Vaststellingsbesluit selectielijst neerslag handelingen op het beleidsterrein Cultuurbeheer over de periode 1945–2000 (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)
Vaststellingsbesluit selectielijst neerslag handelingen op het beleidsterrein Cultuurbeheer over de periode 1945–2000 (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)
Opschrift
Aanhef
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;
De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 18 december 2003, nr. arc-2003.6426/2 en arc-2003.6517/2);
Besluit:
Artikel 1
De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Cultuurbeheer over de periode 1945–2000’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.
Artikel 2
Basisselectiedocument voor het beleidsterrein cultuurbeheer in de periode 1945–2000
Vastgestelde versie: juni 2004
Beschrijving beleidsterrein cultuurbeheer
Het beleidsterrein cultuurbeheer beslaat het beleid ten aanzien van de roerende zaken die deel uitmaken van het culturele erfgoed in Nederland. Hierbij gaat het om de museale collecties en de archieven.
Het culturele erfgoed valt te onderscheiden in:
De Collectie Nederland. Deze valt weer te verdelen in:
Culturele voorwerpen in bezit of onder beheer van het Rijk en de lagere overheden zoals provincies en gemeenten. Hieronder wordt verstaan alles wat ooit door de overheid is verworven.
Culturele voorwerpen onder beheer van de verzelfstandigde rijksmusea.
Culturele voorwerpen onder beheer van het ICN.
Culturele voorwerpen in bezit of onder beheer van de overige (meestal particuliere) musea.
Culturele voorwerpen in bezit of onder beheer van particuliere instellingen.
Het beleid van de overheid ten aanzien van deze collecties is verschillend. Zo is de overheid direct betrokken bij het beheer van de Collectie Nederland. De culturele voorwerpen van het Rijk werden, voor zover niet ingeschreven in de inventaris van de rijksmusea, voorheen beheerd door de Rijksdienst Beeldende Kunst (RBK) hetgeen is overgenomen door het Instituut Collectie Nederland (ICN). De voormalige rijksmusea vielen voorheen onder de overheid maar zijn in 1995 verzelfstandigd en tot stichtingen omgevormd. Hierdoor zijn ze met name betreffende de bedrijfsvoering zelfstandig geworden. De financiering van deze stichtingen is echter nog steeds (grotendeels) in handen van de overheid en hun collecties zijn staatsbezit. De overheid is bij de particuliere musea en instellingen veel minder direct betrokken. De financiering gaat (deels) via de Mondriaan Stichting (die weer geld van de overheid krijgt) en verder bemoeit de overheid zich niet met deze instellingen.
Behalve het onderscheid tussen de bovengenoemde categorieën collecties kan er ook een onderscheid gemaakt worden tussen het cultuurbeheer op nationaal en internationaal niveau. Het nationale beleid van de overheid inzake het cultuurbeheer is begonnen als een reactie op de kunstroven tijdens de Tweede Wereldoorlog. Om geroofde stukken gemakkelijker terug te kunnen brengen, werden er internationale afspraken gemaakt, die niet binnen de afbakening van dit onderzoek vallen. De enige naoorlogse regelgeving in Nederland op het gebied van cultuurbeheer bestond uit het Deviezenbesluit 1945 en de Deviezenbeschikking uitvoer kunstschatten 1977.1 Hierin werd bepaald dat de export van schilderijen met een waarde boven f 20.000 en alle overige kunstschatten met een waarde boven f 80.000 alleen was toegestaan met een verklaring van geen bezwaar van de Minister van Cultuur. De controle hierop was in handen van de ambtenaar der invoerrechten en accijnzen.2 Toen in 1980 de Wet inzake de financiële betrekkingen met het buitenland werd ingevoerd zijn deze beide besluiten vervallen.3 De lacune die hierdoor is ontstaan is door de Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49) opgevuld. Deze wet bevat maatregelen die moeten voorkomen dat voorwerpen van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis verloren gaan voor het Nederlandse cultuurbezit. Het gaat hierbij om voorwerpen in bezit van particuliere instellingen en private rechtspersonen. Voorwerpen uit de verzelfstandigde rijksmuseale collecties en voorwerpen in bezit van musea van lagere overheden vallen niet onder deze wet. Deze zijn immers eigendom van de overheid.
Bij de Wet tot behoud van cultuurbezit wordt uitgegaan van een lijst van beschermde cultuurgoederen. 4 Culturele voorwerpen op deze lijst mogen het land niet uit opdat ze voor het Nederlandse erfgoed behouden blijven. Alleen met een vergunning van de overheid kunnen deze tijdelijk naar het buitenland worden gebracht. Voor de eigenaar van beschermde cultuurgoederen betekent plaatsing op de lijst aan de ene kant een beperking van vrijheid van handelen, maar aan de andere kant officiële erkenning van het culturele belang van zijn bezit en grotere kans op teruggave bij diefstal. De wet zal de sterk toegenomen aantallen diefstallen niet kunnen voorkomen, maar de meldingsplicht en de beschrijving die erin zijn voorzien vergemakkelijkt de opsporing van het gestolen voorwerp.
De basis voor het internationale beleid vormt de op 15 maart 1993 ingevoerde richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74). De daarmee samenhangende verordening (EEG) nr. 3911/92 (PbEG L 395) is op 30 maart in werking getreden. Deze regels zijn complementair. De verordening beoogt de uitvoer van bepaalde categorieën cultuurgoederen buiten de EU te controleren door middel van een systeem van uitvoervergunningen. De richtlijn regelt de teruggave van goederen die onrechtmatig buiten een Lidstaat zijn gebracht. Met behulp van deze regelingen zijn cultuurgoederen, die onder de Wet tot behoud van cultuurbezit vallen en het grondgebied van Nederland hebben verlaten, op betrekkelijk eenvoudige wijze terug te vorderen. Het voorgeschreven teruggavesysteem geldt uitsluitend tussen de lidstaten van de Europese Unie (EU).
Om de achterstanden in collectiebeheer en -behoud bij musea en rijksarchieven in te lopen initieerde het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur in 1990 het Deltaplan voor het Cultuurbehoud. Dit had een looptijd van 10 jaar.
Naast het behoud van het cultuurbezit in Nederland is er in de loop van de jaren negentig nog een andere kwestie bijgekomen, namelijk die van selectie. De depots van de archieven en de (rijks)musea zijn vol, waardoor selectie van de collecties noodzakelijk is geworden. De selectie van de overheidsarchieven heeft zijn vorm gekregen in het Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn (PIVOT), dat in 1991 van start ging.
Over hoe selectie van de (rijks)museale collecties vorm moet krijgen wordt nog steeds nagedacht en gediscussieerd. Pogingen om te ‘ontzamelen’ of te ‘vervreemden’ van (rijks)museale werken heeft veel weerstand opgeroepen. Een belangrijke kwestie hierbij is het doel waarmee stukken worden afgestoten. Gebleken is dat er werken in de ‘verkoop’ zijn gedaan om met de opbrengst ervan het (rijks)museum op te knappen en niet om een collectie zelf te verbeteren. Een ander probleem is het selectieproces zelf. Een kleine groep bepaalt wat er afgestoten wordt, zij het altijd met de toestemming van de (rijks)museumdirecteur. Deze is namelijk door de Minister van Cultuur gemachtigd te bepalen wat wel en niet in de verkoop mag. Het ICN heeft hiervoor in 1999 een leiddraad opgesteld. Daarnaast heeft de International Council of Museums (ICOM) al in 1987 een (meer algemene) gedragslijn voor museale beroepsethiek ontwikkeld die ook in Nederland gevolgd wordt en waarvan in 1991 een Nederlandse vertaling is verschenen (door de Nederlandse Museumsvereniging NVM).
Actoren op het beleidsterrein cultuurbeheer
Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen
De Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen adviseert de Minister van Financiën omtrent verzoeken voor kwijtschelding van successierechten indien kunstvoorwerpen worden overgedragen aan de Staat. Deze verzoeken worden door een (rijks)museale instelling ingediend.
De commissie is per 1 januari 1997 ingesteld op basis van Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 en valt onder de Minister van Financiën. De commissie is gevestigd te Den Haag. Zij bestaat uit 3 leden, waarvan één de voorzitter is. Deze leden worden bij Kb benoemd en worden voorgedragen door de Minister van Financiën en de Minister van Cultuur. De vergaderingen van de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen worden bijgewoond door het hoofd van het ICN, die een raadgevende stem heeft.
Adviescommissie van de Rijksdienst Beeldende Kunst
De taak van deze commissie (1985–1996) was het adviseren van de Minister van Cultuur bij het beslissen over de toekenning van de subsidie aan een (rijks)museale instelling voor de aankoop van een kunstwerk. Haar taak werd geregeld in de Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van musea (Stb. 1985/104) en de Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van kunstmusea (Stb. 1989/141). Zij was gevestigd in Den Haag.
Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit
In 1997 werd de Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit ingesteld op basis van de Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378). Deze commissie had als taak het aanbevelen van mogelijke bijstellingen van de Wet tot behoud van cultuurbezit. Zij voerde haar taak uit op basis van een evaluatie van de werking van de Wet tot behoud van cultuurbezit en op basis van verkenningen binnen de sector van het cultureel erfgoed. Hoewel de Raad voor Cultuur het adviescollege voor het cultuurbeleid is, is destijds besloten de evaluatie en herziening van Wet tot behoud van cultuurbezit door een onafhankelijke commissie te laten doen, omdat de Raad voor cultuur ook onder deze wet valt en hij zich anders zelf zou moeten beoordelen.
De adviestaak van de commissie was eenmalig en tijdelijk. Haar eindrapport zou voor 1 juli 1998 aan de Minister van Cultuur moeten worden uitgebracht. In 1998 werd deze datum verlengd tot 1 januari 1999. Daarna is de commissie opgeheven en zijn de archiefbescheiden overgebracht naar het Ministerie waaronder het cultuurbeheer valt.5 Deze commissie was gevestigd in Amsterdam.
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds
De Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten verplichtte het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds tot overdracht van een deel van het vermogen aan aan de instelling die de taken van het ABP overnam. De overdrachtssom werd bepaald op grond van de aanspraken op ouderdomspensioen die ten behoeve van de personeelsleden waren opgebouwd.
Algemene rijksarchivaris
Aan het hoofd van de Rijksarchiefdienst (RAD) staat de algemene rijksarchivaris. Deze dienst heeft als taken:
het beheer van de in de rijksarchiefbewaarplaatsen berustende archiefbescheiden. De dienst zorgt ervoor dat de archieven in goede, geordende en toegankelijke staat bewaard blijven.
het toezicht op het beheer van de niet overgebrachte archiefbescheiden van de Hoge Colleges van Staat, het Kabinet der Koningin, de ministeries en de overheidsorganen bedoeld in artikel 38 Archiefwet 1962 resp. artikel 41 Archiefwet 1995.
het verrichten van door de Minister van Cultuur opgedragen taken.
Archiefraad
Met de invoering van de Archiefwet 1962 in 1968 werd de Archiefraad ingesteld. Deze had als taken:
het desgevraagd of uit eigen beweging geven van voorlichting aan de Minister van Cultuur betreffende het archiefwezen
het verrichten van werkzaamheden die door de Minister van Cultuur zijn opgedragen.
In 1990 ging de Archiefraad op in de Raad voor het Cultuurbeheer, later de raad voor Cultuur. De raad was gevestigd te Den Haag.
Arrondissementsbank Den Haag
De Arrondissementsbank Den Haag speelt een rol bij alle geschillen inzake voorwerpen die onder de Wet tot behoud cultuurbezit vallen. Hiervoor wordt advies ingewonnen van deskundigen.
Beheerder van een rijksarchiefbewaarplaats6
In dit onderzoek worden hiermee de algemene rijksarchivaris (als beheerder van de algemene rijksarchiefbewaarplaats) en de rijksarchivarissen in de provincie bedoeld. De beheerder van een rijksarchiefbewaarplaats zorgt ervoor dat de archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat gebracht en bewaard worden en stelt ze beschikbaar aan onderzoekers. De Minister van Cultuur draagt als zorgdrager de bestuurlijke eindverantwoordelijkheid voor de rijksarchieven.
Benoemingen-adviescommissie leden Raad voor cultuur
Bij de instelling van de Raad voor cultuur verzocht de Minister van Cultuur de benoemingen-adviescommissie leden Raad voor cultuur hem eenmalig te adviseren over de omvang en de samenstelling van de Raad voor cultuur of van commissies van de Raad voor cultuur. Daarna is deze adviestaak overgenomen door de Raad voor cultuur voor de periode 1995 tot 1997. Per 20 november 1996 is de benoemingen-adviescommissie leden Raad voor cultuur wederom ingesteld met als taak het adviseren van de Minister van Cultuur over de omvang en de samenstelling van de Raad voor cultuur en zijn commissies. De commissie is gevestigd in Den Haag.
Bezwarencommissie verzelfstandiging rijksmuseale diensten
Deze in 1993 ingestelde commissie adviseerde de Minister van Cultuur inzake bezwaren tegen de verzelfstandiging van de rijksmusea.
College van beroep voor de examens archivistiek A en B
Op grond van het Tijdelijk examenreglement archivistiek (1996) was dit college bevoegd te beslissen op het beroep van een afgewezen kandidaat tegen het besluit van de examencommissie.
Commissie (normen objecten van culturele waarde)7
Op basis van de Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34) zou een commissie worden ingesteld die de Minister van Cultuur zou moeten adviseren over de normen die in acht genomen moesten worden bij de aanwijzing van objecten van (bijzondere) culturele waarde. Daarnaast zou deze commissie de Minister van Cultuur en het hoofd van de RBK adviseren over andere zaken inzake objecten van culturele waarde. Deze commissie heeft echter nooit gefunctioneerd.8
Commissie Nota Archiefbeleid
De Commissie Nota Archiefbeleid werd in 1976 ingesteld door de Directeur-Generaal voor Culturele Zaken van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. De opdracht aan de commissie luidde: een nota samen te stellen voor het toekomstig beleid van de rijksoverheid ten aanzien van het archiefwezen, die zou kunnen resulteren in een principiële herziening van de Archiefwet 1962 en het Archiefbesluit. De commissie stelde tal van subcommissies in voor deelstudies. Het werk van de commissie resulteerde in 1982 tenslotte in de Discussienota Archiefbeleid.
Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst 9
De RBK werd bijgestaan door de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst. Deze commissie werd op basis van de Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/91) in 1984 ingesteld om:
het hoofd van de RBK desgevraagd of uit eigen beweging te adviseren over de wijze waarop de RBK het door Minister van Cultuur vastgestelde beleid uitvoerde, alsmede over de door de RBK op te stellen meerjarenplannen en de jaarlijkse taakstelling
de Minister van Cultuur desgevraagd of uit eigen beweging te adviseren over het met betrekking tot de RBK te voeren beleid en het functioneren van de RBK.
In 1997 is de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst opgeheven. De commissie was gevestigd in Den Haag.
Commissie voor de bezwaar- en klaagschriften Raad voor Cultuur
Deze in 1999 ingestelde commissie adviseert de Raad voor Cultuur inzake bezwaar- en klaagschriften.
Commissie voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen
De Commissie voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen werd in 1949 ingesteld en ressorteerde onder de Minister van Cultuur. De Commissie stelde richtlijnen voor het in bruikleen geven van verspreide kunstvoorwerpen in bezit van het Rijk vast. Daarnaast bepaalde de commissie welke voorwerpen van het Rijk kunstvoorwerpen waren. Met de instelling van de RBK werd de Commissie voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen in 1985 opgeheven.
Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen
De Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen werd op basis van het Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen in 1949 ingesteld en ressorteerde onder de Minister van Cultuur. De leiding van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen was opgedragen aan de Rijksinspecteur voor roerende monumenten. Met de instelling van de RBK werd de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen in 1985 opgeheven.
De Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen inventariseerde alle aan het Rijk toebehorende kunstvoorwerpen, die niet in de inventaris van een (rijks)museale instelling waren ingeschreven. Daarnaast gaf de dienst deze voorwerpen in bruikleen en hield zij toezicht op deze voorwerpen. Hieronder vielen ook de voorwerpen die langer dan een jaar in bruikleen waren gegeven en in de inventaris van een rijksmuseale instelling waren ingeschreven.
Directeur van het Kabinet der Koningin
De Directeur van het Kabinet der Koningin is een zorgdrager in de zin van de Archiefwet. Anders dan voor andere zorgdragers (behalve de Hoge Colleges van Staat) worden de selectielijsten voor het Kabinet der Koningin niet bij ministerieel, maar bij koninklijk besluit vastgesteld. Dit geschiedt op voordracht van de Minister van Cultuur, in overleg met de directeur van het Kabinet der Koningin.
Examencommissie
De examencommissie was op grond van het Tijdelijk examenreglement archivistiek (1996) belast met het afnemen van examens archivistiek A en B.
Hoge Colleges van Staat
De Hoge Colleges van Staat zijn zorgdragers in de zin van de Archiefwet. Anders dan voor andere zorgdragers (behalve de directeur van het Kabinet der Koningin) worden de selectielijsten voor het Kabinet der Koningin niet bij ministerieel, maar bij koninklijk besluit vastgesteld. Dit geschiedt op voordracht van de Minister van Cultuur, in overleg met de betrokken colleges.
Hoofdinspecteur van de Rijksarchiefinspectie
De Rijksarchiefinspectie (RAI) bestaat in de huidige vorm sinds 1 september 1997, als onderdeel van de Rijksarchiefdienst. In mei 2000 kreeg de Rijksarchiefinspectie een eigen hoofdinspecteur. De bevoegdheid tot het uitoefenen van toezicht werd door de Algemene Rijksarchivaris aan de hoofdinspecteur gemandateerd. In maart 2001 werd de Rijksarchiefinspectie bij wijziging van de Archiefwet (Stb. 2001, 131) formeel verzelfstandigd, en direct onder de SG van OCW geplaatst.
Inspectie cultuurbezit
De Inspectie Cultuurbezit bestaat sinds 1993. Zij is begonnen als een afdeling van de RBK. In 1996 is zij organisatorisch van de RBK losgekoppeld en overgeheveld naar de departementale organisatie. Bij alle taken staat het behoud en de bescherming van het roerend cultureel erfgoed centraal. Zij is gevestigd te Den Haag.
De hoofdtaak van de Inspectie Cultuurbezit is toezicht houden op het behoud en beheer van een groot deel van het Nederlandse roerende cultuurbezit. Daarbij moet met name gedacht worden aan de collecties van de (verzelfstandigde rijks)musea en bepaalde waardevolle kerkelijke en andere particuliere kunstbezittingen in bezit van private rechtspersonen. Haar toezichtstaak bestaat uit:
het houden van toezicht op de naleving van de Wet tot behoud van cultuurbezit
het houden van toezicht op het museaal beheer van de rijkscollectie door verzelfstandigde rijksmuseale instellingen
het houden van toezicht op het museaal beheer door andere instellingen die zelfstandig een rijkscollectie beheren, voorzover het toezicht hierop is opgedragen aan de Inspectie Cultuurbezit
het houden van toezicht op het beheer van de rijkscollectie door het ICN
het houden van toezicht op het beheer van de rijkscollecties die onder de zorg van ministeries of andere overheidsinstellingen berusten
het houden van toezicht op de naleving van de Europese regelgeving betreffende de uitvoer van cultuurgoederen.
