Home

Centrale Raad van Beroep, 20-12-2012, BY7839, 12-1243 WUBO

Centrale Raad van Beroep, 20-12-2012, BY7839, 12-1243 WUBO

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
20 december 2012
Datum publicatie
8 januari 2013
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2012:BY7839
Zaaknummer
12-1243 WUBO

Inhoudsindicatie

Weigering WUBO-uitkering. Voldoet niet meer aan nationaliteitsvereiste, doordat appellante de Amerikaanse nationaliteit heeft aangenomen. Het gevoerde beleid ten aanzien van zeer bijzondere omstandigheden kan de rechterlijke toetsing niet doorstaan. Het aangepaste beleid blijft binnen de grenzen van artikel 3, tweede lid, van de Wubo en kan op zichzelf als een redelijke invulling van die anti-hardheidsbepaling worden aanvaard. Van een medische noodzaak voor haar emigratie naar de Verenigde Staten was geen sprake. De gedingstukken, waaronder het sociaal rapport, laten duidelijk zien dat appellante om redenen van economische aard en met het oog op het overkomen van haar huwelijkspartner de Amerikaanse nationaliteit heeft aangenomen. Daardoor heeft zij het Nederlanderschap verloren.

Uitspraak

12/1243 WUBO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak in het geding tussen

Partijen:

[A. te B. ] (appellante)

de Pensioen en Uitkeringsraad (verweerder)

Datum uitspraak: 20 december 2012

PROCESVERLOOP

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 11 november 2011, kenmerk BZ01348065 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940 1945 (Wubo).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft in enkelvoudige kamer plaatsgevonden op 20 september 2012. Appellante is, met bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

Na de zitting is het onderzoek heropend en is de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.

Het onderzoek ter zitting is voortgezet door de meervoudige kamer op 15 november 2012. Appellante is, met bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1. Appellante is in 1945 geboren in het toenmalig Nederlands-Indië. Vanuit Nederland heeft zij zich in 1960 in de Verenigde Staten gevestigd. In 1996 heeft zij de Amerikaanse nationaliteit aangenomen.

1.2. Eind 2010 heeft appellante een aanvraag ingediend om in aanmerking te worden gebracht voor een periodieke uitkering en voorzieningen op grond van de Wubo. Bij besluit van 26 mei 2011, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Verweerder heeft erkend dat appellante is getroffen door oorlogsgeweld vanwege haar internering in de kampen Embong Lodji te Pasoeroean en Plaosan te Madioen tijdens de Bersiap-periode. Verweerder heeft echter de gevraagde uitkering en voorzieningen geweigerd omdat appellante ten tijde van de aanvraag niet de Nederlandse nationaliteit had.

2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.

2.1. Volgens artikel 3, eerste lid, van de Wubo is deze wet, voor zover in dit geding van belang, van toepassing op degene die in de naoorlogse jaren als burger getroffen is door oorlogsgeweld en op dat moment Nederlander was dan wel Nederlands onderdaan, op voorwaarde dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

2.2. Vast staat dat appellante niet langer de Nederlandse nationaliteit bezit. Zij behoort dan ook in beginsel niet tot de kring van rechthebbenden van de Wubo.

2.2.1. Dit wordt niet anders doordat verweerder wèl heeft erkend dat appellante is getroffen door oorlogsgeweld. Deze erkenning berust op artikel 2 van de Wubo. Zij gaat aan de beoordeling op grond van artikel 3 vooraf. Verweerder mocht ervan uitgaan dat appellante een zelfstandig in ieder geval immaterieel belang heeft bij de erkenning, ook indien deze niet tot financiële toekenningen leidt. Het betoog dat verweerder inconsequent heeft gehandeld, treft dus geen doel.

2.3. In artikel 3, tweede lid, van de Wubo is geregeld dat de wet ook kan worden toegepast op de persoon die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, als het niet toepassen van deze wet een klaarblijkelijke hardheid zou zijn.

2.4. Naar aanleiding van de uitspraken van de Raad in vergelijkbare zaken heeft verweerder een kader vastgesteld voor de weging van de factoren die een rol spelen bij de beoordeling of sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die tot toepassing van artikel 3, tweede lid, van de Wubo zouden kunnen leiden. Daarbij onderscheidt verweerder een aantal groepen van mogelijke aanvragers. Appellante valt in groep I: personen die vanuit Nederland zijn geëmigreerd.

