Home

Centrale Raad van Beroep, 05-09-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1666, 12-6170 WUBO

Centrale Raad van Beroep, 05-09-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1666, 12-6170 WUBO

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
5 september 2013
Datum publicatie
6 september 2013
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2013:1666
Zaaknummer
12-6170 WUBO

Inhoudsindicatie

Weigering gevraagde periodieke uitkering, toeslag en bijzondere voorzieningen op grond van de Wubo. Appellant had ten tijde van de aanvraag niet de Nederlandse nationaliteit. Geen zeer bijzondere omstandigheden. Beleid aanvaard als een redelijke invulling van de anti-hardheidsbepaling. Verweerder heeft op goede gronden geen aanleiding gezien aan het nationaliteitsvereiste van de Wubo voorbij te gaan.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep

12/6170 WUBO

Enkelvoudige kamer

Uitspraak in het geding tussen

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (Verenigde Staten) (appellant)

de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 27 september 2012, kenmerk BZ01525861 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2013. Daar is appellant niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

1.

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellant, geboren in 1932 in het toenmalige Nederlands-Indië, is in 1946 naar Nederland gekomen. In 1957 is hij naar de Verenigde Staten vertrokken. In 1962 heeft hij de Amerikaanse nationaliteit aangenomen.

1.2.

In maart 2011 heeft appellant verzocht om aanspraken op grond van de Wubo. Bij besluit van 15 december 2011 heeft verweerder erkend dat appellant is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wubo, te weten internering in de gevangenis van Banjoebiroe tijdens de Bersiap-periode. De door appellant gevraagde periodieke uitkering, toeslag en bijzondere voorzieningen op grond van de Wubo zijn afgewezen op de grond dat hij ten tijde van de aanvraag niet de Nederlandse nationaliteit had. Verweerder heeft daarbij geen bijzondere omstandigheden gezien op grond waarvan het een klaarblijkelijke hardheid zou zijn om de Wubo niet toe te passen. Het hiertegen gemaakt bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.

2.

Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.

2.1.

Volgens artikel 3, eerste lid, van de Wubo is deze wet, voor zover in dit geding van belang, van toepassing op degene die in de naoorlogse jaren als burger getroffen is door oorlogsgeweld en op dat moment Nederlander was dan wel Nederlands onderdaan, op voorwaarde dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

2.2.

Vast staat dat appellant ten tijde van zijn aanvraag niet langer de Nederlandse nationaliteit bezat. Hij behoorde dan ook in beginsel niet tot de kring van rechthebbenden van de Wubo. Dit wordt niet anders doordat verweerder wel heeft erkend dat appellant is getroffen door oorlogsgeweld. Deze erkenning berust op artikel 2 van de Wubo, die vooraf gaat aan de beoordeling op grond van artikel 3.

2.3.

In artikel 3, tweede lid, van de Wubo is geregeld dat de wet ook kan worden toegepast op de persoon die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, als het niet toepassen van deze wet een klaarblijkelijke hardheid zou zijn.

2.3.1.

Voor het beoordelen of sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die tot toepassing van artikel 3, tweede lid, van de Wubo zouden kunnen leiden heeft verweerder een wegingskader vastgesteld.

2.3.2.

Voor personen, zoals appellant, die vanuit Nederland zijn geëmigreerd geldt het beleid dat gekeken wordt naar:

A. De reden van emigratie. Er moet sprake zijn van een stringente medische noodzaak voor vestiging in het buitenland, die een gevolg is van uit de oorlogsgebeurtenis voortvloeiende gezondheidsproblemen.

B. De reden van het verlies van de Nederlandse nationaliteit. Als zeer bijzondere omstandigheid wordt aangemerkt het verlies of niet herkrijgen van de Nederlandse nationaliteit door omstandigheden die buiten de macht van de aanvrager liggen.

C. Aard en ernst van de oorlogsomstandigheden en de daaruit voortvloeiende gezondheidsomstandigheden. Als zeer bijzondere omstandigheid wordt aangemerkt de opname in een psychiatrische inrichting ten gevolge van de oorlogsgebeurtenissen dan wel ernstige verminking door oorlogsgeweld.

D. Overige omstandigheden. Als zeer bijzondere omstandigheid wordt aangemerkt een schrijnende leefsituatie die aan het ondergane ernstige en ingrijpende oorlogsleed is toe te schrijven, waarbij onder andere de sociale en financiële omstandigheden worden beoordeeld.

2.3.3.

Wanneer aan één van de onder A tot en met D omschreven criteria is voldaan, is sprake van zeer bijzondere omstandigheden en kan toepassing worden gegeven aan artikel 3, tweede lid, van de Wubo. De onder A tot en met D beschreven situaties zijn uitsluitend bedoeld als voorbeelden.

2.3.4.

Bij uitspraak van 20 december 2012 (LJN BY7839) heeft de Raad dit beleid aanvaard als een redelijke invulling van de anti-hardheidsbepaling.

2.4.

Appellant heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die wijzen op een situatie als bedoeld onder 2.3.2 en de Raad ziet voor het bestaan daarvan ook geen aanwijzingen. Zo is van een medische noodzaak voor een emigratie naar de Verenigde Staten geen sprake geweest. Uit de gedingstukken blijkt verder dat appellant om redenen van economische aard (voor het vinden van een betere baan) de Amerikaanse nationaliteit heeft aangenomen en daardoor het Nederlanderschap heeft verloren. Van een schrijnende leefsituatie vanwege financiële omstandigheden die aan het oorlogsgeweld is toe te schrijven is evenmin sprake. Aangezien appellant niet voldoet aan één van de onder 2.3.2 genoemde categorieën A - D heeft verweerder op goede gronden geen aanleiding gezien aan het nationaliteitsvereiste van de Wubo voorbij te gaan.

2.5.

Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit stand houdt. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.

3.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2013.

(getekend) A. Beuker-Tilstra

(getekend) J.T.P. Pot

HD