Home

Circulaire scholing tijdens uitkering ex Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa)

Geldig van 3 februari 2021 tot 1 juli 2022
Geldig van 3 februari 2021 tot 1 juli 2022

Circulaire scholing tijdens uitkering ex Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa)

Besluit BWBR0044817-20210203

Versies van huidig besluit

Opschrift

[Regeling treedt in werking op 12-02-2021]

Publicatie op internet

Circulaires met betrekking tot de rechtspositie van politieke ambtsdragers worden uitsluitend bekend gemaakt op de site van de officiële bekendmakingen (Staatscourant) en op de website www.politiekeambtsdragers.nl. U kunt zich met een RSS-feed of e-mail-attendering abonneren op deze site. Als er een circulaire op deze site wordt gepubliceerd, ontvangt u een attendering.

1. Inleiding

Tijdens de uitkeringsperiode van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) bestaat voor de uitkeringsgerechtigde recht op scholing. Het kader voor scholing wordt in algemene zin beschreven in de brochure ‘Sollicitatieplicht en outplacement voor politieke ambtsdragers’ (tweede, gewijzigde druk)1; in de paragraaf ‘Welke kosten worden vergoed?’ op blz. 21/22. In de praktijk blijkt er behoefte aan verduidelijking op een aantal punten. In deze circulaire wordt, in aanvulling op genoemde paragraaf van de brochure, op die punten nader ingegaan.

Daarbij wordt de volgende opbouw gehanteerd:

  1. Het algemene kader (§2)

  2. Rollen en bevoegdheden betrokken partijen (§3)

  3. Doel van de scholing (§4)

  4. Wat wordt begrepen onder scholing (§5)?

  5. Wat wordt verstaan onder noodzakelijke scholing (§6)?

  6. Voorwaarden aan de vergoeding van scholing (§7)

  7. Financiële aspecten scholing (§8)

  8. Samenvatting: toekenningscriteria scholing (§9)

Verder wordt in §10 de aandacht gevestigd op het instrument Erkenning verworven Competenties (EVC) dat ook tijdens de Appa kan worden ingezet. In §11 wordt ingegaan op de fiscale aspecten van scholing voor uitkeringsgerechtigden. In §12 tenslotte worden voorbeelden besproken van fictieve scholingsverzoeken.

Uitgangspunt van deze circulaire is dat deze kader scheppend is met ruimte voor maatwerk in de praktijk. Juist vanwege de nadruk in het re-integratieplan op het individu van de uitkeringsgerechtigde en zijn of haar afstand tot de arbeidsmarkt, is dat maatwerk vereist. De circulaire beoogt op het gebied van scholingsaanvragen handvatten te bieden voor een objectieve en redelijke beoordeling in het individuele geval.

Deze circulaire ziet op de periode na het aftreden of ontslag van de politieke ambtsdrager. Natuurlijk helpt het voor de terugkeer op de arbeidsmarkt als betrokkene al tijdens het politieke ambt al gebruik heeft gemaakt van de rechtspositionele voorzieningen voor scholing, loopbaanoriëntatie, mobiliteitsbevordering2 en EVC3. In deze circulaire wordt echter niet ingegaan op de situatie tijdens het ambt. Er geldt namelijk een ander rechtspositioneel en financieel regime voor en na het aftreden of ontslag. Vóór ontslag of aftreden is er bovendien geen sprake van een verplichtend kader voor betrokkene, maar van een eigen keuze. Dat is ook het geval als betrokkene al weet dat hij of zij na aftreden of ontslag niet verder gaat in het ambt en zich reeds tijdens het ambt wil voorbereiden op de volgende fase. Verder zijn de verantwoordelijkheden en rollen van de verschillende betrokken partijen ook verschillend.

2. Het algemene kader

De Appa is een vangnet voor de politieke ambtsdrager die is afgetreden of ontslagen. Voor de uitkeringsgerechtigde geldt (vanaf drie maanden na aftreden of ontslag) een sollicitatieplicht. Naast de plicht tot solliciteren, heeft betrokkene recht op planmatige begeleiding en ondersteuning bij de re-integratie. Tot die ondersteuning hoort ook het recht op scholing.