2.4.1. Voor deze groep I, waartoe de Raad zich hier beperkt, wordt gekeken naar:

A. De aard en ernst van de oorlogsomstandigheden. Als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt ernstige verminking door oorlogsgeweld of opname in een psychiatrische inrichting als gevolg van oorlogsgebeurtenissen.

B. De reden van emigratie. De reden van vestiging in het buitenland moet zijn gelegen in een stringente medische noodzaak, aangetoond op basis van objectieve medische gegevens, die een gevolg is van uit de oorlogsgebeurtenis voortvloeiende gezondheidsproblemen.

C. De reden van het verlies van de Nederlandse nationaliteit. Er moet sprake zijn van omstandigheden buiten de macht van de aanvrager, waardoor deze op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, juncto het vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) het Nederlanderschap heeft verloren, dan wel op grond van artikel 9 of artikel 15 (lees: artikel 26) van de RWN geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid tot het herkrijgen van de Nederlandse nationaliteit.

D. Overige omstandigheden. Hierbij worden de sociale en financiële omstandigheden beoordeeld. Het leven ver onder het sociaal minimum of een schrijnende vereenzaming worden onder andere als bijzondere omstandigheden aangemerkt.

2.4.2. Verweerder heeft de weging als volgt omschreven:

Bij een combinatie van criterium A met criterium B en/of C kan worden gesproken van zeer bijzondere omstandigheden die reden geven tot toepassing van artikel 3, tweede lid, van de Wubo. Criterium D speelt wel een rol, maar slechts bij twijfelgevallen in de bovenstaande combinatie. Het is op zich geen criterium dat in combinatie met één ander criterium aanleiding geeft tot toepassing van artikel 3, tweede lid, van de Wubo.

2.5. In eerdere uitspraken heeft de Raad geoordeeld dat het onder 2.4 omschreven beleid in rechte niet onverkort stand houdt (CRvB 30 augustus 2012, LJN BX6130, LJN BX6141 en andere). De door verweerder onder B en C genoemde criteria zijn op zichzelf aanvaardbaar geacht. Indien de emigratie met het aannemen van de nationaliteit van het nieuwe woonland als begrijpelijk uitvloeisel was ingegeven door een stringente en causale medische noodzaak, dan wel het Nederlanderschap door omstandigheden buiten de macht van de betrokkene verloren is gegaan, kan er aanleiding bestaan om een uitzondering te maken op de hoofdregel dat de betrokkene de Nederlandse nationaliteit dient te bezitten. Het gaat daarbij om gevallen waarin de betrokkene in wezen geen vrije keuze had om de formele band met Nederland te behouden en de bijzondere solidariteit van het Nederlandse volk met zijn lot als oorlogsslachtoffer daarom in redelijkheid niet als geëindigd kan worden beschouwd. Ook de onder A en D omschreven criteria zijn, mits niet limitatief opgevat, aanvaardbaar geoordeeld. Daarbij moeten alle relevante aspecten in onderling verband worden bezien. In hoofdzaak moet worden gedacht aan schrijnende leefsituaties die aan het ondergane ernstige en ingrijpende oorlogsleed zijn toe te schrijven en waarvan, ondanks de verbreking van de formele band met Nederland, redelijkerwijs niet aanvaardbaar zou zijn dat de bijzondere solidariteit van het Nederlandse volk zich er niet mede toe uitstrekt. Niet met een redelijke beleidsbepaling te verenigen is echter de koppeling die verweerder heeft gelegd tussen de criteria onder B en C enerzijds, en de criteria onder A en D anderzijds. Evenmin aanvaardbaar is de door verweerder aangebrachte koppeling tussen de criteria onder A en D onderling, in die zin dat sociale en financiële omstandigheden dan wel bijzondere omstandigheden van andere aard pas aan de orde zouden kunnen komen indien aan het criterium onder A is voldaan.