Voor deze taak legt de Inspectie Cultuurbezit rechtstreeks verantwoording af aan de voor cultuur verantwoordelijke bewindspersoon. Naast deze toezichtstaken voert de Inspectie Cultuurbezit de volgende activiteiten uit:
opsporing van bij of krachtens de Wet tot behoud van cultuurbezit strafbaar gesteld feiten. Hiervoor legt de Inspectie Cultuurbezit rechtstreeks verantwoording af aan het Openbaar Ministerie
het verlenen van uitvoervergunningen voor bepaalde cultuurgoederen
het verlenen van toestemming voor bepaalde handelingen met betrekking tot beschermde cultuurgoederen
het desgevraagd ondersteunen van de Minister van Cultuur bij diens taken die voortvloeien uit de Wet tot behoud van cultuurbezit
het ondersteunen van de Minister van Cultuur bij recupereren van tijdens de Tweede Wereldoorlog gestolen dan wel illegaal weggevoerde kunstvoorwerpen
het maken van beschrijvingen van de collecties van te verzelfstandigen (rijks)museale diensten.
Instituut Collectie Nederland (ICN)
Het Instituut Collectie Nederland (ICN) is tot stand gekomen in 1997 als een fusie van de RBK, het Centraal Laboratorium voor onderzoek van voorwerpen van kunst en wetenschap en de Opleiding Restauratoren. Niet alle taken van de RBK zijn door het ICN overgenomen. De inspectietaak van de RBK is namelijk in 1996 overdragen aan de Inspectie Cultuurbezit. De andere taken zoals collectiebeheer, collectiemobiliteit en advies zijn naar het ICN gegaan.
Het ICN heeft hiermee de volgende taken:10
collectiebeheer waaronder wordt verstaan het beheer van dat deel van de Collectie Nederland dat niet in de inventarissen van rijksmusea staat vermeld. De zogenaamde BKR-collectie (Beeldende Kunstenaars Regeling) valt ook onder het beheer van het ICN
collectiemobiliteit waaronder wordt verstaan dat de collectie van ICN wordt ingezet ter ondersteuning van de musea, via langdurige of kortlopende bruiklenen
het geven van advies over cultuurhistorische waardestelling van voorwerpen en collecties. Daarnaast beantwoordt het ICN concrete vragen van collectiebeherende instellingen
het verzamelen van kennis over het materiële behoud van cultuurgoederen
het geven van onderwijs zoals het opleiden van restauratoren en bijscholen van medewerkers van musea en andere collectiebeherende instellingen. 11
Alle activiteiten van het ICN staan in het teken van het ondersteunen van de beheerders van cultureel erfgoed. Het ICN formuleert zijn taken in de volgende doelstelling: ‘Het Instituut Collectie Nederland is het centrale kennisinstituut voor collectiebehoud in Nederland. Het biedt aan alle verantwoordelijken voor openbaar en waardevol cultureel erfgoed op toepassing gerichte kennis en diensten aan, om de kwaliteit en effectiviteit van het materiële behoud en beheer van de Collectie Nederland te bevorderen… het Instituut Collectie Nederland: kennis voor beter beheer en behoud.’ 12 Het ICN is hiermee met name een kennisinstituut.
Naast deze taken speelt het ICN een rol bij de selectie van de museale collecties. Met dit doel heeft de samen met de International Council of Museums (ICOM) een gedragslijn ontwikkeld die richtlijnen bevat wanneer een cultuurgoed wel of niet verkocht mag worden. Deze taak zal bij selectie van museale instellingen besproken worden. Het ICN is gevestigd te Amsterdam (kantoor) en Rijswijk (depot).
Minister van Binnenlandse Zaken
De Minister van Binnenlandse Zaken stelt elke vier jaar een verslag op over de doeltreffendheid en de effecten van de Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378). Deze wet is voor het cultuurbeheer van toepassing op de Raad voor cultuur.
Minister van Cultuur
Met de actor de Minister van Cultuur worden achtereenvolgens bedoeld de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (1945–1965), de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1965–1982), de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (1982–1994) en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (1994–). Aangezien cultuurbeheer in de periode 1945–2000 regelmatig van departement is veranderd is gekozen voor een meer neutrale aanduiding: de Minister van Cultuur.
Minister van Defensie
De Minister van Defensie verstrekt subsidie aan (rijks)museale instellingen als het Legermuseum in Delft, het Marinemuseum in Den Helder en het Luchtvaart Museum in Soesterberg.
Minister van Financiën
Met betrekking tot het cultuurbeheer speelt de Minister van Financiën een rol in de kwijtschelding van successierechten indien kunstvoorwerpen worden overgedragen aan de Staat. Een verzoek hiertoe kan worden ingediend door een (rijks)museale instelling. Daarnaast speelt de Minister van Financiën een rol bij de indemniteitsregeling en het cultuurbeheer op internationaal niveau.
Minister van Justitie
De Minister van Justitie stelt samen met de Minister van Cultuur regels vast voor de overbrenging van notariële archiefbescheiden naar de rijksarchiefbewaarplaatsen.
Minister van Verkeer en Waterstaat
De Minister van Verkeer en Waterstaat had op grond van de archiefwetten van 1918 en 1962 enkele bevoegdheden ten aanzien van archiefbescheiden van waterschappen, veenschappen en veenpolders (vaststellen vernietigingslijst, machtigen tot incidentele vernietiging en vervreemding).
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
De Minister van Cultuur stelt in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer regels vast voor de bouw, verbouwing, inrichting, verandering van de inrichting en ingebruikneming van archiefbewaarplaatsen (art. 13 Archiefbesluit 1995).
Minister-President
De minister-president kan regels stellen op grond waarvan in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden kan worden afgeweken van hetgeen in de archiefwet is bepaald voor de vernietiging van archiefbescheiden.
Ministerraad
Beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden in archiefbewaarplaatsen kunnen in beginsel ten hoogste 75 jaar gelden. De Ministerraad kan evenwel bepalen dat archiefbescheiden waarop beperkingen aan de openbaarheid zijn gesteld met het oog op het belang van de Staat of zijn bondgenoten, langer dan 75 jaar niet-openbaar blijven.
Mondriaan Stichting
De Mondriaan Stichting is op basis van de Wet op het specifiek cultuurbeleid in 1993 ingesteld en is de rechtsopvolger van de Stichting Stimuleringsfonds Beeldende Kunsten te Amsterdam. Zij is gevestigd te Amsterdam. Deze organisatie begeeft zich op een breed terrein. Haar doel is het bevorderen van de ontwikkeling van de beeldende kunst en vormgeving en het stimuleren van de kwaliteit van de uitoefening van museale activiteiten.13 Op het terrein van het cultuurbeheer bevordert zij de kwaliteit van de uitoefening van museale activiteiten. Concreet gaat het hierbij om financiële ondersteuning voor:14
Collectiebehoud. Binnen het Deltaplan voor het Cultuurbehoud15 ondersteunt de Mondriaan Stichting actieve en passieve conservering van museale collecties van cultuurhistorisch belang. Bij passieve conservering gaat het om verbetering van de bewaaromstandigheden, bij actieve conservering om projecten die het verval van objecten zelf een halt toeroepen of afremmen. Daarnaast geeft zij bijdragen aan ondersteunende activiteiten zoals kosten van vooronderzoek en deskundigheidsbevordering.
Participatie- en educatieprojecten. De stichting wil bevorderen dat musea naast aandacht voor de inhoudelijke kwaliteit van museale projecten tevens aandacht hebben voor participatie door en educatie van het publiek.
Aankoop van moderne beeldende kunst en vormgeving.
Afstemming met de Collectie Nederland. Hiermee moet de onderlinge afstemming van museale collecties worden gestimuleerd.
Internationale museale uitwisselingen. Hierbij moet worden gedacht aan het bevorderen van de bekendheid van Nederlandse museale collecties in het buitenland en het in Nederland tonen van belangrijke buitenlandse collecties.
Museaal kunsthistorisch onderzoek.
De Mondriaan Stichting geeft subsidie aan projecten van de musea die niet structureel worden gesubsidieerd door de Minister van Cultuur, vrijwel alle niet-rijksmusea.16 De (verzelfstandigde) rijksmusea vallen dus buiten het werkveld van de stichting.
De Minister van Cultuur heeft door middel van de Cultuurnota-procedure zeggenschap over het beleid en het instrumentarium van de Mondriaan Stichting. Verder heeft de rol van de Minister van Cultuur vooral betrekking op benoemen, ontslaan van bestuursleden, het goedkeuren van regelingen van de stichting en de eventuele ontbinding van de stichting. Met de beslissingen ten aanzien van de individuele subsidie-uitkeringen van de stichting bemoeit de minister zich niet. Zie voor de handelingen betreffende de Mondriaan Stichting ook het RIO Volgens de regelen der kunst besproken.17
Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie kan overgaan tot vervolging van bij of krachtens de Wet tot behoud van cultuurbezit strafbaar gestelde feiten. Daarnaast speelt het OM een rol bij de handhaving van de Verordening (EEG) nr. 3911/92 (PbEG L 395). Deze verordening beoogt de uitvoer van bepaalde categorieën cultuurgoederen buiten de EU te controleren door middel van een systeem van uitvoervergunningen.
Raad voor Cultuur
Op basis van de Wet van 26 oktober 1995 (Stb. 1995/539)18 zijn in 1995 de Raad voor het cultuurbeheer, de Raad voor de Kunst, de Mediaraad en de RABIN samengevoegd tot één adviesorgaan: de Raad voor Cultuur.19 Per 1 januari 1997 is het adviesstelsel in Nederland herzien. Veel adviescolleges zijn opgeheven en opnieuw ingesteld. De Raad voor cultuur is op basis van de Herzieningswet adviesstelsel (Stb. 1996/377) opgeheven en vervolgens op basis van art. XXII van de Aanpassingswet herzieningswet adviesstelsel (Stb. 1997/63)20 opnieuw ingesteld. Daarnaast is de wet- en regelgeving betreffende dit adviescollege herzien en valt deze per 1 januari 1997 grotendeels onder de Kaderwet adviesstelsel (Stb. 1996/378) en het Vergoedingenbesluit adviescolleges (Stb. 1996/583).
De Raad voor cultuur adviseert over algemeen verbindende voorschriften of het te voeren beleid van het Rijk op het terrein van het cultuurbeheer. Deze aanbevelingen wordt gegeven op aanvraag of op eigen initiatief. De Raad voor cultuur geeft desgevraagd advies aan de Minister van Cultuur, de Staten-Generaal of de ministers wie het mede aangaat over het cultuurbeleid van het Rijk. Daarnaast geeft hij uit eigen beweging advies aan de Minister van Cultuur of de ministers wie het mede aangaat over ontwikkelingen die verband houden met het cultuurbeleid van het Rijk. Het advies heeft betrekking op verschillende niveaus:21
bovensectoraal niveau: over onderwerpen die van algemeen belang zijn voor verschillende sectoren, zoals bijvoorbeeld cultuurpolitieke uitgangspunten of subsidiesystematiek;
sectoraal niveau: over onderwerpen en ontwikkelingen binnen een specifieke sector, zoals bijvoorbeeld archiefselectiemethodes;
instellingsniveau: over het al dan niet verstrekken van meerjarige subsidies aan specifieke instellingen. Het toekennen van deze subsidies gebeurt eens in de vier jaar (hetgeen is vastgelegd in de Cultuurnota) en bestrijkt alle sectoren;
uitvoeringsniveau: over aanvragen voor plaatsing op de Monumentenlijst, over Archiefselectie en in het kader van de Wet tot behoud van cultuurbezit.
De Raad voor cultuur wil hiermee de ontwikkeling van cultuur stimuleren, het behoud van waardevol cultureel erfgoed bevorderen, de betrokkenheid bij cultuur vergroten en de vrijheid van expressie en communicatie waarborgen. Hij adviseert vanuit een zelfstandige en onafhankelijke positie ten opzichte van het ministerie waaronder het cultuurbeheer valt en het culturele veld. Ter uitvoering van zijn taak kan de Raad voor cultuur zich voor informatie wenden tot andere adviesorganen, bestuursorganen alsmede andere organisaties en personen. Adviezen worden vastgesteld bij meerderheid van stemmen. Leden met een afwijkende mening kunnen hun standpunt in een afzonderlijke nota bij het advies voegen. De leden van de Raad voor cultuur worden per Kb benoemd. De organisatie is gevestigd te Den Haag.
Raad voor de Kunst
Op het terrein van het cultuurbeheer was de Raad voor de Kunst (1989–1992) o.a. belast met het adviseren van de Minister van Cultuur bij het beslissen over de toekenning van de subsidie voor de aankoop van een kunstwerk en het voordragen van leden van de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst. De Raad voor de Kunst is beschreven in het RIO Volgens de regelen der kunst.
Raad voor het Cultuurbeheer
De advisering op het terrein van cultuurbeheer was verdeeld over diverse adviesorganen, zoals o.m. de Monumentenraad, de Archiefraad en de Rijkscommissie voor de musea.22 In 1990 werd een vast college van advies ingesteld waarin de advisering over het beleid op het terrein van de archeologie, de archieven, de monumenten en de musea werd samengevoegd. Dit college, de Raad voor het cultuurbeheer geheten, had de taken van de Rijkscommissie voor de musea overgenomen. Tevens verving de Raad voor het Cultuurbeheer de Monumentenraad en de Archiefraad.23
De Raad voor het cultuurbeheer bestond uit vier afdelingen:
Afdeling I: de Rijkscommissie voor de archeologie,
Afdeling II: de Rijkscommissie voor de archieven,
Afdeling III: de Rijkscommissie voor de monumenten,
Afdeling IV: de Rijkscommissie voor de musea.
De bevoegdheid advies uit te brengen berustte bij de Raad voor het cultuurbeheer, maar een Afdeling ervan bereidde de adviezen voor. De Raad voor het cultuurbeheer kon bepalen dat een Afdeling bevoegd was rechtstreeks aan de Minister van Cultuur advies uit te brengen. De leden van de Raad voor het cultuurbeheer werden per Kb benoemd. De organisatie was gevestigd te Den Haag. In 1995 ging het adviesorgaan op in de Raad voor Cultuur.
Rechtbank
Op grond van richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74) kan de rechtbank de teruggave van het ontvreemde cultuurgoed gelasten. De rechtbank kan ook een vergoeding toekennen aan de bezitter van het ontvreemde cultuurgoed bij terugvordering. De bezitter moet dan bij verwerving van het ontvreemde cultuurgoed de nodige zorgvuldigheid hebben betracht.
Rijkscommissie voor de musea
In 1946 werd de Voorlopige Monumentenraad ingesteld waarin o.m. de voorheen zelfstandige Rijkscommissie voor de musea werd opgenomen.24 In 1961 werd de Monumentenraad ingesteld die net als zijn voorganger uit vijf afdelingen bestond waaronder de Rijkscommissie voor de musea. In 1990 werd de Monumentenraad opgeheven. Haar taken (en ook die van de Rijkscommissie voor de musea) werden overgenomen door de Raad voor het Cultuurbeheer. Zij was gevestigd te Den Haag.
De taken van de Rijkscommissie voor de musea omvatten het desgevraagd of uit eigener beweging adviseren van de Minister van Cultuur inzake vraagstukken betreffende de Nederlandse musea.25 Deze vraagstukken kunnen van algemene aard zijn en dus het totale Nederlandse museumbestel of sectoren daarvan betreffen, ze kunnen ook betrekking hebben op afzonderlijke instellingen of zelfs personen (voorgenomen benoemingen; voordrachten voor onderscheidingen). Aan de hand van de bepalingen die zijn opgenomen in de Wet tot behoud cultuurbezit adviseert de Rijkscommissie voor de Musea de Minister van Cultuur:
over aanwijzing van beschermde voorwerpen
in geval dat de Minister van Cultuur toestemming verleent om een beschermd voorwerp buiten Nederland te brengen
in geval dat de Minister van Cultuur bezwaar maakt tegen vervreemding
bij het stellen van nadere regelen bij Amvb.
Rijksdienst Beeldende Kunst (RBK)
De Rijksdienst Beeldende Kunst (RBK) werd per 1 januari 1985 ingesteld als de opvolger van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen. In 1997 werd de dienst na de eerdere afsplitsing van de Inspectie Cultuurbezit opgeheven. Hij was gevestigd te Den Haag.
De RBK kende sinds de laatste reorganisatie per 1 januari 1993 drie onderdelen:
de afdeling collectiebeheer, die verantwoordelijk is voor het beheer en behoud van voorwerpen in rijkseigendom, die niet tot de inventaris van de verzelfstandigde rijksmuseale instellingen behoren
de afdeling inspectie die toezicht houdt op het beheer van de aan de verzelfstandigde rijksmuseale instellingen in bruikleen gegeven rijkscollecties en op de voorwerpen waarop de Wet behoud cultuurbezit betrekking heeft, alsmede een aantal kleinere taken
de afdeling advies die zich richt op het bepalen van de cultuurhistorische waarde van voorwerpen en collecties.
De RBK was op basis van het besluit van DGCZ van 18 december 1992, DBC-U-925038 bevoegd tot het verstrekken van vergunningen voor de uitvoer van cultuurgoederen buiten het grondgebied van (een lidstaat van) de EU of van een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
In 1996 is in verband met de in 1994/1995 voltooide verzelfstandiging van de Rijksmusea de Inspectie Cultuurbezit opgericht. Het bleek niet wenselijk de inspectietaak nog langer samen met de beheerstaak in één instelling onder te brengen. Daarom is besloten de afdeling Inspectie als een zelfstandige eenheid binnen het departement van de Minister van OCW onder te brengen. Op deze wijze wordt de gewenste scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht op het beleidsterrein van het roerend cultureel erfgoed zoveel mogelijk gerealiseerd. De andere taken van de RBK zijn bij het ICN ondergebracht, samen met die van het Centraal Laboratorium voor onderzoek van voorwerpen van kunst en wetenschappen (CLO) en die van de Opleiding Restauratoren (OR).
