Home

Centrale Raad van Beroep, 24-03-2011, BP9771, 09-5594 AW

Centrale Raad van Beroep, 24-03-2011, BP9771, 09-5594 AW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
24 maart 2011
Datum publicatie
1 april 2011
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2011:BP9771
Zaaknummer
09-5594 AW

Inhoudsindicatie

Vaststelling van het functieprofiel en de waardering van de functie Teamleider. De Raad is van oordeel dat het college bij de functiewaardering mocht uitgaan van het vastgestelde generieke functieprofiel van Teamleider. Het functiewaarderingssysteem voorziet niet in een vergelijking met een in het verleden bestaande functie, maar waardeert de functie op basis van het actuele, nieuw vastgestelde functieprofiel. Het standpunt van het college dat het in de nieuwe functie van Teamleider hoofdzakelijk gaat om toelichting op nieuwe ontwikkelingen op een vrij ingewikkeld niveau, en niet om het rapporteren over nieuwe ontwikkelingen in de beleidssfeer, acht de Raad met de rechtbank niet onhoudbaar. De opvatting dat hier geen sprake is van taakveldoverschrijdende verantwoordelijkheid in de zin van het FUWA-MET systeem is niet onjuist.

Uitspraak

09/5594 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 september 2009, 08/2219, (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp, (hierna: college).

Datum uitspraak: 24 maart 2011

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2011. Appellant is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P.F. van Duren, advocaat te ’s-Hertogenbosch, en

L.H. Vreeswijk, hoofd personeelszaken bij de gemeente Weesp.

II. OVERWEGINGEN

1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.

1.1. Appellant vervulde sedert een reorganisatie per 1 september 2007 de functie van Teamleider A van het team [team], onderdeel van de afdeling [afdeling]. Deze functie was met toepassing van het functiewaarderingssysteem FUWA-MET gewaardeerd in salarisschaal 11. Vervolgens heeft het college besloten de functie van Teamleider A te laten vervallen onder gelijktijdige vaststelling en waardering van het nieuwe generieke functieprofiel van Teamleider in salarisschaal 11. Uiteindelijk is in oktober 2007 het generieke functieprofiel van de functie Teamleider nog op onderdelen aangepast, waarbij de waardering is herzien naar een totaalscore van 72 punten, hetgeen onveranderd leidde tot indeling in salarisschaal 11. Bij besluit van 23 april 2008 heeft het college het bezwaar van appellant tegen de vaststelling van het functieprofiel en de waardering van de functie Teamleider ongegrond verklaard.

1.2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het door betrokkene ingestelde beroep tegen het besluit van 23 april 2008 ongegrond verklaard.

2. Appellant heeft, samengevat, in hoger beroep naar voren gebracht dat de rechtbank ten onrechte voorbijgegaan is aan zijn bezwaren tegen de vastgestelde functiebeschrijving. Het laten vervallen van het onderscheid tussen de functies Teamleider A en Teamleider B acht appellant onjuist, omdat daardoor het FUWA-MET systeem niet meer goed toepasbaar is. De rechtbank is ook uitgegaan van de onjuiste veronderstelling dat de functie afdelingshoofd A niet meer bestaat. Volgens appellant bestaat deze functie nog wel onder de benaming Teamleider A. Ten slotte heeft appellant ter zitting aangegeven dat zijn bezwaren wat betreft de inhoud van de functiewaardering gericht zijn tegen de waardering van de karaktereigenschappen: schriftelijke communicatie en taakveldoverschrijdende verantwoordelijkheid.

2.1. Het college heeft de door appellant in hoger beroep verdedigde stellingen gemotiveerd weersproken.

3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.

3.1. De Raad onderschrijft hetgeen de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van het beroep tegen het besluit van het college om het onderscheid tussen de functies van Teamleider A en Teamleider B te laten vervallen en samen te voegen tot de nieuwe generieke functie Teamleider. Ook in hoger beroep slaagt appellants beroepsgrond op dit punt niet.

3.2. In het door het college gehanteerde systeem gaat het om de vaststelling en waardering van een generieke functie. Zoals door de Raad al eerder is overwogen (bijvoorbeeld CRvB 24 september 2009, LJN BJ9379) gaat het bij organieke functiebeschrijvingen, anders dan bij zogenoemde mensfunctiebeschrijvingen, niet om de beschrijving van de feitelijk uitgevoerde of feitelijk opgedragen werkzaamheden, maar om de door het college aan de betrokken functionaris opgedragen werkzaamheden, gegeven de inrichting van de organisatie zoals die het college voor ogen staat. Aan het college komt daarbij beleidsvrijheid toe. Dit geldt te meer waar het om een beschrijving van een functie met een generiek karakter gaat. De rechterlijke toetsing van het generieke functieprofiel van de functie Teamleider, die appellant vervult, moet dan ook met terughoudendheid plaatsvinden.

Hetzelfde geldt voor de rechterlijke toetsing van de waardering van de beschreven generieke functie. Hierbij geldt in het bijzonder dat de rechter zich, naast de overigens in aanmerking komende toetsing van het bestreden besluit aan regels van geschreven en ongeschreven recht, moet beperken tot de vraag of de in geding zijnde waardering op onvoldoende gronden berust. Dit laatste betekent dat pas tot vernietiging van de bestreden waardering kan worden overgegaan indien deze als onhoudbaar moet worden aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is.

3.3. Met inachtneming van deze terughoudende toetsing is de Raad van oordeel dat het college bij de functiewaardering mocht uitgaan van het vastgestelde generieke functieprofiel van Teamleider. In aanmerking genomen dat een generiek functieprofiel juist vanwege het generieke karakter daarvan geen op een functionaris toegespitste specifieke taken en werkzaamheden behoeft te beschrijven, kan niet worden staande gehouden dat dit profiel geen recht doet aan de inhoud van de functie. In dit profiel is onder meer opgenomen: “Is verantwoordelijk voor tijdige afstemming met andere organisatieonderdelen of externen indien het teamoverstijgende zaken betreft.” Hiermee is in het functieprofiel voldoende basis gelegd om bij de waardering de werkzaamheden mee te wegen die appellant als taakveldoverschrijdend beschouwt en waarop hierna onder 4.2 en 4.3 zal worden teruggekomen.

4. Volgens het waarderingssysteem FUWA-MET wordt de waardering uitgevoerd op een vijftal kenmerken, in dit systeem karaktereigenschappen genoemd. Appellant heeft de juistheid van de waardering op twee onderdelen bestreden. Het betreft de beide onder 2 genoemde karaktereigenschappen: schriftelijke communicatie en taakveldoverschrijdende verantwoordelijkheid.

4.1. Met betrekking tot de karaktereigenschap schriftelijke communicatie heeft appellant in hoofdzaak aangevoerd dat de functie Afdelingshoofd A een score had van 6D en dat de functie Teamleider, die in feite een voortzetting is van de functie Afdelingshoofd, daarentegen slechts 5C scoort. Daarom kan de toegekende score voor deze karaktereigenschap niet juist zijn.

De Raad volgt appellant hierin niet. Aan de waardering van de functie van Afdelingshoofd A, zoals die in de oude organisatie voorkwam, lag een andere beschrijving ten grondslag. Als gevolg van het reorganisatieproces zijn er veranderingen opgetreden, waardoor de door appellant gemaakte vergelijking niet goed mogelijk is. Het functiewaarderingssysteem voorziet ook niet in zo’n vergelijking met een in het verleden bestaande functie, maar waardeert de functie op basis van het actuele, nieuw vastgestelde functieprofiel. Het standpunt van het college dat het in de nieuwe functie van Teamleider hoofdzakelijk gaat om toelichting op nieuwe ontwikkelingen op een vrij ingewikkeld niveau, en niet om het rapporteren over nieuwe ontwikkelingen in de beleidssfeer, acht de Raad met de rechtbank niet onhoudbaar. In elk geval heeft appellant met de door hem gemaakte vergelijking de onjuistheid van dit standpunt niet aangetoond.

Ook het argument van appellant dat de waardering niet juist kan zijn, omdat de functie beleidsmedewerker in zijn team op deze karaktereigenschap hoger scoort, kan niet tot een ander oordeel leiden. Op zichzelf is het immers niet ondenkbaar dat op een specifiek onderdeel als het onderhavige een ondergeschikte, gelet op de aard van diens werkzaamheden, hoger scoort dan zijn leidinggevende.

4.2. Onder taakveldoverschrijdende verantwoordelijkheid wordt volgens FUWA-MET verstaan de (mede)verantwoordelijkheid voor de opgedragen en te behalen doelstellingen van gelijksoortige organisatie-eenheden die buiten de primaire verantwoordelijkheid van het eigen taakveld liggen.

Appellant is van mening dat de functie van Teamleider hiervoor met tenminste 1 punt moet worden gewaardeerd, omdat de Teamleider [team] verantwoordelijk is voor een tweetal buiten de gemeentelijke organisatie geplaatste organisatieonderdelen, de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Hilversum en het WMO-loket. Het college is van opvatting dat hiervoor geen score kan worden toegekend. Het onderhouden van contacten met de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Hilversum over de door haar voor de gemeente Weesp uitgevoerde taken en met de organisatie, die het WMO-loket beheert, is volgens het college een taak die geheel ligt binnen het reguliere taakveld van de Teamleider [team], zoals die beschreven is in het functieprofiel.

De Raad acht deze opvatting niet onhoudbaar. Van taakveldoverschrijdende verantwoordelijkheid is in het kader van FUWA-MET eerst sprake wanneer een functionaris, door deelname aan een binnen de organisatie geïnstitutionaliseerd werkverband, mede verantwoordelijk is voor de resultaten en doelstellingen van andere organisatie-eenheden dan die van zijn eigenlijke functie. FUWA-MET geeft hiervan het voorbeeld van een lid van het directie- of managementteam. In het geval van appellant is dit niet aan de orde. De verantwoordelijkheid van de Teamleider [team] gaat immers niet verder dan de afstemming die vanuit de gemeente Weesp met de genoemde externe organisaties moet plaatsvinden. Appellant geeft niet - mede - leiding aan deze organisaties en kan als Teamleider [team] niet functioneel worden aangesproken op het functioneren van en op de te behalen resultaten door deze externe organisaties. De opvatting dat hier geen sprake is van taakveldoverschrijdende verantwoordelijkheid in de zin van het FUWA-MET systeem is dan ook niet onjuist.

4.3. Voorts is door appellant nog aangevoerd dat taakveldoverschrijdende verantwoordelijkheid is gelegen in de medeverantwoordelijkheid die de Teamleider heeft voor de beslissingen op afdelingsniveau met betrekking tot de advisering aan het managementoverleg. Het college heeft hiertegenover betoogd dat de verantwoordelijkheid voor de advisering aan het managementoverleg berust bij het afdelingshoofd en dat de (mede)verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van advisering niet gelijk kan worden gesteld met een verantwoordelijkheid voor te behalen doelstellingen van gelijksoortige organisatie-eenheden, zoals in het functiewaarderingssysteem is bedoeld. De Raad acht ook dit standpunt niet onhoudbaar. De omstandigheid dat de Teamleider als lid van het afdelingsoverleg meewerkt aan de totstandkoming van adviezen op andere beleidsterreinen dan die van zijn eigen team, brengt anders dan appellant meent, niet met zich dat hij ook verantwoordelijkheid draagt voor de te behalen doelstellingen van de teams op die andere beleidsterreinen. Overigens wijst de Raad erop dat de voormalige functie van Afdelingshoofd, waarmee appellant de functie Teamleider steeds vergelijkt, ook niet scoorde op de karaktereigenschap taakveldoverschrijdende verantwoordelijkheid.

5. Uit het vorenstaande volgt dat de Raad het oordeel van de rechtbank deelt en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet derhalve worden bevestigd.

6. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:

Recht doende,

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel als voorzitter en A.J. Schaap en A.A.M. Mollee als leden, in tegenwoordigheid van M. Nijholt, als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2011.

(get.) J.Th. Wolleswinkel.

(get.) M. Nijholt.

HD