2.6. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat in het geval van appellante geen sprake is van ernstige verminking of opname in een psychiatrische inrichting ten gevolge van haar oorlogsgebeurtenissen. Daarnaast was er voor appellante geen sprake van een stringente medische noodzaak ten gevolge van haar oorlogsomstandigheden voor vestiging in het buitenland. Ten slotte vloeide het verlies van de Nederlandse nationaliteit voort uit economische motieven en haar huwelijk. Verweerder blijft daarom van mening dat er bij appellante geen sprake is van zeer bijzondere omstandigheden op grond waarvan het niet toepassen van de Wubo een klaarblijkelijke hardheid zou zijn. Blijkens het onderliggende ambtelijke advies is verweerder aan een beoordeling van de onder D genoemde aspecten niet toegekomen.

2.7. Deze motivering is gebaseerd op het onder 2.4 omschreven beleid. Zij kan, gelet op hetgeen onder 2.5 is overwogen, de rechterlijke toetsing niet doorstaan. Het bestreden besluit komt dus wegens strijd met het in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde motiveringsbeginsel voor vernietiging in aanmerking.

2.8. Ter zitting is naar voren gekomen dat verweerder, naar aanleiding van de onder 2.5 bedoelde uitspraken, een nader wegingskader heeft vastgesteld.

2.8.1. Dit aangepaste beleid houdt in dat wordt gekeken naar:

A. De reden van emigratie. Er moet sprake zijn van een stringente medische noodzaak voor vestiging in het buitenland, die een gevolg is van uit de oorlogsgebeurtenis voortvloeiende gezondheidsproblemen.

B. De reden van het verlies van de Nederlandse nationaliteit. Als zeer bijzondere omstandigheid wordt aangemerkt het verlies of niet herkrijgen van de Nederlandse nationaliteit door omstandigheden die buiten de macht van de aanvrager liggen.

C. Aard en ernst van de oorlogsomstandigheden en de daaruit voortvloeiende gezondheidsomstandigheden. Als zeer bijzondere omstandigheid wordt aangemerkt de opname in een psychiatrische inrichting ten gevolge van de oorlogsgebeurtenissen dan wel ernstige verminking door oorlogsgeweld.

D. Overige omstandigheden. Als zeer bijzondere omstandigheid wordt aangemerkt een schrijnende leefsituatie die aan het ondergane ernstige en ingrijpende oorlogsleed is toe te schrijven, waarbij onder andere de sociale en financiële omstandigheden worden beoordeeld.

2.8.2. De weging wordt nu als volgt omschreven. Wanneer aan één van de onder A tot en met D omschreven criteria is voldaan, is sprake van zeer bijzondere omstandigheden en kan toepassing worden gegeven aan artikel 3, tweede lid, van de Wubo. De onder A tot en met D beschreven situaties zijn uitsluitend bedoeld als voorbeelden.

2.9. De Raad stelt vast dat verweerder niet langer een koppeling tussen de vier aspecten aanbrengt. Verder merkt verweerder de gegeven voorbeelden uitdrukkelijk aan als

niet-limitatief. Daarmee voldoet het beleid thans aan hetgeen is overwogen in de onder 2.5 bedoelde uitspraken. Dit aangepaste beleid blijft binnen de grenzen van artikel 3, tweede lid, van de Wubo en kan op zichzelf als een redelijke invulling van die anti-hardheidsbepaling worden aanvaard.

2.10. Appellante heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die wijzen op een situatie zoals bedoeld onder 2.8.1. Van een medische noodzaak voor haar emigratie naar de Verenigde Staten was geen sprake. De gedingstukken, waaronder het sociaal rapport, laten duidelijk zien dat zij om redenen van economische aard en met het oog op het overkomen van haar huwelijkspartner de Amerikaanse nationaliteit heeft aangenomen. Daardoor heeft zij het Nederlanderschap verloren. Voor de motieven van appellante om zo te handelen kan begrip worden opgebracht. Er is echter geen grond in gelegen om aan het nationaliteitsvereiste van de Wubo voorbij te gaan. Aanwijzingen voor het bestaan van zo'n grond zijn ook overigens niet naar voren gekomen.

2.11. De Raad ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven.

3. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig. Van daarvoor in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 11 november 2011 gegrond en vernietigt

dit besluit;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;

- bepaalt dat verweerder aan appellante het door haar betaalde griffierecht van € 35, vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2012.

(getekend) A. Beuker-Tilstra

(getekend) R. Scheffer