(Rijks)museale instellingen
Dit zijn respectievelijk: het Rijksmuseum voor de geschiedenis van de natuurwetenschappen en van de geneeskunde ‘Museum Boerhaave’ te Leiden, het Rijksmuseum Het Catharijneconvent, museum voor de christelijke Cultuur in Nederland te Utrecht, de Rijksdienst Kastelenbeheer te ’s-Gravenhage, het Rijksmuseum Kröller-Müller te Otterloo, het Koninklijk Kabinet van Schilderijen ‘Mauritshuis’ te ’s-Gravenhage, het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum (Museum van het Boek) te ’s-Gravenhage, het Rijksmuseum Hendrik Willem Mesdag te ’s-Gravenhage, het Nationaal Natuurhistorisch Museum te Leiden, het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, het Rijksmuseum Paleis Het Loo te Apeldoorn, het Rijksmuseum het Koninklijk Penningkabinet te Leiden, het Rijksmuseum te Amsterdam, het Rijksmuseum Nederlands Scheepvaartmuseum te Amsterdam, het Rijksmuseum Twenthe, museum voor kunst- en cultuurgeschiedenis te Enschede, het Rijksmuseum Vincent van Gogh te Amsterdam, het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden, het Rijksmuseum Het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen, het Centraal Laboratorium voor onderzoek van voorwerpen van kunst en wetenschap te Amsterdam, de Opleiding Restauratoren te Amsterdam, het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie te ’s-Gravenhage en de Rijksdienst Beeldende Kunst te ’s-Gravenhage.26
Tot 1993 vielen de rijksmusea onder de Minister van Cultuur. In 1993 zijn ze verzelfstandigd in de vorm van stichtingen. De rijksverantwoordelijkheid voor het voortbestaan van de rijksmusea is hierbij niet in het geding.27 Net zo min als de collecties en gebouwen die rijkseigendom blijven. Daarnaast hebben de musea hun ‘eigen deel’ van de rijkscollectie in beheer gekregen via beheersovereenkomsten. Hierin is vastgelegd dat het toezicht namens de Staat op het beheer van deze collecties gehouden wordt door de Inspectie Cultuurbezit. De rijksmusea worden nog steeds grotendeels door de Minister van Cultuur bekostigd. De bekostiging van de verzelfstandigde rijksmusea vindt plaats op basis van vierjarige beleidsplannen, gekoppeld aan de Cultuurnota.
Het doel van de verzelfstandiging was de rijksmusea bedrijfsmatige zelfstandigheid te geven. Het personeel van de verzelfstandigde rijksmusea komt in dienst van de respectievelijke stichtingen en heeft niet langer de status van ambtenaar. Met de invoering van de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten (Stb. 1993/398) zijn de rijksmuseale instellingen vanaf 1994 autonoom in (de ontwikkeling van) hun beleidsformulering. Wel wordt verwacht dat zij rekenschap geven van het beleid zoals dat door de Minister van Cultuur – hetzij als eigenaar van de collecties en als subsidiegever of alleen als subsidiegever – wordt geformuleerd. Als gevolg van de verzelfstandiging hebben sommige rijksmusea het voorvoegsel ‘rijks’ laten vallen.
Tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II
In 1997 werd een proefonderzoek gestart naar de herkomst van de collectie Nederlands Kunstbezit, de zogeheten NK-collectie. De NK-collectie bevat die kunstvoorwerpen die na de Tweede Wereldoorlog zijn gerecupereerd en om uiteenlopende redenen niet aan de oorspronkelijke rechthebbenden zijn of konden worden teruggegeven. Deze collectie wordt sinds 1949 door de rijksoverheid (het ICN) beheerd. Naar aanleiding van het proefonderzoek is besloten de hele NK-collectie op herkomstgeschiedenis te laten onderzoeken. De feitelijke onderzoekswerkzaamheden worden gedaan door het Projectbureau Herkomst Gezocht, dat organisatorisch wordt aangestuurd door de Inspectie Cultuurbezit. Daarnaast is er het Tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II ingesteld. Deze commissie heeft als taak:
het begeleiden van onderzoek naar de herkomst van de kunstvoorwerpen die als gevolg van de Tweede Wereldoorlog onder het beheer van het Rijk zijn gekomen
de Minister van Cultuur op grond van de resultaten van dat onderzoek te adviseren over het te voeren beleid inzake deze kunstvoorwerpen
Vanwege de directe betrokkenheid van de rijksoverheid bij de collectie (als beheerder van de collectie) is het nodig gebleken om een onafhankelijke adviescommissie in te stellen: het Tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II. De commissie bestaat uit een voorzitter en drie leden die worden bijgestaan door een secretariaat. Het Tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II streeft ernaar haar advies voor 1 januari 2002 uit te brengen, waarna zij wordt opgeheven. Zij is gevestigd te Den Haag.
Universiteiten
Op basis van de Regeling financiële ondersteuning van het behoud van de universitaire collecties (1997) kunnen universiteiten een behoudsaanvraag van de universitaire collecties indienen bij de Mondriaan Stichting. De Minister van Cultuur beoogt duurzame verbetering van de behoudstaak in de Nederlandse universitaire instellingen te bevorderen en een bijdrage te leveren aan het wegwerken van achterstanden in passieve en actieve conservering van collecties die een belangrijk onderdeel vormen van de Collectie Nederland.
Vakminister
De actor Vakminister (dit zijn alle ministers) speelt een rol inzake het cultuurbeheer als zorgdrager van culturele voorwerpen en van archiefbescheiden.
Zorgdrager
Zorgdrager is een archiefwettelijk begrip, dat aangeeft welke overheidsorganen met de bestuurlijke zorg voor archiefbescheiden zijn belast. Dit zijn (op grond van de Archiefwet 1995):
organen van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;
andere personen of colleges met openbaar gezag bekleed.
In dit rapport worden alleen de handelingen meegenomen van zorgdragers die deel uit maken van de rijksoverheid. Naast de ministers zijn dit de Hoge Colleges van Staat en de directeur van het Kabinet der Koningin.
Doelstelling van de selectie en selectiecriteria
Doelstelling van de selectie
De selectie richt zich op de (administratieve) neerslag van het handelen door overheidsorganen, die vallen onder de werking van de Archiefwet 1995. De selectielijst is tot stand gekomen op grond van een wettelijk voorgeschreven procedure. Deze procedure, welke zijn grondslag heeft in art. 5 van de Archiefwet 1995, is neergelegd in de artikelen 2 tot en met 5 van het Archiefbesluit 1995, Stb. 671.
De hoofddoelstelling van de selectie is een onderscheid te maken tussen te bewaren (dat wil zeggen naar de Rijksarchiefdienst over te brengen) en de (op termijn) te vernietigen gegevens van de bedoelde organen.
De te bewaren gegevens moeten een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen ten opzichte van haar omgeving mogelijk maken.
In dit BSD worden de handelingen van de verschillende organen geselecteerd op hun bijdrage aan de realisering van de selectiedoelstelling. Bij de selectie gaat het er om welke gegevensbestanden, behorend bij welke handeling, en berustend bij welke actor, bewaard moeten blijven met als doel het handelen van de rijksoverheid met betrekking tot het beleidsterrein cultuurbeheer op hoofdlijnen te kunnen reconstrueren.
Het handelen van overheidsorganen bestaat uit verschillende fasen in het beleidsproces. Deze fasen zijn o.a. agendavorming, beleidsvoorbereiding, beleidsbepaling, beleidsvaststelling, beleidsuitvoering en beleidsevaluatie. Om de reconstructie van het handelen op hoofdlijnen mogelijk te maken, dient dus vooral de neerslag van de eerste vier en de laatste fase bewaard te blijven.
De gegevensbestanden kunnen zowel uit papieren- als uit digitale documenten bestaan.
Indien de neerslag in aanmerking komt voor vernietiging dan vermeldt het BSD een V met een termijn. De termijn gaat in na expiratiedatum van de bescheiden of na afdoening van de neerslag, tenzij anders vermeld.
Selectiecriteria
Teneinde de selectiedoelstelling te operationaliseren zijn de in het Rapport Institutioneel Onderzoek geformuleerde handelingen gewogen aan de hand van de door PIVOT opgestelde selectiecriteria.
Uitgaande van de selectiedoelstelling heeft PIVOT in 1993 een lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Bij de vaststelling van deze selectiecriteria is bepaald dat de bruikbaarheid van de criteria binnen afzienbare tijd zou worden geëvalueerd. In april 1996 werd met dat doel een werkgroep samengesteld. Bij de samenstelling van de werkgroep is gezorgd voor inbreng vanuit zowel de Rijksarchiefdienst/PIVOT als vanuit de zorgdragers. Op 26 november 1996 werden de resultaten tijdens een PIVOT-themabijeenkomst gepresenteerd, waarna als gevolg van discussie nog enige aanpassingen volgden. Op 29 april 1997 werden de herziene selectiecriteria door het afdelingswerkoverleg vastgesteld, waarop zij werden aangeboden aan het Convent van rijksarchivarissen en voor advies voorgelegd aan de Raad voor Cultuur en de Permanente Commissie Documentaire Informatievoorziening Rijksoverheid (PC Din). Na verwerking van de adviezen zijn de herziene selectiecriteria vastgesteld door het Convent van Rijksarchivarissen. De nieuwe selectiecriteria onderscheiden zich van de oude criteria door een streven naar een duidelijker en eenduidige redactie van de formulering van de nieuwe criteria, teneinde de werkbaarheid te vergroten.
De algemene selectiecriteria zijn positief geformuleerd, het zijn bewaarcriteria.
De criteria geven de handelingen aan die met een B gewaardeerd worden, en waarvan de neerslag dus overgebracht dient te worden.
De neerslag van de handelingen die met een V gewaardeerd worden, wordt niet overgebracht en kan op termijn vernietigd worden.
Algemene seleciecriteria
Handelingen die gewaardeerd worden met B(ewaren)
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren
Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt
Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.
6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten
Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
Naast de algemene criteria kunnen er ten aanzien van bepaalde handelingen, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstellingen, in een BSD beleidsterrein-specifieke criteria worden geformuleerd, die met behulp van de algemene criteria niet kunnen worden gewaardeerd. Binnen het beleidsterrein cultuurbeheer is de noodzaak hiertoe niet aanwezig geacht.
Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.
Vaststelling van het BSD
In juni 2003 is het ontwerp-BSD door de betrokken zorgdragers aan de Staatssecretaris van OCW aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 2 juli 2003 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van de betrokken zorgdragers en de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant.
Op 18 december 2003 bracht de RvC advies uit (arc-2003.6426/2 en arc-2003.6517/2), hetwelk [naast enkele tekstuele correcties] aanleiding heeft gegeven tot de volgende wijzigingen in de ontwerp-selectielijst:
de vernietigingstermijn van handelingen met financiele bescheiden als neerslag is gewijzigd van 10 in 7 jaar.
de waardering van handeling 238, 262, 263 en 272 is gewijzigd van V in B (5);
de waardering van handeling 9, 256 en 610 is gewijzigd in V, 5 jaar, met uitzondering van een exemplaar van het eindproduct: B (5);
de waardering van handeling 107 en 195 is gewijzigd van in V, 7 jaar, en 112, 138, 190 en 215 in B (5). Handeling 117, 139 en 216 zijn komen te vervallen;
de vernietigingstermijn van handeling 178 is gewijzigd van 10 in 7 jaar. Handeling 179 is komen te vervallen;
de waardering van handeling 34 is voor de Algemene Rijksarchivaris gewijzigd in B (2);
de waardering van handeling 608 is gewijzigd van V in B (5);
de waardering van handeling 2 is gewijzigd in V, 7 jaar, m.u.v. de jaarverslagen: B (3);
de vernietigingstermijn van handeling 21 en 85 is gewijzigd van in 10 jaar na einde bruikleen;
de waardering van handeling 86 is gewijzigd van V in B (5);
de waardering van handeling 87 is gewijzigd in V, 10 jaar, m.u.v. de adviezen betreffende waardestelling: B (5);
de waardering van handeling 90 is gewijzigd van V in B (5);
de vernietigingstermijn van handeling 93 is gewijzigd in 10 jaar;
de waardering van handeling 348 is gewijzigd van V in B (5);
de waardering van handeling 394 is voor de actor beheerder van een rijksarchiefbewaarplaats gewijzigd van V in B (5);
de waardering van handeling 440 en 442 is gewijzigd van V in B (5).
Daarop werd het BSD op 5 juni 2004 door de Algemene Rijksarchivaris, namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Algemene Zaken (C/S/04/1201), de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (C/S/04/1202), de Minister van Buitenlandse Zaken (C/S/04/1203), de Minister van Defensie (C/S/04/1204), de Minister van Economische Zaken (C/S/04/1205), de minister van Financiën (C/S/04/1206), de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (C/S/04/1208), de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (C/S/04/1209), de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (C/S/041210), de Minister van Verkeer en Waterstaat (C/S/04/1211), de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (C/S/04/1212), de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (C/S/04/1213), de Algemene Rijksarchivaris (C/S/04/1225), de Rijksarchiefinspectie (C/S/04/1226), het Instituut Collectie Nederland (C/S/04/1224) en de openbare universiteiten (C/S/04/1214 t/m 1223), en op 15 september 2004 door de Minister van Justitie (C/S/04/2013) vastgesteld.
DE SELECTIELIJSTEN
Het voorliggende Basisselectiedocument Cultuurbeheer bestaat uit een aantal selectielijsten in de zin van de Archiefwet 1995. De gewaardeerde handelingen van alle actoren die onder één zorgdrager vallen vormen samen een selectielijst.
In het onderstaande overzicht worden alle zorgdragers genoemd waarvan een selectielijst is opgenomen in dit BSD, met de onder hen ressorterende actoren vallen waarvoor de lijst wordt vastgesteld.
Daarnaast is een aantal andere zorgdragers actief op dit beleidsterrein die wel in het actorenoverzicht zijn genoemd, maar waarvan geen selectielijst is opgenomen in dit BSD. Het gaat hierbij deels om instellingen waarvoor de selectielijst afzonderlijk bij Koninklijk Besluit moet worden vastgesteld (Kabinet der Koningin, Hoge Colleges van Staat), en deels om overheidsorganen en ZBO’s die deze lijst (nog) niet zullen vaststellen (o.a. Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, Openbaar Ministerie, Rechtbanken, rijksmuseale instellingen).
Overzicht van zorgdragers met daaronder ressorterende actoren waarvoor de selectielijst Cultuurbeheer wordt vastgesteld:
Minister van Algemene Zaken
Minister-president
Ministerraad
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
– Minister van Binnenlandse Zaken
Minister van Defensie
– Minister van Defensie
Minister van Financiën
– Minister van Financiën
Minister van Justitie
– Minister van Justitie
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Adviescommissie beoordeling aangedoden cultuurbezit uit nalatenschappen
Adviescommissie van de Rijksdienst Beeldende Kunst
Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit
Beheerder van een rijksarchiefbewaarplaats
Benoemingen-adviescommissie leden Raad voor cultuur
Bezwarencommissie verzelfstandiging rijksmuseale diensten
College van beroep voor de examens archivistiek A en B
Commissie (normen objecten van culturele waarde)
Commissie Nota Archiefbeleid
Commissie voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen
Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst
Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen
Examencommissie
Minister van Cultuur
Rijksdienst Beeldende Kunst (RBK)
Tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II
Daarnaast wordt de lijst door de volgende actoren onder de zorgdrager Minister van OCW zelfstandig vastgesteld:
*Algemene Rijksarchivaris
Rijksarchiefdienst
Beheerder van een rijksarchiefbewaarplaats
*Hoofdinspecteur van de Rijksarchiefinspectie
– Rijksarchiefinspectie
Minister van Verkeer en Waterstaat
– Minister van Verkeer en Waterstaat
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
– Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
(Openbare) universiteiten
– Universiteiten
Instituut Collectie Nederland (ICN)
– Instituut Collectie Nederland
Vakministers (alle voornoemde ministers plus Buitenlandse Zaken)
Vakminister
Zorgdrager
Basisselectiedocument
Het onderstaande Basisselectiedocument is geordend per actor.
De handelingen van deze lijst zijn doorlopend genummerd. Aangegeven worden:
Nr. (dit is het corresponderende nummer van de handeling binnen het RIO)
Handeling: –
Periode: –
Grondslag: –
Product: –
Waardering: Door middel van plaatsing van de letters B en V wordt een Waardering: gegeven voor het ‘Bewaren’ dan wel ‘Vernietigen’ van de neerslag van de handeling. Bij de handelingen die met een B gewaardeerd zijn wordt het selectiecriterium vermeld dat tot dat voorstel geleid heeft. De te bewaren neerslag dient na afloop van de overbrengingstermijn overgebracht te worden naar de Rijksarchiefdienst in goede, geordende en toegankelijke staat. Bij de handelingen die met een V gewaardeerd worden, wordt zo mogelijk de termijn aangegeven, waarna de vernietiging kan plaatsvinden.
A. Actoren waarvan de Minister van Algemene Zaken de zorgdrager is
Minister-President
352
Handeling: Het stellen van de regels op grond waarvan in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden kan worden afgeweken van hetgeen in het Archiefbesluit (Stb. 1968/200), respectievelijk in de Archiefwet 1995 is bepaald voor de vernietiging van archiefbescheiden
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 7, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 9 lid 2
Product: Beschikking, regels
Waardering: B 6
Ministerraad
406
Handeling: Het bepalen dat archiefbescheiden waarop beperkingen aan de openbaarheid zijn gesteld met het oog op het belang van de Staat of zijn bondgenoten, langer dan 75 jaar niet-openbaar blijven
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 15 lid 6
Product: Besluit
Waardering: B 5
B. Actoren waarvan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de zorgdrager is
Minister van Binnenlandse Zaken
359
Handeling: Het overleggen met de Minister van Cultuur over de voorbereiding van algemene richtlijnen voor (het vaststellen van) vernietigingslijsten
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 1
Product: Notulen, brief
Waardering: B 1
363
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling van een vernietigingslijst voor de archiefbescheiden van de Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koningin
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 1, Archiefbesluit (1968/200): art. 3 lid 3 sub a
Product: Kb
Opmerking: De vernietigingslijst wordt vastgesteld bij Kb.
Waardering: B 5
366
Handeling: Het gezamenlijk (met de Minister van Cultuur) vaststellen van een vernietigingslijst voor de archiefbescheiden van provinciale overheidsorganen
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 3, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 3 sub d
Product: Vernietigingslijst
Waardering: B 5
367
Handeling: Het gezamenlijk (met de Minister van Cultuur) vaststellen van een vernietigingslijst voor de archiefbescheiden van gemeenten
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 4, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 3 sub e
Product: Ministeriële regeling, vernietigingslijst
– Ministerieel Besluit d.d. 14 januari 1948, nr. 11995 van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, houdende opgaaf van voor vernietiging in aanmerking komende stukken in de gemeentearchieven dagtekenende van na 1850
Waardering: B 5
369
Handeling: Het gezamenlijk vaststellen (met de Minister van Cultuur) van een vernietigingslijst voor de archiefbescheiden van organen ingesteld bij een regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 3 sub g
Product: Vernietigingslijst
Waardering: B 5
379
Handeling: Het voorbereiden van de machtiging tot vernietiging van archiefbescheiden van de Hoge Colleges van Staat of het Kabinet der Koningin, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 1, Archiefbesluit (1968/200): art. 3 lid 4 sub a
Product: Kb
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die nog niet naar een rijksarchiefbewaarplaats waren overgebracht en die niet vermeld stonden op een vernietigingslijst.
Waardering: B 5
381
Handeling: Het machtigen tot vernietiging van archiefbescheiden van provinciale overheidsorganen, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris, de rijksarchivaris in de provincie of de provinciale archiefinspecteur in
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 3, Archiefbesluit (1968/200): art. 3 lid 4 sub d
Product: Machtiging
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die nog niet naar een rijksarchiefbewaarplaats waren overgebracht en die niet vermeld stonden op een vernietigingslijst.
Waardering: B 5
382
Handeling: Het machtigen tot vernietiging van archiefbescheiden van gemeenten, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris, de rijksarchivaris in de provincie of de gemeentearchivaris in
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 4, Archiefbesluit (1968/200): art. 3 lid 4 sub e
Product: Machtiging
Opmerking: Het betrof de vernietiging van niet op een vernietigingslijst voorkomende archiefbescheiden, ongeacht of deze al naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats waren overgebracht
Waardering: B 5
384
Handeling: Het machtigen tot vernietiging van archiefbescheiden van organen ingesteld bij een regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub g
Product: Machtiging
Opmerking: Het gaat hierbij om archiefbescheiden die nog niet in vernietigingslijsten zijn omschreven dan wel daarvoor niet in aanmerking komen.
Waardering: B 5
432
Handeling: Het voorbereiden van de machtiging tot vervreemding, respectievelijk ruiling van archiefbescheiden van de Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koningin, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub a j° art. 8 lid 2
Product: Kb
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustten.
Waardering: B 5
434
Handeling: Het machtigen tot vervreemding, respectievelijk ruiling van archiefbescheiden van provinciale overheidsorganen, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub d j° art. 8 lid 2
Product: Machtiging, brief
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustten.
Waardering: B 5
435
Handeling: Het machtigen tot vervreemding, respectievelijk ruiling van archiefbescheiden van gemeenten, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub e j° art. 8 lid 2 art. 8
Product: Machtiging, brief
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustten.
Waardering: B 5
482
Handeling: Het aanbevelen van één lid van het curatorium van de rijksarchiefschool
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 33 lid 2, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 28 lid 2
Product: Aanbeveling, brief
Waardering: V 10 jaar
536
Handeling: Het opstellen van een periodiek verslag over de doeltreffendheid en effecten van de wet in de praktijk
Periode: 1997–
Grondslag: Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 30
Product: Verslag
Opmerking: Met de wet wordt de Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378) bedoeld. Het verslag wordt elke vier jaar opgesteld en vervolgens aan de Staten-Generaal gezonden.
Waardering: B 2
C. Actoren waarvan de Minister van Defensie de zorgdrager is
Minister van Defensie
107
Handeling: Het verstrekken van een subsidie aan de (rijks)museale instellingen
Periode: 1945–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 3, art. 4, art. 8 (zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub E), Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1994/150): art. 2 (zoals gewijzigd bij Vaststelling Handboek financiële verantwoording cultuursubsidies (Stcrt. 1997/247): art. II sub B, zoals gewijzigd bij Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en intrekking Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1999/228): art. IV), art. 8 (zoals gewijzigd bij Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en intrekking Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1999/228): art. IV)
Product: Subsidie, beschikking
Opmerking: Vanaf 1994 wordt de subsidie ten hoogste voor een periode van vier jaar verstrekt, doch blijft binnen de periode waarvoor de cultuurnota geldt. Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten van (rijks)museale instellingen met toepassing van Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1994/150). Per 1 januari 1998 kan de Minister van Cultuur hiervan afwijken mits de beschikking waarbij een subsidie wordt verstrekt de afwijking nadrukkelijk vermeld. Dit vervalt per 24 november 1999.
Waardering: V 7 jaar
D. Actoren waarvan de Minister van Financiën de zorgdrager is
Minister van Financiën
107
Handeling: Het verstrekken van een subsidie aan de (rijks)museale instellingen
Periode: 1945–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 3, art. 4, art. 8 (zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub E), Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1994/150): art. 2 (zoals gewijzigd bij Vaststelling Handboek financiële verantwoording cultuursubsidies (Stcrt. 1997/247): art. II sub B, zoals gewijzigd bij Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en intrekking Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1999/228): art. IV), art. 8 (zoals gewijzigd bij Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en intrekking Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1999/228): art. IV)
Product: Subsidie, beschikking
Opmerking: Vanaf 1994 wordt de subsidie ten hoogste voor een periode van vier jaar verstrekt, doch blijft binnen de periode waarvoor de cultuurnota geldt. Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten van (rijks)museale instellingen met toepassing van Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1994/150). Per 1 januari 1998 kan de Minister van Cultuur hiervan afwijken mits de beschikking waarbij een subsidie wordt verstrekt de afwijking nadrukkelijk vermeld. Dit vervalt per 24 november 1999.
Waardering: V 10 jaar
158
Handeling: Het beslissen over het verzoek om kwijtschelding van successierechten, de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen uit nalatenschappen gehoord
Periode: 1997–
Grondslag: Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (Stb. 1998/130): art. I
Product: Beschikking
Opmerking: Kwijtschelding van successierechten kan slechts worden verleend bij de overdracht van roerende goederen aan de Staat die:
voorkomen op de Lijst van beschermde voorwerpen behorende bij de Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49)
niet voorkomen op deze lijst, maar wel als onvervangbaar en onmisbaar kunnen worden aangemerkt
op grond van één of meer van de volgende criteria van groot nationaal cultuurhistorisch of kunsthistorisch belang zijn. Deze criteria zijn: presentatie- of attractiewaarde, artistieke waarde, herkomstwaarde, ensemblewaarde of, in combinatie met een of meer andere criteria in dit onderdeel, documentatiewaarde.
Zie voorts: RIO Belastingen, de geheiligde schuld (Pivot-rapport nummer 65), handeling 392 en de daarop gebaseerde selectielijst.
Waardering: V 10 jaar
160
Handeling: Het, op voordracht van de Minister van Cultuur, voorbereiden van de benoeming van de leden van de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen
Periode: 1997–
Grondslag: Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (Stb. 1998/130): art. I
Product: Kb
Opmerking: Zie voorts: RIO Belastingen, de geheiligde schuld (Pivot-rapport nummer 65), handeling 9 en de daarop gebaseerde selectielijst.
Waardering: V 10 jaar
164
Handeling: Het voorzien in het secretariaat van de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen
Periode: 1997–
Grondslag: Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (Stb. 1998/130): art. I
Product: Besluit
Opmerking: Zie voorts: RIO Belastingver(h)effend (Pivot-rapport nummer 19), handeling 157 en de daarop gebaseerde selectielijst.
Waardering: V 10 jaar
166
Handeling: Het verklaren dat met betrekking tot een cultureel voorwerp kwijtschelding van successierechten van toepassing is
Periode: 1997–
Grondslag: Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (Stb. 1998/130): art. I
Product: Verklaring
Opmerking: Zie voorts: RIO Belastingen, de geheiligde schuld (Pivot-rapport nummer 65), handeling 392 en de daarop gebaseerde selectielijst.
Waardering: V 10 jaar
168
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Cultuur bij het afgeven van een verklaring voor schadeloosstelling bij verlies of schade van tentoongestelde cultuurvoorwerpen
Periode: 1989–
Grondslag: Regeling indemniteit bruiklenen (Stcrt. 1989/4): 2 lid 1, Subsidieregeling indemniteit bruiklenen (Stcrt. 1996/11): art. 2 lid 1, art. 3
Product: Overeenstemming
Opmerking: Het gaat hierbij om dekking van uitgeleende voorwerpen ten behoeve van een tentoonstelling.
Waardering: B 1
275
Handeling: Het beperken van het aantal douanekantoren dat voor de vervulling van de uitvoerformaliteiten voor cultuurgoederen is bevoegd
Periode: 1993–
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 3911/92 (PbEG L 395): art. 5 lid 1
Product: Beschikking
Waardering: V 10 jaar
276
Handeling: Het mededelen aan de Europese Commissie welke de douanekantoren bevoegd zijn voor de vervulling van de uitvoerformaliteiten voor cultuurgoederen
Periode: 1993–
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 3911/92 (PbEG L 395): art. 5 lid 2
Product: Brief
Opmerking: De Europese Commissie maakt bekend welke de douanekantoren bevoegd zijn voor de vervulling van de uitvoerformaliteiten voor cultuurgoederen bekend in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Waardering: V 10 jaar
277
Handeling: Het nemen van maatregelen om in wederzijdse betrekkingen tussen de Lidstaten van de EU te zorgen voor samenwerking tussen de douaneautoriteiten en de bevoegde autoriteiten
Periode: 1993–
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 3911/92 (PbEG L 395): art. 6
Product: Besluit, beschikking
Opmerking: De bevoegde autoriteiten zijn de in art. 4 van Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74) bedoelde bevoegde autoriteiten.
Waardering: B 5
E. Actoren waarvan de Minister van Justitie de zorgdrager is
Minister van Justitie
389
Handeling: Het voorbereiden / vaststellen van regels voor de overbrenging van notariële archiefbescheiden naar de rijksarchiefbewaarplaatsen
Periode: (1912) 1945–
Grondslag: Wet op het notarisambt (Stb. 1842/20) zoals gewijzigd bij Wet van 29 juli 1912 (Stb. 1912/195), de Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313) en de Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 69a
Product:
Besluit van 28 augustus 1919 (Stb. 1919/546), tot regeling van de overbrenging naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen van de notariële archieven, dagtekenende van na de invoering der Franse wetgeving en van vóór 16 oktober 1842
Besluit van 15 april 1929 (Stb. 1929/161), tot wijziging van het Besluit van 28 augustus 1919 (Stb. 1919/546)
Regeling van de Ministers van Justitie en van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 20 oktober 1969 (Stcrt. 1969/240), houdende vaststelling van de in artikel 69a van de Wet op het Notarisambt bedoelde regelen betreffende de overbrenging van notariële archiefbescheiden naar de rijksarchiefbewaarplaatsen
Opmerking: De notariële bescheiden die ouder zijn dan 75 jaar, worden binnen een tijdvak van 10 jaar overgebracht naar het rijksarchief in de provincie, waarbinnen de betrokken notaris zijn standplaats heeft gehad.
Zie voorts het RIO over het beleidsterrein Vermogensrecht, waarin ook de handelingen met betrekking tot het notarisambt zullen worden opgenomen.
Waardering: B 1
F. Actoren waarvan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de zorgdrager is
Minister van Cultuur
1. Algemene handelingen
1
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende het cultuurbeheer
Periode: 1993–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193): art. 3 lid 1, 2 en 3
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, rapporten, adviezen, evaluaties – Cultuurnota
Opmerking: De Minister van Cultuur legt eenmaal per vier jaar aan de Staten-Generaal een cultuurnota voor. Deze bevat een verslag van de uitvoering van zijn taken, van de belangrijke ontwikkelingen die daarop van invloed zijn geweest, een beschrijving van de hoofdlijnen van het beleid en de te verwachten belangrijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het cultuurbeheer. Het verslag gaat vergezeld van een begroting.
Waardering: B 1, 2
2
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen
Periode: 1945–
Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen
Waardering: V 7 jaar m.u.v. de jaarverslagen: B 3
3
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten-Generaal betreffende het cultuurbeheer
Periode: 1945–
Product: Brieven, notities
Waardering: B 2, 3
4
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten-Generaal en de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid betreffende het cultuurbeheer
Periode: 1945–
Product: Brieven, notities
Waardering: B 3
5
Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende het cultuurbeheer en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratiefrechtelijke organen
Periode: 1945–
Product: Beschikkingen, verweerschriften
Waardering: B 3
6
Handeling: Het beslissen op bezwaarschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende het cultuurbeheer en het voeren van verweer in bezwaarschriftprocedures voor administratiefrechtelijke organen
Periode: 1945–
Product: Beschikkingen, verweerschriften
Waardering: V 10 jaar
7
Handeling: Het mede-voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen betreffende het cultuurbeheer en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties
Periode: 1945–
Product: Internationale regelingen, nota’s, notities, rapporten
Waardering: B 1, 2
8
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende het cultuurbeheer
Periode: 1945–
Product: Brieven, notities
Waardering: V 1 jaar
9
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van het cultuurbeheer
Periode: 1945–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Waardering: V 5 jaar
Van gedrukt voorlichtingsmateriaal wordt één exemplaar bewaard B 5
10
Handeling: Het voorbereiden van intern (wetenschappelijk) onderzoek en het vaststellen van onderzoeksrapporten betreffende het cultuurbeheer
Periode: 1945–
Product: Nota’s, notities, onderzoeksrapporten
Waardering: B 1, 2
11
Handeling: Het voorbereiden en begeleiden van extern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het cultuurbeheer
Periode: 1945–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 31 lid 1
Product: Nota’s, notities
Waardering: V 2 jaar
12
Handeling: Het verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die actief zijn op het terrein van het cultuurbeheer
Periode: 1945–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193): art. 5 lid 1 sub e en lid 2 (zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 4 sub D)
Product: Beschikkingen
Opmerking: Deze worden op aanvraag ten hoogste voor een periode van vier jaar verstrekt.
Waardering: V 10 jaar
13
Handeling: Het voorbereiden van de regels voor het verstrekken van specifieke uitkeringen ten behoeve van het behoud van het cultureel erfgoed
Periode: 1993–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193): art. 8 lid 1, 2 en 3 (zoals alle gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 4 sub G), art. 13
Product: Regels, Amvb;
– Besluit van 21 juni 1994 (Stb. 1994/473), houdende regels met betrekking tot het verstrekken van subsidies en specifieke uitkeringen ten behoeve van cultuuruitingen (Bekostigingsbesluit cultuuruitingen)
Opmerking: Het ontwerp van een voordracht van een maatregel wordt in de Staatscourant geplaatst. Tot het moment van inwerkingtreding van art. 8 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) kan de Minister van Cultuur regels stellen tot het verstrekken van subsidies en specifieke uitkeringen.
Waardering: B 1
14
Handeling: Het verbinden van voorschriften aan het verstrekken van specifieke uitkeringen ten behoeve van het behoud van het cultureel erfgoed
Periode: 1993–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193): art. 8 lid 4, Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 32 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub K)
Product: Voorschriften
Opmerking: Indien subsidie wordt verstrekt voor activiteiten op een terrein van cultuur waarvoor een sponsorcode is vastgesteld, kan de Minister van Cultuur bepalen dat de Mondriaan Stichting zich dient aan te sluiten aan de code. In 1998 worden de voorschriften gewijzigd in verplichtingen.
Waardering: B 5
15
Handeling: Het aanwijzen van personen die toezicht houden op de aan de subsidie-ontvanger opgelegde voorschriften.
Periode: 1993–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 4 sub H onder 1
Product: Benoeming
Waardering: V 10 jaar
16
Handeling: Het stellen van nadere regels omtrent de aan verlening van bepaalde categorieën subsidies voor het cultuurbeheer te verbinden voorschriften
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 32
Product: Regels
Waardering: B 5
2. Zorg voor voorwerpen van culturele waarde in bezit van of onder beheer van het Rijk
17
Handeling: Het benoemen en ontslaan van de leden van de Commissie voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen
Periode: 1949–1985
Grondslag: Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen: art. 3
Product: Beschikking, benoeming, ontslag
Opmerking: De commissie bestond uit ten minste vijf en ten hoogste negen leden.
Waardering: V 10 jaar
18
Handeling: Het vaststellen van regels voor de inrichting en werkwijze van de Dienst en de Commissie voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen
Periode: 1949–1985
Grondslag: Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen: art. 4
Product: Regels, reglement
Waardering: B 5
24
Handeling: Het goedkeuren van de door de Commissie voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen opgestelde richtlijnen voor het in bruikleen geven van de aan het Rijk toebehorende kunstvoorwerpen
Periode: 1949–1985
Grondslag: Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen: art. 5 lid 3
Product: Goedkeuring
Waardering: B 5
29
Handeling: Het machtigen tot het verrichten van (herstel)werkzaamheden aan kunstvoorwerpen
Periode: 1949–1985
Grondslag: Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen: art. 9
Product: Machtiging
Waardering: V 10 jaar
31
Handeling: Het vaststellen van normen voor objecten van culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 3 lid 1
Product: Normen
Opmerking: Dit zijn normen waaraan roerende zaken van het Rijk moeten voldoen om te worden aangewezen als object van culturele waarde.
Waardering: B 1
34
Handeling: Het beslissen over het bezwaar tegen de aanwijzing van roerende zaken van het Rijk als objecten van culturele waarde, de commissie (normen objecten van culturele waarde) gehoord
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 3 lid 2, art. 15
Product: Besluit
Opmerking: Deze commissie was ingesteld om de Minister van Cultuur en het hoofd van de RBK te adviseren over de normen die in acht genomen moesten worden bij de aanwijzing van objecten van (bijzondere) culturele waarde.
Waardering: B 1
36
Handeling: Het (op voordracht van de RBK) aanwijzen van roerende zaken van het Rijk als objecten van bijzondere culturele waarde, de commissie (normen objecten van culturele waarde) gehoord
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 4, art. 15
Product: Beschikking
Opmerking: Het ging hierbij om objecten van culturele waarde die op grond van hun bijzondere betekenis tevens objecten van bijzondere culturele waarde waren. Indien de aanwijzing niet op voordracht van de RBK geschiedde, stelde de Minister van Cultuur, alvorens tot de aanwijzing over te gaan, zich op de hoogte van diens oordeel. Deze commissie was ingesteld om de Minister van Cultuur en het hoofd van de RBK te adviseren over de normen die in acht genomen moesten worden bij de aanwijzing van objecten van (bijzondere) culturele waarde.
Waardering: B 1
40
Handeling: Het belasten van de RBK met het beheer van objecten van bijzondere culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 7, Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 1 lid 2
Product: Beschikking
Waardering: B 5
44
Handeling: Het mededelen aan de RBK van verlies of vermissing van een object van culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 10
Product: Brief
Waardering: V 20 jaar
45
Handeling: Het geven van richtlijnen en aanwijzingen voor de zorg voor objecten van culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 11
Product: Richtlijnen, aanwijzingen
Waardering: B 1
48
Handeling: Het overnemen van de zorg voor objecten van culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 13 lid 2
Product: Correspondentie
Opmerking: De Minister van Cultuur deed dit na overleg met degene bij wie de zorg voor het object berustte. Het ging hierbij om de gevallen waarin de gestelde eisen aan de zorg voor objecten van culturele waarde niet nageleefd werden.
Waardering: V 10 jaar
50
Handeling: Het vorderen van objecten van culturele waarde ten behoeve van evenementen van cultureel belang
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 14
Product: Beschikking
Waardering: V 10 jaar
53
Handeling: Het bepalen welke instellingen voor de toepassing van het besluit met een rijksmuseum worden gelijkgesteld, de commissie (normen objecten van culturele waarde) gehoord
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 20
Product: Beschikking
Opmerking: Met het besluit werd de Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34) bedoeld.
Waardering: B 4
55
Handeling: Het terugvorderen van de objecten van culturele waarde waarvan de zorg voor de inwerkingtreding van het besluit tijdelijk was overgedragen
Periode: 1985–1986
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 23
Product: Beschikking
Opmerking: Met het besluit werd de Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34) bedoeld. De Minister van Cultuur kon deze binnen een jaar terugvorderen.
Waardering: V 10 jaar
56
Handeling: Het doen van een voordracht voor de benoeming van het hoofd van de RBK, de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst gehoord
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 5
Product: Voordracht
Waardering: V 5 jaar
58
Handeling: Het stellen van regels met betrekking tot de inrichting en werkwijze van de RBK
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 17
Product: Regels
Waardering: B 5
59
Handeling: Het opdragen van andere taken aan de RBK
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 21
Product: Beschikking
Opmerking: Andere taken dan gesteld werden in de Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34).
Waardering: B 5
63
Handeling: Het voorbereiden van het benoemen en ontslaan van de leden van de commissie (normen objecten van culturele waarde)
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 16
Product: Kb, benoeming, ontslag
Opmerking: Deze commissie (normen objecten van culturele waarde) had ten hoogste tien leden. Zes leden die benoemd werden, waren deskundig op het terrein waarop de RBK werkzaam is. De overige leden waren afkomstig uit kringen van degenen bij wie de zorg voor objecten van culturele waarde berustte.