De achtergrond van deze ‘dubbelslag’, het feit dat deze re-integratiebegeleiding er is naast de sollicitatieverplichting, is dat de wetgever dit ziet als een arbeidsvoorwaarde die hoort bij (het bevorderen van) het deelnemen aan het onzekere bestaan in de politiek. Betrokkene heeft door de stap naar de politiek vaak zijn schepen achter zich verbrand en is in het politieke domein afhankelijk van de vertrouwensregel. Van betrokkene wordt gevraagd te accepteren dat hij of zij geen ontslagbescherming (meer) heeft. Naar het oordeel van de wetgever hoort daarbij dat betrokkene moet weten dat hij of zij na aftreden of ontslag ook extra wordt geholpen om weer aan het werk te komen. Daarom kunnen politieke ambtsdragers een beroep doen op professionele organisaties die de arbeidsmarkt kennen, vaak beschikken over een groot netwerk en betrokkenen adequaat en al naar gelang zijn of haar individuele mogelijkheden en ambities alle ondersteuning kunnen bieden. Deze ondersteuning blijft daarom ook tot hun beschikking tijdens de gehele uitkeringsduur.

Het doel is betrokkene snel duurzaam terug te krijgen in het arbeidsproces en als scholing eraan bijdraagt om de afstand tot de arbeidsmarkt te overbruggen, kan dat. Betrokkene heeft recht op scholing. Dat recht heeft wel bepaalde grenzen en die worden in deze circulaire toegelicht.

Zoals aangegeven in de brochure blz. 23-24 (Wanneer is er sprake van een succesvolle re-integratie?) is in het kader van de Appa van een duurzame re-integratie sprake als in redelijkheid mag worden verwacht dat betrokkene door het vervullen van de nieuwe functie niet meer zal hoeven terug te vallen op de toegekende Appa-uitkering. Anders gezegd, is het doel dus om zo snel mogelijk de uitbetaling van de uitkering tot nihil terug te brengen door nieuwe inkomsten te generen. Het gaat daarbij om de hoogte van de nieuwe inkomsten, niet om het aantal werkzame uren.

De basis voor het solliciteren is: wat staat er in het vastgestelde re-integratieplan? Dit plan is namelijk bepalend welke activiteiten betrokkene, gezien zijn of haar capaciteiten, opleiding, vaardigheden, ervaringen en afstand tot de arbeidsmarkt, gaat ontplooien ter uitvoering van de sollicitatieplicht. In dat plan kunnen sollicitatieactiviteiten zijn opgenomen, netwerkgesprekken, bevordering van de persoonlijke ontwikkeling, het behalen van een vakbekwaamheidsbewijs in het kader van een EVC-procedure, maar ook de inzet van scholing4. Indien betrokkene het re-integratieplan uitvoert, voldoet hij of zij daarmee aan de sollicitatieplicht.

Het systeem is dat regelmatig, minstens per drie maanden, wordt bezien of er aanleiding is voor bijstelling van de inhoud van het re-integratieplan. Bijstelling kan een gevolg zijn van sollicitatieactiviteiten, van afgeronde scholing, van externe ontwikkelingen, maar ook van een als gevolg van ervaringen uit de sollicitatieactiviteiten nader gebleken behoefte aan scholing; of van een terugval in de uitkering met navenante nieuwe (scholings)wensen. Het beoogde maatwerk wordt mede mogelijk gemaakt door deze flexibiliteit.

Voor zover de kosten van de activiteiten in het plan zijn begroot, geeft het overheidsorgaan/de uitvoeringsorganisatie een oordeel over deze kosten bij het vaststellen van het plan (artikel 2.2 van het besluit). Als in het plan geen kosten zijn begroot, dient de belanghebbende voor een vergoeding een specifieke aanvraag in bij het overheidsorgaan/de uitvoeringsorganisatie (artikel 2.8 van het besluit). De aanvraag wordt ingediend, voordat met de activiteiten een aanvang wordt gemaakt, zodat het overheidsorgaan/de uitvoeringsorganisatie nog een oordeel over de kosten kan geven. Het bestuursorgaan kan een lagere vergoeding verlenen of de begroting in het plan lager vaststellen, indien kosten worden opgevoerd die niet noodzakelijk zijn of die hoger zijn dan noodzakelijk. Een voorbeeld van niet-noodzakelijke kosten zijn reis- en verblijfkosten voor een cursus als de cursus tevens wordt aangeboden op een locatie die dichter bij de woonplaats van de belanghebbende is gelegen. Een voorbeeld van te hoog begrote kosten is het geval waarin een vergelijkbare cursus elders goedkoper wordt aangeboden.

Dat re-integratieplan moet door de uitkeringsgerechtigde en het re-integratiebureau worden opgesteld maar geldt pas als deze is vastgesteld door de uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie heeft hiervoor een format dat voldoet aan de richtlijnen van het Sollicitatiebesluit5, met onder andere de vraag naar de scholingsbehoefte. Het verdient aanbeveling deze scholingsbehoefte in een zo vroeg mogelijk stadium aan te geven; mede vanwege het uitgangspunt dat scholing al tijdens de uitkering moet renderen (zie §7 en §9). Naarmate de opleiding in een later stadium van de uitkeringsduur wordt aangevraagd, is de motiveringsplicht voor betrokkene zwaarder.

