.

Het betoog van appellant dat de korpschef niet de eis van drie jaar werkervaring mocht stellen, slaagt niet. De Raad verwijst naar de uitspraak van 7 juli 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:2541), waarin is geoordeeld dat de korpschef met het stellen van de eis van ten minste drie jaar werkervaring als generalist GGP binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is gebleven. In de uitspraak van 20 oktober 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:3970), is dit nog eens bevestigd. Hiermee is gegeven dat ook de mogelijkheid om bij excellent presteren ten gunste van de betrokkene af te wijken van de termijn van drie jaar, binnen die grenzen blijft.

4.3.

Niet in geschil is dat appellant op 31 december 2012 niet beschikte over drie jaar werkervaring als generalist GGP. Evenmin is in geschil dat bij appellant geen sprake was van excellent presteren zoals bedoeld onder 4.2, zodat hij niet voldoet aan de voorwaarde om af te wijken van de termijn van drie jaar. Dit betekent dat de afwijzing van het verzoek om bevordering in rechte stand houdt.

4.4.

Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2016.

(getekend) B.J. van de Griend

De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD