Home

Vakantiewet 1949 BES

Geldig vanaf 10 oktober 2010
Geldig vanaf 10 oktober 2010

Vakantiewet 1949 BES

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 10-10-2010]

I. Definities

Artikel 1

In deze wet en de naar aanleiding daarvan uitgevaardigde besluiten wordt verstaan:

onder werkgever: ieder natuurlijk of rechtspersoon, die één of meer arbeiders in dienst heeft.

Voor de toepassing van deze wet wordt voor zoveel betreft de werkgever, die arbeid in één of meer van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba doet verrichten doch daarbuiten woont of gevestigd is, diens vertegenwoordiger of agent in één of meer van deze openbare lichamen, binnen welke de arbeid wordt verricht, als zodanig aangemerkt.

De bestuurscolleges van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden niet als werkgever in de zin van dit artikel beschouwd ten aanzien van die arbeiders, die zij anders dan op burgerrechtelijke overeenkomst in hun dienst hebben.

onder arbeider: ieder, die in dienstverhouding tegen loon arbeid verricht. Voor de toepassing van deze wet worden niet als arbeiders beschouwd personen, die krachtens de bepalingen van het Tweede Boek van het Wetboek van Koophandel BES recht hebben op vakantie, thuiswerkers en inwonende kinderen van een werkgever, die uitsluitend voor zijn rekening arbeid verrichten.

onder loon: elke uitkering in welke vorm ook, welke de arbeider als vergoeding voor zijn arbeid gedurende de voor hem geldende arbeidstijd van zijn werkgever ontvangt, uitgezonderd overwerkgelden, premiegelden en vergoedingen voor het tijdelijk verrichten van andere dan zijn gewone arbeid; voor de berekening van het loon worden medegerekend ontvangsten van derden, welke van invloed zijn op de voorwaarden der arbeidsovereenkomst.

Het loon per dag, voorzover niet op deze wijze vastgesteld, wordt berekend:

  1. voor de arbeider voor wie een zesdaagse werkweek geldt:

    1. door het tussen werkgever en arbeider overeengekomen loon per uur te vermenigvuldigen met het gemiddelde aantal werkuren per week van de betrokken arbeider en het verkregen product te delen door 6;

    2. door het weekloon te delen door 6;

    3. door het maandloon te vermenigvuldigen met drie en het verkregen product te delen door 78;

  2. voor de arbeider voor wie een vijfdaagse werkweek geldt:

    1. door het tussen werkgever en arbeider overeengekomen loon per uur te vermenigvuldigen met het gemiddelde aantal werkuren per week van de betrokken arbeider en het verkregen product te delen door 5;

    2. door het weekloon te delen door 5;

    3. door het maandloon te vermenigvuldigen met drie en het verkregen product te delen door 65.

II. Van de vakantie

Artikel 2

1.

De arbeider heeft voor ieder jaar, dat hij onafgebroken werkzaam is geweest in dienst van éénzelfde werkgever, aanspraak op vakantie gedurende tenminste driemaal het bedongen aantal werkdagen per week met behoud van het loon, dat hij tijdens zijn vakantie met werken zou hebben verdiend, met dien verstande evenwel dat de arbeider voor wie een zesdaagse werkweek geldt aanspraak heeft op vakantie van tenminste vijftien werkdagen.

2.

De werkgever is verplicht de arbeider op diens verzoek de in het vorige lid bedoelde vakantie te verlenen, behoudens het bepaalde in de artikelen 5, 6 en 7, terwijl de arbeider verplicht is deze vakantie, ook indien ongevraagd verleend, te nemen.

3.

Niet als werkdagen worden aangemerkt de voor de arbeider krachtens zijn werktijdenregeling geldende rustdagen en, voor zover betreft de arbeider die niet werkzaam is krachtens een werktijdenregeling welke op grond van een regeling ter uitvoering van artikel 27 van de Arbeidswet 2000 BES werd goedgekeurd, tevens de krachtens die wet met de zondag gelijkgestelde dagen.

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4a

III. Van uitstel en intrekking der vakantie

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

IV. Van samenvoeging van en vergoeding voor niet genoten vakantie

Artikel 9

Artikel 10

V. Algemene bepalingen

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

VA. Toezicht

Artikel 16a

VI. Strafbepalingen

Artikel 17

Artikel 18

VII. Slotbepalingen

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22