Waardering: V 10 jaar
64
Handeling: Het stellen van regels met betrekking tot de inrichting en werkwijze van de commissie (normen objecten van culturele waarde)
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 17
Product: Regels
Waardering: B 5
67
Handeling: Het benoemen en ontslaan van de leden van de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst, de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst gehoord
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art 2
Product: Beschikking, benoeming, ontslag
Opmerking: De commissie bestond uit elf leden die voor vier jaar werden benoemd. De leden waren eenmaal herbenoembaar. Een lid kon altijd op eigen verzoek worden ontslagen of slecht functioneren. In het laatste geval vraagt de Minister van Cultuur een oordeel van de de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst. De Minister van Cultuur benoemde, de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst gehoord, uit de leden een (vice-)voorzitter en een secretaris.
Waardering: V 10 jaar
69
Handeling: Het verzoek doen om een voordracht voor leden van de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art 3 lid 1
Product: Verzoek
Opmerking: De Minister van Cultuur deed het verzoek aan de volgende instellingen:
de Rijkscommissie voor de musea
de Raad voor de Kunst
het Nationaal Overleg Gewestelijke Cultuur
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
de Nederlandse Museumvereniging
Waardering: V 5 jaar
73
Handeling: Het aanwijzen van een waarnemer bij vergaderingen van de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 9 lid 1
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
83
Handeling: Het goedkeuren van de kosten van de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 16
Product: Goedkeuring
Opmerking: Dit zijn de kosten voortvloeiende uit de door, namens of in opdracht van de commissie verrichte werkzaamheden. Deze komen ten laste van de Minister van Cultuur.
Waardering: V 10 jaar
94
Handeling: Het verstrekken van een subsidie aan het ICN
Periode: 1997–
Bron: ICN, Kennis voor beter beheer, p. 14–15, 40
Product: Subsidie
Waardering: V 10 jaar
3. Zorg voor voorwerpen van culturele waarde in bezit van of onder beheer van (rijks)museale instellingen
95
Handeling: Het opstellen van het (brand)reglement voor de rijksmusea
Periode: 1953–1993
Product: Reglement
Brandreglement-rijksmusea (Beschikking vastgesteld op 28 oktober 1960, nr. 71.315)
Algemeen reglement rijksmusea (Beschikking van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 12 juni 1953, nr. 314.328)
Algemeen reglement rijksmusea (Stcrt. 1975/12)
Brandreglement-rijksmusea 1976 (Stcrt. 1977/146)
Waardering: B 5
96
Handeling: Het regelen van de publiekstaken van een rijksmuseum
Periode: 1953–1993
Grondslag: Algemeen reglement rijksmusea (Beschikking van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 12 juni 1953, nr. 314.328): art. 2, art. 6, Algemeen reglement rijksmusea (Stcrt. 1975/12): art. 3
Product: Besluit
Waardering: B 5
97
Handeling: Het machtigen van het hoofd van een rijksmuseum tot het sluiten van het gehele rijksmuseum
Periode: 1953–1993
Grondslag: Algemeen reglement rijksmusea (Beschikking van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 12 juni 1953, nr. 314.328): art. 9, Algemeen reglement rijksmusea (Stcrt. 1975/12): art. 7
Product: Machtiging
Opmerking: Het gaat hierbij vooral om werkzaamheden aan een rijksmuseum. In het geval dat de veiligheid van de bezoekers of de verzamelingen in gevaar dreigt te komen kan het hoofd van een rijksmuseum het museum (geheel) sluiten zonder machtiging.
Waardering: V 10 jaar
98
Handeling: Het oprichten van stichtingen die de (rijks)museale en (rijks)museaal ondersteunende functies uitoefenen
Periode: 1993–
Grondslag: Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten (Stb. 1993/398): art. 2, art. 3
Product: Beschikking, ontwerpstatuten
Opmerking: Deze (rijks)museale en (rijks)museaal ondersteunende functies zijn de voortzetting van de diensten als bedoeld in de bijlage van deze wet. De Minister van Cultuur gaat niet eerder over tot oprichting van een stichting dan een maand nadat het voornemen daartoe, onder overlegging van de ontwerpstatuten, schriftelijk is medegedeeld aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
Waardering: B 4
99
Handeling: Het stellen van nadere regels met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van het personeel van een verzelfstandigd rijksmuseale instelling
Periode: 1993–
Grondslag: Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten (Stb. 1993/398): art. 5 lid 4
Product: Regels
Opmerking: Met deze regels dient voorkomen te worden dat de arbeidsvoorwaarden van het personeel ongunstiger zijn dan die welke golden vóór de verzelfstandiging van het rijksmuseum.
Waardering: B 5
100
Handeling: Het stellen van nadere regels met betrekking tot het onderzoek van de bezwaren van het personeelslid
Periode: 1993–
Grondslag: Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten (Stb. 1993/398): art. 5 lid 6, art. 8 lid 2
Product: Regel
Regeling bezwarencommissie verzelfstandiging rijksmuseale diensten (Stcrt. 1993/182)
Opmerking: Het gaat hierbij om bezwaren van het personeelslid tegen het dienstverband bij een verzelfstandigd rijksmuseale instelling. Deze bezwaren dienen binnen een maand na schriftelijke mededeling ervan te worden medegedeeld aan de Minister van Cultuur. Indien de mededeling heeft plaatsgevonden drie weken of langer voor dat de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten (Stb. 1993/398) in werking is getreden kan de termijn waarbinnen het bezwaar moet zijn ingediend worden verlengd.
Waardering: B 5
101
Handeling: Het beslissen over de bezwaren van het personeelslid
Periode: 1993–
Grondslag: Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten (Stb. 1993/398): art. 5 lid 6, 7, 8, 10, 11, Regeling bezwarencommissie verzelfstandiging rijksmuseale diensten (Stcrt. 1993/182): art. 10 lid 1
Product: Besluit
Opmerking: Het gaat hierbij om bezwaren van het personeelslid tegen de geboden arbeidsvoorwaarden bij een verzelfstandigde rijksmuseale instelling. Als de Minister van Cultuur de bezwaren (gedeeltelijk) gegrond verklaart kan hij daarbij beslissen dat het personeelslid niet in dienst treedt bij een verzelfstandigd rijksmuseale instelling dan wel de verzelfstandigde rijksmuseale diensten verplichten het personeelslid een arbeidsovereenkomst aan te bieden waarvan de inhoud in overeenstemming is met zijn beslissing. Indien de beslissing afwijkt van het advies van de bezwarencommissie verzelfstandiging rijksmuseale diensten wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld.
Waardering: V 10 jaar
103
Handeling: Het benoemen van de leden van de bezwarencommissie verzelfstandiging rijksmuseale diensten
Periode: 1993–
Grondslag: Regeling bezwarencommissie verzelfstandiging rijksmuseale diensten (Stcrt. 1993/182): art. 3 lid 2 en 3
Product: Benoeming
Opmerking: De benoeming geschiedt met dien verstande dat twee overige leden en het plaatsvervangend lid worden benoemd op bindende voordracht van de bijzondere commissie als bedoeld in art. 113 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement. Tot (plaatsvervangend) voorzitter worden geen personen benoemd die in dienst zijn bij het Ministerie waaronder het cultuurbeheer valt.
Waardering: V 10 jaar
107
Handeling: Het verstrekken van een subsidie aan de (rijks)museale instellingen
Periode: 1945–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 3, art. 4, art. 8 (zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub E), Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1994/150): art. 2 (zoals gewijzigd bij Vaststelling Handboek financiële verantwoording cultuursubsidies (Stcrt. 1997/247): art. II sub B, zoals gewijzigd bij Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en intrekking Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1999/228): art. IV), art. 8 (zoals gewijzigd bij Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en intrekking Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1999/228): art. IV)
Product: Subsidie, beschikking
Opmerking: Vanaf 1994 wordt de subsidie ten hoogste voor een periode van vier jaar verstrekt, doch blijft binnen de periode waarvoor de cultuurnota geldt. Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten van (rijks)museale instellingen met toepassing van Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1994/150). Per 1 januari 1998 kan de Minister van Cultuur hiervan afwijken mits de beschikking waarbij een subsidie wordt verstrekt de afwijking nadrukkelijk vermeld. Dit vervalt per 24 november 1999.
Waardering: V 10 jaar
110
Handeling: Het bepalen van het tijdstip waarop een subsidieaanvraag van de (rijks)museale instelling moet zijn ingediend
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 6 lid 1 (zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub C onder 1), art. 6 lid 5, art. 9 lid 1 en 3, art. 11 lid 1 en 5
Product: Besluit, ontheffing
Opmerking: De Minister van Cultuur kan op aanvraag van ontheffing verlenen van de aanvraagtermijn voor subsidie voor een (rijks)museale instelling.
Waardering: V 5 jaar
111
Handeling: Het overleggen met een (rijks)museale instelling over de subsidieaanvraag
Periode: 1994–1999
Grondslag: Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1994/150). Toelichting (zoals gewijzigd bij Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en intrekking Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1999/228): art. IV)
Product: Overleg, notulen
Waardering: V 10 jaar
112
Handeling: Het beslissen over een subsidieaanvraag van een (rijks)museale instelling
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 6 (zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub C), art. 7, art. 8 (zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub E), art. 9, art. 10 (zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub G), art. 11, art. 12, art. 13 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub F onder 2), art. 15, Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1994/150): art. 3 (zoals gewijzigd bij Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en intrekking Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1999/228): art. IV), art. 8 (zoals gewijzigd bij Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en intrekking Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1999/228): art. IV)
Product: Beschikking, besluit
Opmerking: De Minister van Cultuur geeft hierbij voor welke activiteiten subsidie wordt verleend. Met het oog op de onderlinge afweging van aanvragen kan de Minister van Cultuur, bepalen dat op een aanvraag niet wordt beslist voor of na een bepaalde datum in een kalenderjaar. In 1998 wordt het beslissen bij beschikking ingetrokken. Indien de beslissing subsidieverlening inhoudt, wordt het subsidiebedrag vermeld, de wijze waarop dit is bepaald en welk bedrag maximaal zal worden verleend. Dit vervalt in 1998.
Waardering: B 5
113
Handeling: Het verlenen van een voorschot aan een (rijks)museale instelling
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 14 lid 1 en 3, art. 15
Product: Voorschot, beschikking
Waardering: V 10 jaar
114
Handeling: Het stellen van regels met betrekking tot het verlenen van een voorschot aan een (rijks)museale instelling
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 14 lid 2
Product: Regels
Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen (Stcrt. 1995/4)
Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen (Stcrt. 1997/243)
Vaststelling Handboek financiële verantwoording cultuursubsidies (Stcrt. 1997/247)
Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en intrekking Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1999/228). Toelichting
Waardering: B 5
115
Handeling: Het bepalen dat het aan een (rijks)museale instelling verleende meerjarige subsidiebedrag bijgesteld moet worden
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 16
Product: Beschikking
Opmerking: Hiervoor vindt overleg plaats met de (rijks)museale instelling over de ontwikkeling van de kosten van de arbeidsvoorwaarden in relatie tot de kwaliteit en kwantiteit van de gesubsidieerde activiteiten. Bij de bijstelling wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van het prijspeil en de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden. Bij de verlening van de subsidie wordt bepaald welk deel van de subsidie wordt bijgesteld. De bevoorschotting kan overeenkomstig bijgesteld worden.
Waardering: V 10 jaar
116
Handeling: Het overleggen met een (rijks)museale instelling over de ontwikkeling van de kosten van de arbeidsvoorwaarden
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 16 lid 4
Product: Overleg, notulen
Opmerking: Hierbij gaat het om de ontwikkeling van de kosten van de arbeidsvoorwaarden in verhouding tot de kwaliteit en de kwantiteit van de gesubsidieerde activiteiten.
Waardering: V 10 jaar
117
Handeling: Het wijzigen of intrekken van de subsidie aan een (rijks)museale instelling
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 17 lid 1 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub G), art. 18 lid 1 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub G)
Product: Beschikking
Opmerking: Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan deze gewijzigd of ingetrokken worden indien:
de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet hebben plaatsgevonden
een (rijks)museale instelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen
een (rijks)museale instelling onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt
de subsidie verlening onjuist was en een (rijks)museale instelling dit wist of behoorde te weten
de voorwaarde waaronder de subsidie is verleend niet is vervuld
omstandigheden of inzichten veranderd zijn waardoor subsidieverlening onterecht is geworden.
Deze bepaling is in 1998 ingetrokken.
Waardering: V 10 jaar
118
Handeling: Het vergoeden van de schade als gevolg van het wijzigen of intrekken van de subsidie aan een (rijks)museale instelling
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 18 lid 2 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub G)
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
119
Handeling: Het geven van ontheffing van de bepaling dat het boekjaar van een (rijks)museale instelling gelijk is aan het kalenderjaar
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 21
Product: Besluit
Waardering: V 5 jaar
122
Handeling: Het op aanvraag geven van ontheffing van de verplichting dat een (rijks)museale instelling de bij haar werkzame vrijwilligers moet verzekeren
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 23 lid 4
Product: Ontheffing
Waardering: V 10 jaar
125
Handeling: Het opstellen van regels met betrekking tot de tussentijdse verslaglegging bij projectsubsidies die zich over meer dan één kalenderjaar uitstrekken
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 24 lid 3
Product: Regels
Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen (Stcrt. 1995/4)
Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen (Stcrt. 1997/243)
Vaststelling Handboek financiële verantwoording cultuursubsidies (Stcrt. 1997/247)
Waardering: B 3
126
Handeling: Het vaststellen van het percentage van het niet-bestede subsidiebedrag dat de (rijks)museale instelling kan reserveren
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 26, Regeling subsidiëring museale instellingen (Stb. 1994/150): art. 5 (zoals gewijzigd bij Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en intrekking Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1999/228): art. IV)
Product: Besluit
Opmerking: Als na de gesubsidieerde activiteiten het verleende bedrag niet is besteed, kan het worden gereserveerd. Dit gereserveerd bedrag kan alleen worden aangewend voor doeleinden waarvoor de subsidie werd verstrekt. Het totaal van de reservering bedraagt ten hoogste 10 procent van de verleende subsidie.
Waardering: V 10 jaar
127
Handeling: Het aanwijzen van toekomstige uitgaven van een (rijks)museale instelling
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 26 lid 3
Product: Besluit
Waardering: B 1
128
Handeling: Het bepalen van de vergoeding voor vermogensvorming die een (rijks)museale instelling is verschuldigd
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 27 lid 1 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub I onder 1)
Product: Besluit
Opmerking: Het gaat hierbij om de gevallen waarin de subsidie heeft bijgedragen tot het vormen van vermogen door een (rijks)museale instelling
Waardering: V 10 jaar
129
Handeling: Het toestemmen in het voortzetten van de activiteiten van een (rijks)museale instelling door een andere rechtspersoon
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 27 lid 3
Product: Toestemming
Opmerking: Hierbij worden de activa tegen boekwaarde aan die andere rechtspersoon in eigendom overgedragen
Waardering: V 10 jaar
131
Handeling: Het bepalen van de gevallen waarin een (rijks)museale instelling niet de kosten voor het ter beschikking stellen van goederen of voor derden verrichten van diensten hoeft door te berekenen
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 29
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
132
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren die de financiële zaken van een (rijks)museale instelling onderzoeken
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 30 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub J)
Product: Benoeming
Opmerking: De (rijks)museale instelling verschaft deze ambtenaren alle gewenste informatie.
Waardering: V 10 jaar
134
Handeling: Het bepalen dat de bepalingen met betrekking tot rechtspersonen in het Burgerlijk Wetboek (deels) niet van toepassing zijn op een (rijks)museale instelling
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 35 lid 1
Product: Beschikking
Waardering: V 10 jaar
135
Handeling: Het vaststellen van een protocol voor de rapportage van de naleving van de subsidiebepalingen voor een (rijks)museale instelling
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 36 lid 2
Product: Protocol
Waardering: B 3
136
Handeling: Het instellen van een onderzoek naar het financiële beheer van een (rijks)museale instelling
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 36 lid 3
Product: Rapport
Opmerking: De accountant van de (rijks)museale instelling rapporteert aan de departementale accountantsdienst over de naleving van de subsidiebepalingen.
Waardering: B 2
137
Handeling: Het vaststellen van een nadere termijn voor het indienen van een subsidievaststelling door een (rijks)museale instelling indien deze niet op tijd is ingediend
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 37 lid 2 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub L onder 3 zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub P)
Product: Beschikking
Waardering: V 10 jaar
138
Handeling: Het vaststellen van de subsidie voor een (rijks)museale instelling overeenkomstig de subsidieverlening
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 37 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub L onder 3 zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub P), art. 38 lid 1 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub L onder 3)
Product: Beschikking
Waardering: B 5
139
Handeling: Het verminderen of intrekken van de subsidievaststelling voor een (rijks)museale instelling
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 38 lid 2 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub L onder 3), art. 39 lid 1 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub L onder 3)
Product: Beschikking
Opmerking: De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:
de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet hebben plaatsgevonden
een (rijks)museale instelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen
het reserveringsbedrag wordt overschreden
een (rijks)museale instelling onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt
de subsidieverlening onjuist was en een (rijks)museale instelling dit wist of behoorde te weten
de voorwaarde waaronder de subsidie is verleend, niet is vervuld
de omstandigheden of inzichten veranderd zijn waardoor subsidieverlening onterecht is geworden
de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten
de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Waardering: V 10 jaar
140
Handeling: Het beslissen over hoe de voorschotten die een (rijks)museale instelling te veel heeft ontvangen verrekend moeten worden
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 38 lid 3 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub L onder 3)
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
141
Handeling: Het vaststellen van nadere regels voor de inrichting van aanvragen, het beleidsplan, het activiteitenplan, de begroting, de liquiditeitsprognose, de administratie, de jaarrekening, de subsidiedeclaratie, de verklaring van de accountant en verslagen van een (rijks)museale instelling
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 48 (zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub W)
Product: Regels
Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1994/150)
Vaststelling Handboek financiële verantwoording cultuursubsidies (Stcrt. 1997/247)
Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en intrekking Regeling subsidiëring museale instellingen (Stcrt. 1999/228)
Waardering: B 1, 2, 3
142
Handeling: Het afwijken van de gestelde regels in het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473)
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 49
Product: Beschikking
Opmerking: De Minister kan artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Waardering: B 1
143
Handeling: Het in 1994 vaststellen van regels voor de aanvraag en verlening van subsidie aan een (rijks)museale instelling die afwijken van het besluit
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 51 lid 2 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub R), Regeling subsidiëring museale instellingen (Stb. 1994/150): art. 8
Product: Regels
– Protocol van overdracht dd. 30 juni 1994
Opmerking: Met besluit wordt het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473) bedoeld.
Waardering: B 1
144
Handeling: Het jaarlijks vaststellen van subsidieplafonds voor de verschillende categorieën van activiteiten waarvoor aan een (rijks)museale instelling subsidie is verstrekt
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473) zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art I sub D
Product: Beschikking
Opmerking: Hierbij kan de Minister van Cultuur bepalen dat hij het beschikbare bedrag in de volgorde van aanvragen verdeelt.
Waardering: V 10 jaar
145
Handeling: Het stellen van regels omtrent de wijze van verdeling van subsidieplafonds voor de verschillende categorieën van activiteiten waarvoor aan een (rijks)museale instelling subsidie is verstrekt
Periode: 1997–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 4 sub G
Product: Regels
– Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen (Stcrt. 1997/243)
Waardering: B 1, 5
146
Handeling: Het verstrekken van een uitkering ter (mede)bekostiging van de aankoop van kunstwerken (de Raad voor de Kunst gehoord)
Periode: 1984–1987, 1989–1992
Grondslag:
Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van musea (Stb. 1985/104): art. 2 (zoals gewijzigd bij Besluit van 16 januari 1987 (Stb. 1987/40): art. II),
Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van musea (Stb. 1985/104): art. 3 (zoals gewijzigd bij Besluit van 16 januari 1987 (Stb. 1987/40): art. II),
Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van musea (Stb. 1985/104): art. 4 (zoals gewijzigd bij Besluit van 16 januari 1987 (Stb. 1987/40): art. II),
Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van kunstmusea (Stb. 1989/141): art. 2,
Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van kunstmusea (Stb. 1989/141): art. 3 lid 1,
Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van kunstmusea (Stb. 1989/141): art. 4,
Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van kunstmusea (Stb. 1989/141): art. 5 lid 3,
Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van kunstmusea (Stb. 1989/141): art. 7 lid 3
Product: Beschikking, subsidie
Opmerking: Dit waren kunstwerken van levende Nederlandse of duurzaam in Nederland wonende en werkende kunstenaars om daarmede geografische spreiding en optimale toegankelijkheid van deze werken voor het publiek te bevorderen. Deze uitkering werd enkel verleend voorzover de wetgever de nodige gelden had toegestaan.
Een uitkering werd slechts verstrekt onder de voorwaarden dat:
het kunstwerk door de Minister van Cultuur van voldoende kwaliteit werd geacht (en niet ouder was dan 15 jaar)
de huisvesting van het museum voldeed aan de gestelde eisen
de collectie moderne beeldende kunst van het museum voldoende kwaliteit bezat
het aan te kopen kunstwerk in deze collectie zou worden opgenomen
de aanvrager bewees dat het kunstwerk inderdaad was aangekocht en in de collectie was opgenomen.
De Raad voor de Kunst gaf advies tijdens de periode 1989–1992. De Minister van Cultuur legde de aanvragen aan deze raad voor.
Waardering: Beschikking: B 5
Financiële bescheiden: V 10 jaar
148
Handeling: Het beoordelen van de kwaliteit van een kunstwerk
Periode: 1984–1987, 1989–1992
Grondslag: Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van musea (Stb. 1985/104): art. 4 sub a (zoals gewijzigd bij Besluit van 16 januari 1987 (Stb. 1987/40): art. II), Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van kunstmusea (Stb. 1989/141): art. 4 sub a
Product: Beschikking, brief
Waardering: V 10 jaar
151
Handeling: Het vaststellen van de subsidie voor de aankoop van een kunstwerk
Periode: 1984–1987
Grondslag: Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van musea (Stb. 1985/104): art. 7 (zoals gewijzigd bij Besluit van 28 augustus 1985 (Stb. 1985/499): art. I sub B zoals gewijzigd bij Besluit van 16 januari 1987 (Stb. 1987/40): art. II)
Product: Beschikking, brief
Waardering: V 10 jaar
152
Handeling: Het beslissen over de toekenning van de subsidie voor de aankoop van een kunstwerk, de Adviescommissie van de Rijksdienst Beeldende Kunst respectievelijk de Raad voor de Kunst gehoord
Periode: 1984–1987, 1989–1992
Grondslag: Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van musea (Stb. 1985/104): art. 8 (zoals gewijzigd bij Besluit van 16 januari 1987 (Stb. 1987/40): art. II), Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van kunstmusea (Stb. 1989/141): art. 7 lid 1
Product: Besluit
Opmerking: De Adviescommissie van de Rijksdienst Beeldende Kunst gaf in de periode 1984–1987 advies. De Raad voor de Kunst deed dit in de periode 1989–1992.
Waardering: B 1
154
Handeling: Het vaststellen van een maximum per aanvrager van de aankoopsubsidie
Periode: 1989–1992
Grondslag: Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van kunstmusea (Stb. 1989/141): art. 3 lid 2
Product: Beschikking, brief
Opmerking: De Minister van Cultuur deed dit in het geval dat het totale bedrag waarvoor subsidie is aangevraagd het totale budget overschreed.
Waardering: V 10 jaar
155
Handeling: Het vaststellen van het aanvraagformulier voor een aankoopsubsidie
Periode: 1989–1992
Grondslag: Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van kunstmusea (Stb. 1989/141): art. 5 lid 2
Product: Beschikking, formulier
Opmerking: De Minister van Cultuur verstrekte eveneens dit formulier.
Waardering: B 5
156
Handeling: Het afwijken van het gestelde in de Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van kunstmusea (Stb. 1989/141)
Periode: 1989–1992
Grondslag: Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van kunstmusea (Stb. 1989/141): art. 8
Product: Beschikking
Waardering: B 1
161
Handeling: Het voordragen van de leden van de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen
Periode: 1997–
Grondslag: Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (Stb. 1998/130): art. I
Product: Voordracht
Opmerking: De Minister van Cultuur draagt één lid voor en samen met de Minister van Financiën de voorzitter. Het andere lid wordt door de Minister van Financiën voorgedragen.
Waardering: V 5 jaar
165
Handeling: Het vergoeden van de kosten van de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen
Periode: 1997–
Grondslag: Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (Stb. 1998/130): art. I
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
167
Handeling: Het, in overeenstemming met de Minister van Financiën, afgeven van een verklaring voor schadeloosstelling bij verlies of schade van tentoongestelde cultuurvoorwerpen
Periode: 1989–
Grondslag: Regeling indemniteit bruiklenen (Stcrt. 1989/4): 2 lid 1, Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 13 lid 2, Subsidieregeling indemniteit bruiklenen (Stcrt. 1996/11): art. 2 lid 1, art. 3, art. 5. Toelichting
Product: Garantieverklaring, indemniteitsverklaring
Opmerking: Het gaat hierbij om dekking van uitgeleende voorwerpen ten behoeve van een tentoonstelling. Het model van deze verklaring is als bijdrage bij de Regeling indemniteit bruiklenen (Stcrt. 1989/4) gegeven. Vanaf 1996 kan de Minister van Cultuur een aanspraak op financiële middelen verlenen voor het geval dat de exploitatie van een tentoonstelling een tekort vertoont en voorzover dit tekort wordt veroorzaakt door verlies of schade aan derden ten behoeve van de tentoonstelling in bruikleen gegeven voorwerpen. Een indemniteitsverklaring kan slechts worden verleend indien een (rijks)museum naar het oordeel van de Minister van Cultuur en de Minister van Financiën heeft aangetoond dat:
de kosten van verzekering van de tentoonstelling zodanig hoog zijn dat deze zonder indemniteitsverklaring geen doorgang zal kunnen vinden
een indemniteitsverklaring een aanzienlijke besparing op de verzekeringskosten tot gevolg heeft
het belang van de tentoonstelling in verhouding staat met de besparing op de verzekeringskosten.
De Minister van Cultuur beslist op de aanvragen voor een indemniteitsverklaring in de volgorde van ontvangst. Bij de beslissing op de aanvraag wordt bepaald voor welk maximaal bedrag een vergoeding wordt verleend.
Waardering: B 1
169
Handeling: Het afwijken van het model van de garantieverklaring voor schadeloosstelling bij verlies of schade van cultuurvoorwerpen
Periode: 1989–1996
Grondslag: Regeling indemniteit bruiklenen (Stcrt. 1989/4): 2 lid 4
Product: Beschikking
Opmerking: Dit gebeurt als het voor het totstandkomen van een tentoonstelling van wezenlijk belang is.
Waardering: V 10 jaar
170
Handeling: Het stellen van (nadere) voorwaarden aan een bij een garantieverklaring of een indemniteitsverklaring betrokken (rijks)museum
Periode: 1989–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193): art. 8 lid 4, Regeling indemniteit bruiklenen (Stcrt. 1989/4): art. 3, Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 32, Subsidieregeling indemniteit bruiklenen (Stcrt. 1996/11): art. 2 lid 2 en bijlage I
Product: Voorwaarden
Opmerking: Het gaat hierbij om voorwaarden met betrekking tot de aanspraak op financiële middelen. Hierin wordt geregeld dat de kans op schade zoveel mogelijk beperkt is.
Waardering: B 5
172
Handeling: Het wijzigen van de aanvraagtermijn van een indemniteitsverklaring
Periode: 1996–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 11 lid 5, Subsidieregeling indemniteit bruiklenen (Stcrt. 1996/11). Toelichting
Product: Beschikking
Waardering: V 5 jaar
174
Handeling: Het vaststellen van een protocol voor de rapportage van de naleving van de subsidiebepalingen voor het krijgen van een indemniteit
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 36 lid 2, Subsidieregeling indemniteit bruiklenen (Stcrt. 1996/11). Toelichting
Product: Protocol
Waardering: B 3
178
Handeling: Het vaststellen, verminderen of intrekken van de indemniteit
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 37 (zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub P), art. 38 lid 1 en 3, Subsidieregeling indemniteit bruiklenen (Stcrt. 1996/11). Toelichting
Product: Indemniteit, financiële middelen
Waardering: V 7 jaar
185
Handeling: Het verzoek doen aan de Mondriaan Stichting behoudsprojecten voor universitaire collecties financieel te ondersteunen
Periode: 1997–2000
Grondslag: Regeling financiële ondersteuning van het behoud van de universitaire collecties (Stcrt. 1997/193), p. 1
Product: Verzoek
Opmerking: Hiermee moet een duurzame verbetering van de behoudstaak in de Nederlandse universitaire instellingen bevorderd worden en een bijdrage worden geleverd aan het wegwerken van achterstanden in passieve en actieve conservering van collecties die een belangrijk onderdeel vormen van de Collectie Nederland.
Waardering: V 10 jaar
186
Handeling: Het verstrekken van een meerjarige subsidie aan de Mondriaan Stichting voor het cultuurbeheer
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 8 (zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub E), Regeling financiële ondersteuning van het behoud van de universitaire collecties (Stcrt. 1997/193)
Product: Subsidie
Opmerking: De subsidie wordt ten hoogste voor een periode van vier jaar verstrekt, doch blijft binnen de periode waarvoor de cultuurnota geldt.
Waardering: V 10 jaar
189
Handeling: Het bepalen van het tijdstip waarop een subsidieaanvraag van de Mondriaan Stichting voor het cultuurbeheer moet zijn ingediend
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 9 lid 1 en 3
Product: Ontheffing
Opmerking: De Minister van Cultuur kan op aanvraag ontheffing verlenen van de aanvraagtermijn voor subsidie voor de Mondriaan Stichting
Waardering: V 5 jaar
190
Handeling: Het beslissen over een subsidieaanvraag van de Mondriaan Stichting voor het cultuurbeheer
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 13 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub F onder 2), art. 15
Product: Beschikking, besluit
Opmerking: Met het oog op de onderlinge afweging van aanvragen kan de Minister van Cultuur, bepalen dat op een aanvraag niet wordt beslist voor of na een bepaalde datum in een kalenderjaar. In 1998 wordt het beslissen bij beschikking ingetrokken. Indien de beslissing subsidieverlening inhoudt, wordt het subsidiebedrag vermeld, de wijze waarop dit is bepaald en welk bedrag maximaal zal worden verleend. Dit vervalt in 1998
Waardering: B 5
191
Handeling: Het verlenen van een voorschot aan de Mondriaan Stichting voor het cultuurbeheer
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 14 lid 1 en 3, art. 15
Product: Voorschot, beschikking
Waardering: V 10 jaar
192
Handeling: Het stellen van regels met betrekking tot het verlenen van een voorschot aan de Mondriaan Stichting voor het cultuurbeheer
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 14 lid 2
Product: Regels
Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen (Stcrt. 1995/4)
Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen (Stcrt. 1997/243)
Vaststelling Handboek financiële verantwoording cultuursubsidies (Stcrt. 1997/247)
Waardering: B 5
193
Handeling: Het bepalen dat het aan de Mondriaan Stichting verleende subsidiebedrag voor het cultuurbeheer bijgesteld moet worden
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 16
Product: Beschikking
Opmerking: Hierbij wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van het prijspeil en de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden. Bij de verlening van de subsidie wordt bepaald welk deel van de subsidie wordt bijgesteld. De bevoorschotting kan overeenkomstig bijgesteld worden.
Waardering: V 10 jaar
194
Handeling: Het overleggen met de Mondriaan Stichting over de ontwikkeling van de kosten van de arbeidsvoorwaarden
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 16 lid 4
Product: Overleg, notulen
Opmerking: Hierbij gaat het om de ontwikkeling van de kosten van de arbeidsvoorwaarden in verhouding tot de kwaliteit en de kwantiteit van de gesubsidieerde activiteiten.
Waardering: V 10 jaar
195
Handeling: Het wijzigen of intrekken van de subsidie aan de Mondriaan Stichting voor het cultuurbeheer
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 17 lid 1 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub G), art. 18 lid 1 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub G)
Product: Beschikking
Opmerking: Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan deze gewijzigd of ingetrokken worden indien:
de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet hebben of zullen plaatsgevonden
de Mondriaan Stichting niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen
de Mondriaan Stichting onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt
de subsidie verlening onjuist was en de Mondriaan Stichting dit wist of behoorde te weten
de voorwaarde waaronder de subsidie is verleend niet is vervuld
omstandigheden of inzichten veranderd zijn waardoor subsidieverlening onterecht is geworden.
Deze bepaling is in 1998 ingetrokken.
Waardering: V 7 jaar
196
Handeling: Het vergoeden van de schade als gevolg van het wijzigen of intrekken van de subsidie aan de Mondriaan Stichting voor het cultuurbeheer
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 18 lid 2 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub G)
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
197
Handeling: Het geven van ontheffing van de bepaling dat het boekjaar van de Mondriaan Stichting gelijk is aan het kalenderjaar
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 21
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
200
Handeling: Het op aanvraag geven van ontheffing van de verplichting dat de Mondriaan Stichting haar (ont)roerende zaken en de bij haar werkzame vrijwilligers moet verzekeren
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 23 lid 4
Product: Ontheffing
Waardering: V 10 jaar
203
Handeling: Het vaststellen van het percentage van het niet-bestede subsidiebedrag voor het cultuurbeheer dat de Mondriaan Stichting kan reserveren
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 26
Product: Besluit
Opmerking: Als na de gesubsidieerde activiteiten het verleende bedrag niet is besteed, kan het worden gereserveerd. Dit gereserveerd bedrag kan alleen worden aangewend voor doeleinden waarvoor de subsidie werd verstrekt.
Waardering: V 10 jaar
204
Handeling: Het aanwijzen van toekomstige uitgaven van de Mondriaan Stichting voor het cultuurbeheer
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 26 lid 3
Product: Besluit
Waardering: B 1
205
Handeling: Het bepalen van de vergoeding voor vermogensvorming die de Mondriaan Stichting is verschuldigd
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 27 lid 1 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub I onder 1)
Product: Besluit
Opmerking: Het gaat hierbij om de gevallen waarin de subsidie heeft bijgedragen tot het vormen van vermogen door de Mondriaan Stichting.
Waardering: V 10 jaar
206
Handeling: Het toestemmen in het voortzetten van de activiteiten van de Mondriaan Stichting door een andere rechtspersoon
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 27 lid 3
Product: Toestemming
Opmerking: Hierbij worden de activa tegen boekwaarde aan die andere rechtspersoon in eigendom overgedragen
Waardering: V 10 jaar
208
Handeling: Het bepalen van de gevallen waarin de Mondriaan Stichting niet kosten voor het ter beschikking stellen van goederen aan of het verrichten van diensten voor derden hoeft door te berekenen
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 29
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
209
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren die de financiële zaken van de Mondriaan Stichting onderzoeken
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 30 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub J)
Product: Benoeming
Opmerking: De Mondriaan Stichting verschaft deze ambtenaren alle gewenste informatie.
Waardering: V 10 jaar
211
Handeling: Het bepalen dat bepalingen van Titel 9 of onderdelen daarvan niet van toepassing zijn op de Mondriaan Stichting
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 35 lid 1
Product: Beschikking
Opmerking: Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Waardering: V 10 jaar
212
Handeling: Het vaststellen van een protocol voor de rapportage van de naleving van de subsidiebepalingen voor het cultuurbeheer
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 36 lid 2
Product: Protocol
Waardering: B 3
213
Handeling: Het instellen van een onderzoek naar het financiële beheer van de Mondriaan Stichting
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 36 lid 3
Product: Rapport
Opmerking: De accountant van de Mondriaan Stichting rapporteert aan de departementale accountantsdienst over de naleving van de subsidiebepalingen.
Waardering: B 2
214
Handeling: Het vaststellen van een nadere termijn voor het indienen van een subsidievaststelling voor het cultuurbeheer indien deze niet op tijd is ingediend
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 37 lid 2 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub L onder 3 zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub P)
Product: Beschikking
Waardering: V 5 jaar
215
Handeling: Het vaststellen van de subsidie voor de Mondriaan Stichting voor het cultuurbeheer overeenkomstig de subsidieverlening
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 37 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub L onder 3 zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub P), art. 38 lid 1 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub L onder 3)
Product: Beschikking
Waardering: B 5
216
Handeling: Het verminderen of intrekken van de subsidievaststelling voor het cultuurbeheer
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 38 lid 2 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub L onder 3), art. 39 lid 1 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub L onder 3)
Product: Beschikking
Opmerking: De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:
de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet hebben plaatsgevonden
de Mondriaan Stichting niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen
het reserveringsbedrag wordt overschreden
de Mondriaan Stichting onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt
de subsidieverlening onjuist was en de Mondriaan Stichting dit wist of behoorde te weten
de voorwaarde waaronder de subsidie is verleend, niet is vervuld
de omstandigheden of inzichten veranderd zijn waardoor subsidieverlening onterecht is geworden
de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten
de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Waardering: V 10 jaar
217
Handeling: Het beslissen over hoe de voorschotten die de Mondriaan Stichting te veel heeft ontvangen verrekend moeten worden
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 38 lid 3 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub L onder 3)
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
218
Handeling: Het vaststellen van nadere regels voor de inrichting van aanvragen, het beleidsplan, het activiteitenplan, de begroting, de liquiditeitsprognose, de administratie, de jaarrekening, de subsidiedeclaratie, de verklaring van de accountant en verslagen van de Mondriaan Stichting voor het cultuurbeheer
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 48 (zoals gewijzigd bij Besluit van 28 juli 1999 (Stb. 1999/351): art. I sub W)
Product: Regels
Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen (Stcrt. 1995/4)
Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen (Stcrt. 1997/243)
Vaststelling Handboek financiële verantwoording cultuursubsidies (Stcrt. 1997/247)
Waardering: B 1, 2, 3
219
Handeling: Het afwijken van de gestelde regels in het besluit
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 49
Product: Beschikking
Opmerking: Met het besluit wordt het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473) bedoeld. De Minister kan artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Waardering: B 1
220
Handeling: Het in 1994 vaststellen van regels voor de aanvraag en verlening van subsidie voor het cultuurbeheer aan de Mondriaan Stichting die afwijken van het besluit
Periode: 1994–1998
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473): art. 51 lid 2 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art. I sub R)
Product: Regels
Opmerking: Met besluit wordt het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473) bedoeld.