3. Rollen en bevoegdheden betrokken partijen

Zoals is aangegeven op bladzijde 9 van de brochure is het overheidsorgaan dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Appa-uitkering, (naast de uitkeringsgerechtigde) verantwoordelijk voor de re-integratie. Afhankelijk van het ambt dat betrokkene het laatst bekleedde, is dat overheidsorgaan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders, of het dagelijks bestuur van een waterschap. Kortheidshalve wordt in deze circulaire gesproken van ‘overheidsorgaan’.

Het overheidsorgaan heeft een belangrijke rol bij het beoordelen van het re-integratiebedrijf voor de begeleiding, het vaststellen van het plan, het besluit tot het opleggen van begeleiding en ondersteuning, het toekennen van de tegemoetkoming in de kosten van planmatige begeleiding en ondersteuning en het zo nodig opleggen van inhoudingen op de Appa-uitkering.

Het overheidsorgaan kan de uitvoering van de sollicitatieplicht opdragen aan een uitvoeringsorganisatie; net zoals dat ook vaak het geval is voor de uitvoering van de Appa-uitkering en het Appa-pensioen. Los van de complexiteit van de uitvoering, wordt deze uitbesteding ook aangeraden vanwege de gewenste politieke distantie. Voorkomen moet worden dat een objectieve uitvoering in het geding komt, bijvoorbeeld doordat de ene uitkeringsgerechtigde wel wat wordt gegund en de ander niet, of omdat er nog een politieke afrekening plaatsvindt.

In de praktijk komen er echter ook andere constructies voor. Soms heeft een overheidsorgaan de uitvoering van de sollicitatieplicht opdragen aan een uitvoeringsorganisatie, maar heeft het zelf financiële afspraken gemaakt met de re-integratiebureaus over de planmatige begeleiding. Soms heeft een overheidsorgaan expliciet de beoordeling over scholing aan zich gehouden. In deze gevallen zal er meer afstemming tussen overheidsorgaan en uitvoeringsorganisatie nodig zijn alvorens een beslissing op de scholingsaanvraag wordt genomen.

Heeft het overheidsorgaan wat betreft de uitvoering van de sollicitatieplicht een keuze, het is op grond van het Sollicitatiebesluit verplicht om voor de planmatige begeleiding en ondersteuning een re-integratiebedrijf in te schakelen. Het re-integratiebedrijf is niet dezelfde organisatie als de uitvoeringsorganisatie. Dit is ook logisch gezien de vereiste expertise.

Voor de leesbaarheid wordt in deze circulaire ervan uitgegaan dat een overheidsorgaan de uitvoering van de Appa heeft uitbesteed aan een uitvoeringsorganisatie, en dat de planmatige begeleiding en ondersteuning is uitbesteed aan een re-integratiebedrijf.

Wat betreft de scholing betekent bovenstaande rolverdeling dat de uitkeringsgerechtigde in het kader van de totstandkoming van het re-integratieplan bespreekt met het re-integratiebureau of er aanleiding is voor een scholingsaanvraag. Is die aanleiding er, dan dient de uitkeringsgerechtigde die scholingsaanvraag in bij het re-integratiebureau, voorzien van een motivering waarom betrokkene deze scholing noodzakelijk acht. Indien het re-integratiebureau deze aanvraag vanuit zijn expertise kan onderschrijven, leidt het bureau de aanvraag door de uitvoeringsorganisatie, met een begeleidend advies over de noodzakelijkheid ervan6. De uitvoeringsorganisatie neemt vervolgens een besluit namens het overheidsorgaan en deelt dat mede aan betrokkene en het re-integratiebureau. De uitvoeringsorganisatie rapporteert over de vastgestelde scholingsactiviteiten op gezette tijden in algemene zin aan het overheidsorgaan.

4. Doel van de scholing

5. Wat wordt begrepen onder scholing?

6. Wat wordt verstaan onder noodzakelijke scholing?

7. Voorwaarden aan de vergoeding van scholing

8. Financiële aspecten scholing

9. Samenvatting: toekenningscriteria scholing

10. Erkenning verworven Competenties (EVC)

11. Fiscale aspecten scholing

12. Voorbeelden fictieve scholingsverzoeken

13. Vragen en informatie op internet