Home

Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog

Geldig van 16 november 2001 tot 23 december 2001
Geldig van 16 november 2001 tot 23 december 2001

Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog

Opschrift

[Regeling treedt in werking op 23-12-2001]
[Regeling ingetrokken per 22-04-2021]

Aanhef

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dr. F. van der Ploeg;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 15, derde lid, van de Archiefwet 1995,

Besluit:

Artikel 1 [Nog niet in werking]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. de minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  2. het ministerie: het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  3. de commissie: de commissie, bedoeld in artikel 2 van dit besluit.

Artikel 2 [Nog niet in werking]

1.

Er is een commissie die tot taak heeft de minister op diens verzoek te adviseren over de te nemen beslissingen op verzoeken om teruggave van cultuurgoederen waarover de oorspronkelijke eigenaar door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime onvrijwillig het bezit heeft verloren en die zich thans in bezit van de Staat der Nederlanden bevinden.

2.

De commissie heeft voorts tot taak op verzoek van de minister advies uit te brengen over geschillen over teruggave van cultuurgoederen tussen de oorspronkelijke eigenaar die door omstandigheden die direct verband hielden met het nazi-regime onvrijwillig het bezit verloor of diens erfgenamen en de huidige bezitter niet zijnde de Staat der Nederlanden.

3.

De minister dient een verzoek om advies als bedoeld in het tweede lid uitsluitend in bij de commissie, indien de oorspronkelijke eigenaar of diens erfgenamen en de huidige bezitter gezamenlijk de minister daarom gevraagd hebben.

4.

De commissie verricht de adviestaak, bedoeld in het eerste lid, met inachtneming van het rijksbeleid ter zake.

5.

De commissie verricht de adviestaak, bedoeld in het tweede lid, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.

Artikel 3 [Nog niet in werking]

1.

De commissie bestaat uit ten hoogste 7 leden, waaronder de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter.

2.

De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter bezitten de hoedanigheid van meester in de rechten.

3.

Tenminste een lid van de commissie bezit een zodanige historische deskundigheid over de Tweede Wereldoorlog dat een wezenlijke bijdrage aan de werkzaamheden van de commissie kan worden geleverd.

4.

Tenminste een lid van de commissie bezit een zodanige kunsthistorische of museale deskundigheid dat een wezenlijke bijdrage aan de werkzaamheden van de commissie kan worden geleverd.

5.

De minister benoemt de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de andere leden voor een periode van ten hoogste 3 jaar. Zij maken geen deel uit van het ministerie en zijn ook overigens niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van de minister.

6.

De voorzitter, vice-voorzitter en de andere leden kunnen eenmaal worden herbenoemd.

Artikel 4 [Nog niet in werking]

Artikel 5 [Nog niet in werking]

Artikel 6 [Nog niet in werking]

Artikel 7 [Nog niet in werking]

Artikel 8 [Nog niet in werking]

Artikel 9 [Nog niet in werking]

Artikel 10 [Nog niet in werking]

Artikel 11

Artikel 12