Waardering: B 1
221
Handeling: Het jaarlijks vaststellen van subsidieplafonds voor de verschillende categorieën van activiteiten waarvoor aan de Mondriaan Stichting subsidie voor het cultuurbeheer is verstrekt
Periode: 1994–
Grondslag: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994/473) zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266): art I sub D
Product: Beschikking
Opmerking: Hierbij kan de Minister van Cultuur bepalen dat hij het beschikbare bedrag in de volgorde van aanvragen verdeeld.
Waardering: V 10 jaar
222
Handeling: Het stellen van regels omtrent de wijze van verdeling van subsidieplafonds voor de verschillende categorieën van activiteiten waarvoor aan de Mondriaan Stichting subsidie voor het cultuurbeheer is verstrekt
Periode: 1997–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 4 sub G
Product: Regels
– Wijziging Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen (Stcrt. 1997/243)
Waardering: B 1, 5
223
Handeling: Het aan het ICN opdragen een concept-leidraad voor de selectie van de museale collecties op te stellen
Periode: 1997–
Bron: Museum Selectie Project, Concept-leidraad, p. 1
Product: Opdracht
Waardering: V 10 jaar
4. Behoud van cultuurbezit: nationaal beleid
225
Handeling: Het aanwijzen van roerende zaken als beschermd cultuurgoed, de Rijkscommissie voor de musea gehoord
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 2 lid 1 en 3, art. 3 lid 1 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub A), art. 3 lid 2, art. 4, art. 6
Product: Beschikking, lijst van beschermde cultuurgoederen
Opmerking: Dit gebeurt door de voorwerpen of de verzameling waarvan zij deel maken op een lijst van beschermde cultuurgoederen te plaatsen. In spoedgevallen kan de Minister van Cultuur een voorwerp of verzameling op de lijst plaatsen zonder het advies van de Rijkscommissie voor de musea. De eigenaar van het beschermde voorwerp krijgt de plaatsing op de lijst ervan medegedeeld. Deze lijst ligt ter inzage op het departement van de Minister van Cultuur. Plaatsing van een voorwerp op deze lijst kan alleen met instemming van de eigenaar. Plaatsing op de lijst van beschermde cultuurgoederen geldt tevens als aanwijzing in de zin van art. 1 van de op 17 november 1970 te Parijs tot stand gekomen overeenkomst (Trb. 1972/50) inzake de middelen om de rechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden.
Waardering: B 1
227
Handeling: Het vaststellen welke voorwerpen tot een op de lijst van beschermde cultuurgoederen geplaatste verzameling behoren, de Rijkscommissie voor de musea en de eigenaar van het beschermde voorwerp gehoord
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 2 lid 2
Product: Beschikking
Waardering: B 5
229
Handeling: Het wijzigen van de lijst van beschermde cultuurgoederen, de Rijkscommissie voor de musea gehoord
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 2 lid 4 en 5
Product: Beschikking
Opmerking: Het gaat hierbij om een voorwerp of een verzameling van de lijst van beschermde cultuurgoederen schrappen, omschrijving en aanduiding wijzigen en voorwerpen aan de beschrijving van een verzameling toevoegen of daarvan schrappen. De Minister van Cultuur maakt de adviesaanvraag aan de Rijkscommissie voor de musea te voren bekend in de Staatscourant.
Waardering: B 5
231
Handeling: Het vaststellen van voorschriften over de inrichting van de lijst van beschermde cultuurgoederen, de beschrijving van verzamelingen, en de vorm en de wijze waarop de genoemde kennisgevingen dienen te geschieden, de Rijkscommissie voor de musea gehoord
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 3 lid 3 (zoals gewijzigd bij Afschaffing adviesplichten (Stb. 1995/355): art. 21 sub A)
Product: Amvb
– Besluit behoud van cultuurbezit (Stb. 1985/262)
Opmerking: Het advies vervalt in 1995
Waardering: B 5
233
Handeling: Het bepalen in welke afdeling en categorie een beschermd cultuurgoed of een verzameling op de lijst van beschermde cultuurgoederen zal worden geplaatst, de Rijkscommissie voor de musea gehoord.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit behoud cultuurbezit (Stb. 1985/262): art. 5
Product: Beschikking
Opmerking: Indien een voorwerp onder meerdere afdelingen en categorieën kan worden gerangschikt, wordt volstaan met plaatsing in één afdeling en categorie
Waardering: B 5
235
Handeling: Het toezeggen en intrekken van de toezegging dat een voorwerp, verzameling of een deel daarvan niet op de lijst van beschermde cultuurgoederen geplaatst wordt
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 5
Product: Beschikking
Opmerking: Het gaat hierbij om een voorwerp:
van iemand die tijdelijk in Nederland verblijft
dat door een niet-ingezetene van Nederland wordt uitgeleend voor een tentoonstelling in Nederland
dat wegens hiermee vergelijkbare omstandigheden naar het oordeel van de Minister van Cultuur niet in Nederland thuishoort.
De toezegging wordt ingetrokken wanneer de omstandigheden op grond waarvan zij is gedaan niet meer aanwezig zijn. Intrekking wordt onmiddellijk, met mededeling van de datum van intrekking, aan de eigenaar medegedeeld.
Waardering: V 10 jaar
236
Handeling: Het beoordelen of een voorwerp, een verzameling of een deel daarvan al of niet in Nederland thuishoort, de Rijkscommissie voor de musea gehoord
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 5 lid 1 onder c
Product: Beschikking
Waardering: B 1
238
Handeling: Het geven van toestemming om een beschermd cultuurgoed te veilen, te vervreemden, te bezwaren, te verhuren, in bruikleen te geven of bij boedelscheiding aan een niet-ingezetene toe te delen
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 7 lid 2 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub C lid 1), art. 7 lid 3 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub C lid 2), Wijziging Organisatie- en mandaatregeling OCenW (Stcrt. 1997/19). Toelichting
Product: Beschikking
Opmerking: De toestemming is nodig voor het verrichten van de genoemde handeling binnen een maand na melding ervan
Waardering: B (5)
239
Handeling: Het maken van bezwaar tegen het veilen, vervreemden, bezwaren, verhuren, in bruikleen te geven of aan een niet-ingezetene toedelen van een beschermd cultuurgoed, de Rijkscommissie voor de musea gehoord.
Periode: 1985–1994
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 7 lid 2, 4, en 5, art. 10, art. 11
Product: Bezwaar
Opmerking: Dit bezwaar is slechts gegrond op de overweging dat er gevreesd wordt voor het teloorgaan van het beschermde voorwerp voor het in Nederland aanwezige cultuurbezit. Als de Rijkscommissie voor de musea geen advies heeft uitgebracht of ertegen is deelt de Minister van Cultuur dit bij het maken van het bezwaar mede. Een bezwaar geldt gedurende acht maanden als aanbod tot aankoop van het beschermde voorwerp door de Staat, voorzover:
bezwaar is gemaakt tegen vervreemding daarvan
bezwaar is gemaakt tegen toedeling daarvan door een niet-ingezetene
bezwaar is gemaakt tegen verplaatsing naar – de buiten Nederland gelegen – woonplaats van de eigenaar
Een bezwaar geldt niet als aankoop als er voorschriften gegeven zijn voor de wijze waarop de beschermde cultuurgoederen geveild, vervreemd, bezwaard, verhuurd, in bruikleen gegeven of aan een niet-ingezetene toegedeeld dienen te worden.
Overdracht aan de Staat kan slechts geschieden tegen hetzelfde geldbedrag en onder dezelfde betalingsvoorwaarden als in de aangemelde ontwerpkoopovereenkomst is bepaald, mits de Rijkscommissie voor de musea in haar advies dit eenstemmig heeft voorgesteld. In 1994 vervalt het bezwaar en wordt het vervangen door bedenkingen
Waardering: V 10 jaar
240
Handeling: Het maken van bedenkingen tegen het veilen, vervreemden, bezwaren, verhuren, in bruikleen te geven of aan een niet-ingezetene toedelen van een beschermd cultuurgoed, de Rijkscommissie voor de musea gehoord.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 7 lid 2 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub C lid 1), art. 7 lid 4 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub C lid 3), art. 7 lid 5 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub C lid 4), art. 10 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub D), art. 11 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub E)
Product: Correspondentie
Opmerking: Deze bedenkingen zijn slechts gegrond op de overweging dat er gevreesd wordt voor het teloorgaan van het beschermde voorwerp voor het in Nederland aanwezige cultuurbezit. Als de Rijkscommissie voor de musea geen advies heeft uitgebracht of ertegen is, deelt de Minister van Cultuur dit bij het maken van zijn bedenkingen mede. Deze bedenkingen gelden gedurende acht maanden als aanbod tot aankoop van het beschermde voorwerp door de Staat, voor zover:
bedenkingen zijn gemaakt tegen vervreemding daarvan
bedenkingen zijn gemaakt tegen toedeling daarvan door een niet-ingezetene
bedenkingen zijn gemaakt tegen verplaatsing naar – de buiten Nederland gelegen – woonplaats van de eigenaar
Bedenkingen gelden niet als aankoop als er voorschriften gegeven zijn voor de wijze waarop de beschermde cultuurgoederen geveild, vervreemd, bezwaard, verhuurd, in bruikleen gegeven of aan een niet-ingezetene toegedeeld dienen te worden. Overdracht aan de Staat kan slechts geschieden tegen hetzelfde geldbedrag en onder dezelfde betalingsvoorwaarden als in de aangemelde ontwerpkoopovereenkomst is bepaald, mits de Rijkscommissie voor de musea in haar advies dit eenstemmig heeft voorgesteld.
Waardering: V 10 jaar
242
Handeling: Het verlengen van de periode dat hij bezwaar, respectievelijk bedenkingen kan maken tegen het veilen, vervreemden, bezwaren, verhuren, in bruikleen geven of bij boedelscheiding aan een niet-ingezetene toedelen van een beschermd cultuurgoed
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 7 lid 3 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub C lid 2)
Product: Beschikking
Opmerking: Tenzij na melding of naar aanleiding van het ter veiling brengen van een beschermd cultuurgoed door de Minister van Cultuur geen bezwaar is gemaakt, kan de termijn verlengd worden. In 1994 vervalt het bezwaar en wordt het vervangen door bedenkingen.
Waardering: V 10 jaar
243
Handeling: Het geven van voorschriften bij het veilen, vervreemden, bezwaren, verhuren, in bruikleen te geven of aan een niet-ingezetene toedelen van een beschermd cultuurgoed
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 8
Product: Voorschriften
Opmerking: Hiermee vervalt het verbod op deze handelingen. Deze voorschriften zijn bedoeld ter voorkoming van het teloorgaan van het beschermde voorwerp voor het in Nederland aanwezige cultuurbezit.
Waardering: B 5
244
Handeling: Het onderhandelen met de eigenaar van een beschermd cultuurgoed over de koopprijs en de overige koopvoorwaarden van een beschermd cultuurgoed
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 12 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub F), art. 22
Product: Correspondentie, beschikking
Opmerking: Het gaat hierbij om voorwerpen op de lijst van beschermde cultuurgoederen en waarbij de Minister van Cultuur bezwaar heeft gemaakt tegen het veilen, vervreemden, bezwaren, verhuren, in bruikleen te geven of aan een niet-ingezetene toedelen en de Rijkscommissie voor de musea niet heeft ingestemd met de voorwaarden als gesteld in de aangemelde koop-overeenkomst. Indien de onderhandelingen niet tot overeenstemming leiden, stelt de arrondissementsbank te Den Haag de prijs vast, tenzij de eigenaar van de verboden handeling afziet of de Minister van Cultuur zijn bezwaar intrekt. De rechtbank wint bij het vaststellen van een verkoopprijs advies in van deskundigen. In 1994 vervalt het bezwaar en wordt het vervangen door bedenkingen. Tegelijk met de inwerkingtreding van het gestelde treden art. 429a–429r van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in werking. Tegen een beschikking inzake de koopprijs en de koopvoorwaarden staat uitsluitend een beroep in cassatie open.
Waardering: V 10 jaar
246
Handeling: Het te kennen geven van zijn mening over het advies van deskundigen betreffende de aankoopprijs en de koopvoorwaarden van een beschermd cultuurgoed
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 12 lid 3
Product: Correspondentie
Opmerking: Het gaat hierbij om het advies van deskundigen dat de arrondissementsbank te Den Haag inwint alvorens de verkoopprijs van een beschermd cultuurgoed vast te stellen. De Minister van Cultuur kan binnen een door de rechter te bepalen termijn zijn beschouwing over het advies ter griffie indienen.
Waardering: V 10 jaar
247
Handeling: Het afzien van zijn bezwaar, respectievelijk bedenkingen tegen het veilen, vervreemden, bezwaren, verhuren, in bruikleen te geven of aan een niet-ingezetene toedelen van een beschermd cultuurgoed
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 13 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub G)
Product: Beschikking
Opmerking: De Minister van Cultuur kan binnen één maand nadat de koopprijs van een beschermd cultuurgoed is vastgesteld aan de eigenaar ervan meedelen van zijn bezwaar af te zien. De eigenaar van het beschermd cultuurgoed kan ook binnen één maand nadat de koopprijs van een beschermd cultuurgoed is vastgesteld afzien van de gemelde handeling. In het geval dat de Minister van Cultuur en de eigenaar dit niet doen, dan geldt de vastgestelde prijs als overeengekomen tussen de partijen. In 1994 vervalt het bezwaar en wordt het vervangen door bedenkingen.
Waardering: V 10 jaar
248
Handeling: Het vergoeden van bepaalde uitgaven die de eigenaar van het beschermde voorwerp heeft gedaan voor handelingen als het veilen, vervreemden, bezwaren, verhuren, in bruikleen geven of aan een niet-ingezetene toedelen van een beschermd cultuurgoed, die teniet zijn gedaan door het bezwaar, respectievelijk bedenkingen van de Minister van Cultuur.
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 14 lid 1 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub H)
Product: Beschikking
Opmerking: De uitgaven die de eigenaar heeft gemaakt worden vergoed als het bezwaar van de Minister van Cultuur niet heeft geleid tot aankoop of overdracht van een beschermd cultuurgoed. De Staat vergoedt geen uitgaven die wegens de mogelijkheid dat bezwaar zou worden gemaakt redelijkerwijs achterwege hadden moeten blijven. In 1994 vervalt het bezwaar en wordt het vervangen door bedenkingen
Waardering: V 10 jaar
250
Handeling: Het aanwijzen van de inspecteur en de ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving van bepalingen in de Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49)
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 15 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub I, zoals gewijzigd bij Invoeringswet Douanewet (Stb. 1995/554): art. XXXIII sub C zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 5 sub A onder 3 en D), art. 16 sub a (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub J, zoals gewijzigd bij Implementatiewet bescherming cultuurgoederen tegen illegale uitvoer (Stb. 1995/145): art. I sub D zoals gewijzigd bij Invoeringswet Douanewet (Stb. 1995/554): art. XXXIII sub D zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 5 sub E)
Product: Beschikking
Besluit van 27 juni 1985, kenmerk MMA/MU-U-17075
Toezicht naleving Wet tot behoud van cultuurbezit (Stcrt. 1995/94)
Aanwijzing ambtenaren belast met het toezicht op naleving van de Wet tot behoud van cultuurbezit (Stcrt. 1997/34)
Regeling aanwijzing Hoofd van de Inspectie Cultuurbezit als inspecteur (Stcrt. 1997/34)
Opmerking: De benoeming wordt bekend gemaakt in de Staatscourant. Vanaf 19 februari 1997 wordt het Hoofd Inspectie Cultuurbezit als inspecteur benoemd. De benoeming vindt dan plaats bij besluit, waarvan mededeling wordt gedaan in de Staatscourant.
Waardering: V 10 jaar
251
Handeling: Het stellen van nadere regels ter uitvoering van de wet, de Rijkscommissie voor de musea gehoord
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 21 (zoals gewijzigd bij Afschaffing adviesplichten (Stb. 1995/355): art. 21 sub B)
Product: Amvb
– Besluit behoud van cultuurbezit (Stb. 1985/262)
Opmerking: Met de wet wordt bedoeld de Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49). Het advies van de Rijkscommissie voor de musea vervalt in 1995.
Waardering: B 5
258
Handeling: Het instellen van de Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit
Periode: 1997–1998
Grondslag: Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 6 lid 1 en 2
Product: Kb
Opmerking: Het besluit werd aan de Staten-Generaal meegedeeld.
Waardering: B 4
260
Handeling: Het benoemen en ontslaan van de leden en de secretaris van de Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit
Periode: 1997–1998
Grondslag: Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 6 lid 3, Besluit Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1997/519), Nota van Toelichting
Product: Beschikking
– Samenstelling Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit (Stcrt. 1997/241)
Waardering: V 10 jaar
261
Handeling: Het bepalen van de vergoeding van de leden en de secretaris van de Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit
Periode: 1997–1998
Grondslag: Besluit Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1997/519), Nota van Toelichting, Samenstelling Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit (Stcrt. 1997/241): art. 4
Product: Beschikking
– Samenstelling Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit (Stcrt. 1997/241)
Waardering: V 10 jaar
5. Behoud van cultuurbezit: internationaal beleid
262
Handeling: Het geven van toestemming tot uitvoer van een beschermd cultuurgoed, de Rijkscommissie voor musea gehoord.
Periode: 1985–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 7 lid 3 (zoals gewijzigd bij Wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992/422): hoofdstuk XIII, art. 25 sub C lid 2)
Product: Beschikking
Opmerking: Het gaat hierbij om het veilen, vervreemden, bezwaren, verhuren, in bruikleen geven of bij boedelscheiding aan een niet-ingezetene toedelen van een beschermd cultuurgoed als dit het brengen van een beschermd cultuurgoed buiten Nederland tot gevolg heeft.
De handeling wordt namens de minister verricht door de Inspecteur Cultuurbezit.
Waardering: B (5)
263
Handeling: Het nader vaststellen van de toestemming tot uitvoer van een beschermd cultuurgoed
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit behoud cultuurbezit (Stb. 1985/262): art. 10
Product: Besluit
Opmerking: Hij doet hiervan mededeling in de Staatscourant. De schriftelijke toestemming tot uitvoer van een beschermd cultuurgoed kan met het oog op internationale afspraken aan een bepaalde vorm worden gebonden.
Waardering: B (5)
272
Handeling: Het opheffen van het uitvoerverbod zonder vergunning van oudheidkundige voorwerpen
Periode: 1995–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 14 zoals gewijzigd bij Implementatiewet bescherming cultuurgoederen tegen illegale uitvoer (Stb. 1995/145): art. I sub B)
Product: Verbod
Opmerking: Het gaat hierbij om voorwerpen die vermeld zijn in de bijlage van de verordening (EEG) nr. 3911/92 (PbEG L395). Het betreft oudheidkundige voorwerpen ouder dan 100 jaar, afkomstig uit opgravingen en vondsten dan wel van oudheidkundige locaties, wanneer deze goederen van beperkt archeologisch of wetenschappelijk belang zijn en mits zij niet rechtstreeks afkomstig zijn van opgravingen, vondsten en archeologische locaties in een lidstaat van de EU of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en zij zich legaal op de markt bevinden.
Waardering: B (5)
274
Handeling: Het verstrekken aan de Europese Commissie van de lijst van autoriteiten die bevoegd zijn tot de afgifte van uitvoervergunningen voor cultuurgoederen
Periode: 1993–
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 3911/92 (PbEG L 395): art. 3
Product: Lijst
Opmerking: De Europese Commissie maakt de lijst bekend in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Waardering: V 10 jaar
286
Handeling: Het nemen van maatregelen om toezicht te houden op het gebruik van de eigen open vergunningen
Periode: 1998–
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 752/93 (PbEG L 77) zoals gewijzigd door Verordening (EG) nr. 1526/98 (PbEG L 201): art 1 lid 3 sub 5
Product: Besluit, beschikking
Opmerking: Dit gebeurt als de voorwaarden waaronder deze zijn afgegeven niet meer zijn vervuld. Indien de vergunning niet wordt teruggegeven geeft de betrokken Lidstaat dit door aan de Europese Commissie, die onmiddellijk andere Lidstaten op de hoogte stelt.
Waardering: B 2, 5
287
Handeling: Het aanwijzen van een of meer centrale autoriteiten die in de Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74) omschreven bevoegdheden uitoefenen
Periode: 1993–
Grondslag: Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74): art. 3
Product: Beschikking, benoeming
Opmerking: Hierbij wordt de Europese Commissie in kennis gesteld van alle benoemingen van centrale autoriteiten op grond van dit artikel. De Europese Commissie maakt de lijst van deze aangewezen centrale autoriteiten bekend in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschap.
Waardering: V 10 jaar
299
Handeling: Het bepalen dat de vordering tot teruggave van een ontvreemd cultuurgoed verjaart na één jaar
Periode: 1993–
Grondslag: Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74): art. 7 lid 1
Product: Besluit, beschikking
Opmerking: Een vordering tot teruggave van een ontvreemd cultuurgoed verjaart één jaar na de datum waarop de plaats waar het cultuurgoed zich bevindt en de identiteit van de bezitter of de houder van een ontvreemd cultuurgoed bij de verzoekende Lidstaat bekend zijn geworden.
Waardering: V 10 jaar
302
Handeling: Het uitkeren van een vergoeding aan de bezitter van het ontvreemde cultuurgoed bij terugvordering van het cultuurgoed
Periode: 1993–
Grondslag: Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74): art. 9
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
303
Handeling: Het vorderen van terugbetalingen aan de personen die verantwoordelijk zijn voor het ontvreemden van een cultuurgoed
Periode: 1993–
Grondslag: Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74): art. 11
Product: Besluit
Opmerking: Het gaat hierbij om terugbetaling van de vergoeding die de verzoekende Lidstaat heeft betaald aan de bezitter van het ontvreemde cultuurgoed bij terugvordering van het cultuurgoed en daarvoor gemaakte kosten.
Waardering: V 10 jaar
304
Handeling: Het regelen van de eigendom van het cultuurgoed na teruggave ervan
Periode: 1993–
Grondslag: Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74): art. 12
Product: Beschikking
Opmerking: Het gaat hierbij om een cultuurgoed dat op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van Nederland is gebracht. De eigendom ervan wordt na teruggave door het nationale recht geregeld.
Waardering: V 10 jaar
305
Handeling: Het uitbreiden van zijn verplichting tot teruggave van cultuurgoederen
Periode: 1993–
Grondslag: Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74): art. 14
Product: Beschikking
Opmerking: Het gaat hierbij om uitbreiding van de in de bijlage van de Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74) vermelde categorieën cultuurgoederen die teruggegeven moeten worden. Elke Lidstaat kan de bij deze richtlijn ingestelde regeling toepassen op de verzoeken tot teruggave van cultuurgoederen die voor 1 januari 1993 op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van andere Lidstaten van de EU zijn gebracht.
Waardering: B 5
306
Handeling: Het instellen van burgerlijke of strafrechtelijke vorderingen op grond van het nationale recht van de Lidstaat
Periode: 1993–
Grondslag: Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74): art. 15
Product: Vordering
Opmerking: De eigenaar van het ontvreemde cultuurgoed kan deze eveneens instellen
Waardering: V 10 jaar
310
Handeling: Het vaststellen van de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om binnen 12 maanden na vaststelling ervan aan de Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74) te kunnen voldoen
Periode: 1993–
Grondslag: Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74): art. 18
Product: Besluit, beschikking
Opmerking: De Lidstaat stelt de Europese Commissie in kennis van de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om binnen 12 maanden na vaststelling ervan aan de richtlijn te kunnen voldoen.
Waardering: B 5
311
Handeling: Het vaststellen van regels voor de officiële bekendmaking van de bepalingen die in werking treden om binnen 12 maanden na vaststelling er aan de Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74) te kunnen voldoen
Periode: 1993–
Grondslag: Richtlijn 93/7/EEG (PbEG L 74): art. 18
Product: Regels
Waardering: B 5
312
Handeling: Het instellen van het Tijdelijk adviescolleges herkomst kunstvoorwerpen WO-II
Periode: 1999–2002
Grondslag: Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 6 lid 1 en 2
Product: Besluit
– Besluit instelling tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II (Stcrt. 1999/203)
Opmerking: Het besluit wordt aan de Staten-Generaal meegedeeld
Waardering: B 4
314
Handeling: Het benoemen en ontslaan van de leden en de secretaris van het Tijdelijk adviescolleges herkomst kunstvoorwerpen WO-II
Periode: 1999–2002
Grondslag: Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 6 lid 3, Besluit instelling tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II (Stcrt. 1999/203). Toelichting
Product: Beschikking
– Benoeming leden tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II (Stcrt. 1999/203)
Waardering: V 10 jaar
315
Handeling: Het bepalen van de vergoeding van de leden van het Tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II
Periode: 1999–2002
Grondslag: Besluit instelling tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II (Stcrt. 1999/203). Toelichting, Benoeming leden tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II (Stcrt. 19099/203): art. 4
Product: Beschikking
Waardering: V 10 jaar
316
Handeling: Het benoemen van de ambtenaren voor het inwinnen van inlichtingen over de herkomst van kunstvoorwerpen
Periode: 1999–2002
Grondslag: Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 19 lid 1, Besluit instelling tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II (Stcrt. 1999/203). Toelichting, Benoeming leden tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II (Stcrt. 1999/203): art. 3
Product: Beschikking
Waardering: V 10 jaar
6. Zorg voor archiefbescheiden
317
Handeling: Het voorbereiden van een algemene maatregel van bestuur voor de uitoefening van de archiefzorg door de Hoge Colleges van Staat, het Kabinet der Koningin, de ministeries en de overheidsorganen bedoeld in art. 38 Archiefwet 1962 resp. art. 41 Archiefwet 1995
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 18, art. 38 lid 2, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 23 lid 4, art. 41 lid 2
Product: Amvb:
Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 49-50
Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 14
Waardering: B 1
318
Handeling: Het (voorbereiden van het) stellen van regels omtrent de duurzaamheid van door overheidsorganen op te maken archiefbescheiden
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 21 lid 1, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 11
Product: Amvb, ministeriële beschikking
Waardering: B 1
319
Handeling: Het (voorbereiden van het) stellen van regels voor het in geordende en toegankelijke staat brengen en bewaren van archiefbescheiden
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 21 lid 2, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 12
Product: Amvb, ministeriële beschikking
Opmerking: Het gaat hierbij om archiefbescheiden die voor bewaring in aanmerking komen.
Waardering: B 1
320
Handeling: Het (voorbereiden van het) stellen van regels voor de bouw, verbouwing, inrichting, verandering van de inrichting en ingebruikneming van archiefbewaarplaatsen
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 6, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 21 lid 1, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 13 lid 4
Product: Amvb, ministeriële regeling
Opmerking: Het stellen van regels gebeurt in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Waardering: B 1
325
Handeling: Het instemmen met een herordening van archiefbescheiden van de Hoge Colleges van Staat, het Kabinet der Koningin, de ministeries en overheidsorganen bedoeld in art. 38 Archiefwet 1962
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 49 lid 3
Product: Besluit, brief
Opmerking: Alleen voor de herordening van archiefbescheiden ouder dan tien jaar was deze instemming vereist.
Waardering: V 10 jaar
326
Handeling: Het overleggen met gedeputeerde staten over hun adviezen voor het beheer van de in een rijksarchiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden van de provinciale organen
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Wet van 28 april 1995 (Stb. 1995/277): art. 29 lid 2
Product: Verslag, notulen, brief
Opmerking: Wanneer de Minister van Cultuur afwijkt van de adviezen van gedeputeerde staten, treedt hij met dit college in overleg.
Waardering: B 5
330
Handeling: Het voorbereiden van regels voor het toezicht van gedeputeerde staten op de uitoefening door burgemeesters en wethouders van de zorg voor de archiefbescheiden van gemeenten
Periode: 1945–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 16, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 26
Product: Amvb
Besluit van 6 september 1919 (Stb. 1919/557), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de artikelen 16 en 23 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378)
Besluit van 15 april 1929 (Stb. 1929/160), tot aanvulling van het Besluit van 6 september 1919 (Stb. 1919/557)
Besluit van 15 augustus 1936 (Stb. 1936/370), tot aanvulling van het Besluit van 6 september 1919 (Stb. 1919/557)
Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 55–62
Waardering: B 1
331
Handeling: Het voorbereiden van de bepaling dat een deel van de gemeentearchieven ter bewaring naar een rijksarchiefbewaarplaats zal worden overgebracht, wegens de gebrekkige zorg van burgemeester en wethouders voor deze archieven (dwangdepot)
Periode: 1945–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Wet van 14 mei 1928 (Stb. 1928/177): art. 18, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 28
Product: Kb
Opmerking: Het besluit werd genomen na het inwinnen van het advies van gedeputeerde staten.
Waardering: B 5
332
Handeling: Het voorbereiden van regels voor het toezicht van gedeputeerde staten op de uitoefening van de archiefzorg door de dagelijkse besturen van waterschappen, veenschappen en veenpolders
Periode: 1945–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 23, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 33
Product: Amvb
Besluit van 6 september 1919 (Stb. 1919/557), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de artikelen 16 en 23 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378)
Besluit van 15 april 1929 (Stb. 1929/160), tot aanvulling van het Besluit van 6 september 1919 (Stb. 1919/557)
Besluit van 15 augustus 1936 (Stb. 1936/370), tot aanvulling van het Besluit van 6 september 1919 (Stb. 1919/557)
Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 55–62
Waardering: B 1
333
Handeling: Het voorbereiden van de bepaling dat een deel van de archieven van een waterschap, veenschap of veenpolder ter bewaring naar een rijksarchiefbewaarplaats zal worden overgebracht, wegens de gebrekkige zorg van de dagelijkse besturen van deze organen voor deze archieven (dwangdepot)
Periode: 1945–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Wet van 14 mei 1928 (Stb. 1928/177): art. 25, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 35
Product: Kb
Waardering: B 5
334
Handeling: Het aan gedeputeerde staten verlenen van ontheffing van de verplichting tot benoeming van een provinciale inspecteur
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 22 lid 3, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 62
Product: Ontheffing
Opmerking: Deze ontheffing wordt verleend onder bepaalde voorwaarden.
Waardering: V 10 jaar
335
Handeling: Het voorbereiden van algemene maatregelen van bestuur, waarbij het toezicht van gedeputeerde staten geregeld wordt op de archiefzorg van de dagelijkse besturen van instellingen als bedoeld in de Armenwet resp. de Rompwet Instellingen van weldadigheid
Periode: 1968–1995
Grondslag: Rompwet Instellingen van weldadigheid (voorheen: Armenwet (Stb. 1912/165)) zoals gewijzigd bij de Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 20 octies lid 3
Product: Amvb
– Besluit van 29 januari 1979 (Stb. 1979/42) houdende vaststelling van de in het derde lid van art. 20 octies, Rompwet Instellingen van weldadigheid bedoelde regelen (gewijzigd bij Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671))
Waardering: B 1
336
Handeling: Het machtigen van de beëindiging van de inspectietaak van een rijksarchivaris voor wat betreft de archiefbescheiden van gemeenten, waterschappen, veenschappen en veenpolders
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 66
Product: Machtiging, brief
Opmerking: Een rijksarchivaris kon deze inspectie door gedeputeerde staten worden opgedragen op grond van art. 1 van het Koninklijk besluit van 6 september 1919 (Stb. 1919/557). Hiervoor werd hem ook een toelage toegekend.
Waardering: V 10 jaar
338
Handeling: Het voorbereiden van regels voor het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de rijksorganen en de overheidsorganen bedoeld in art. 38 Archiefwet 1962 resp. art. 41 Archiefwet 1995
Periode: 1968–1997
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 19, art. 38 lid 3, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 25 lid 2 sub b
Product: Amvb
Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 51–54
Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 15–19
Opmerking: Nadat aanvankelijk regels voor het toezicht op het beheer waren opgenomen in Hoofdstuk VI van het Archiefbesluit 1995, is dit hoofdstuk vervallen bij koninklijk besluit van 20 april 1998 (Stb. 1998/266) en zijn bij de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580) twee nieuwe artikelen over toezicht in de Archiefwet zelf opgenomen (art. 25a en 25b) en is art. 25 lid 2 sub b zodanig aangepast, dat de mogelijkheid van regels bij amvb is vervallen.
Waardering: B 1
339
Handeling: Het machtigen van de algemene rijksarchivaris zich te doen vervangen door rijksinspecteurs bij het houden van toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de rijksorganen en de overheidsorganen bedoeld in art. 38 Archiefwet 1962
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 51
Product: Machtiging
Waardering: V 10 jaar
340
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren voor het houden van toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de rijksorganen en de overheidsorganen bedoeld in art. 38 Archiefwet 1962 resp. art. 41 Archiefwet 1995
Periode: 2001–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 51, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 15 lid 2–3, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 25a, lid 1
Product: Aanwijzingsbesluit
Opmerking: Van het aanwijzingsbesluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Waardering: V 10 jaar
346
Handeling: Het overleggen met de beheerder van de archiefbescheiden over de archiefzorg
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 54 lid 4
Product: Notulen, brief
Opmerking: Dit overleg geschiedt naar aanleiding van de bevindingen van het toezicht.
Waardering: V 10 jaar
347
Handeling: Het geven van een aanwijzing aan de zorgdrager met betrekking tot de naleving van archiefwettelijke bepalingen
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 24 lid 1
Opmerking: Als de aanwijzing niet wordt opgevolgd, kan bestuursdwang volgen (zie volgende handeling).
Waardering: V 10 jaar
348
Handeling: Het bepalen dat archiefbescheiden van een overheidsorgaan naar een rijksarchiefbewaarplaats worden gebracht resp. het toepassen van bestuursdwang, in het geval dit overheidsorgaan aanwijzingen ter verbetering van de zorg voor zijn archieven niet opvolgt
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 24
Product: Beschikking, correspondentie
Opmerking: Deze maatregel geldt niet voor de Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koningin en wordt altijd pas na overleg met het betrokken orgaan genomen. De Minister van Cultuur wijst eerst het overheidsorgaan er op dat het zich dient te houden aan de archiefwettelijke bepalingen. In geval het overheidsorgaan deze aanwijzing niet opvolgt, kan de Minister van Cultuur bepalen dat de betreffende archiefbescheiden worden overgebracht (dwangdepot). De kosten van deze overdracht en het in goede, geordende en toegankelijke staat brengen van deze archiefbescheiden komen ten laste van het betrokken overheidsorgaan. Sinds 1998 spreekt de wet in algemenere zin over het toepassen van bestuursdwang. Dit kan ook het opleggen van boetes behelzen.
Waardering: B (5)
350
Handeling: Het aanbieden aan de Staten-Generaal van het jaarverslag van de algemene rijksarchivaris over het toezicht op het beheer van archiefbescheiden en het innemen van een standpunt terzake
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 19, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 25b, lid 3
Product: Brief
Waardering: B 2
351
Handeling: Het voorbereiden van regels voor de vernietiging van archiefbescheiden (al dan niet berustend in een archiefbewaarplaats)
Periode: 1945–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 5, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 2 lid 2
Product:
Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378)
Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316), tot wijziging en aanvulling van het Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596)
Besluit van 13 juli 1949 (Stb. 1949/J 322) tot nadere wijziging van het Koninklijk besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596)
Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 2–7
Waardering: B 1
354
Handeling: Het machtigen van de algemene rijksarchivaris of de rijksarchivaris in de provincie tot vernietiging van in een rijksarchiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 2, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 4
Product: Machtiging, brief
Opmerking: De toestemming van de (voormalige) zorgdrager is vanaf 1968 vereist.
Waardering: B 5
356
Handeling: Het opstellen van een verklaring van vernietiging van in een rijksarchiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden
Periode: 1945–
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 2, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 4, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 8
Product: Verklaring van vernietiging
Waardering: B 5
358
Handeling: Het voorbereiden van algemene richtlijnen voor (het vaststellen van) vernietigingslijsten
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 1
Product: Besluit algemene richtlijnen vaststelling vernietigingslijsten archiefbescheiden (Stcrt. 1972/109)
Waardering: B 1
363
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling van een vernietigingslijst voor de archiefbescheiden van de Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koningin
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 1, Archiefbesluit (1968/200): art. 3 lid 3 sub a
Product: Kb
Opmerking: De vernietigingslijst wordt vastgesteld bij Kb.
Waardering: B 5
365
Handeling: Het gezamenlijk (met de Vakminister) vaststellen van een vernietigingslijst voor de archiefbescheiden van ministeries en daaronder vallende rijksorganen
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 1, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 3 sub b–c
Product: Vernietigingslijst
Waardering: B 5
366
Handeling: Het gezamenlijk (met de Minister van Binnenlandse Zaken) vaststellen van een vernietigingslijst voor de archiefbescheiden van provinciale overheidsorganen
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 3, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 3 sub d
Product: Vernietigingslijst
Waardering: B 5
367
Handeling: Het gezamenlijk (met de Minister van Binnenlandse Zaken) vaststellen van een vernietigingslijst voor de archiefbescheiden van gemeenten
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 4, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 3 sub e
Product: Ministeriële regeling, vernietigingslijst
– Ministerieel Besluit d.d. 14 januari 1948, nr. 11995 van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, houdende opgaaf van voor vernietiging in aanmerking komende stukken in de gemeentearchieven dagtekenende van na 1850
Waardering: B 5
368
Handeling: Het gezamenlijk (met de Minister van Verkeer en Waterstaat) vaststellen van een vernietigingslijst voor de archiefbescheiden van waterschappen, veenschappen, veenpolders of onderdelen daarvan
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 5; Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 3 sub f
Waardering: B 5
369
Handeling: Het gezamenlijk (met de Minister van Binnenlandse Zaken) vaststellen van een vernietigingslijst voor de archiefbescheiden van organen ingesteld bij een regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 3 sub g
Product: Vernietigingslijst
Waardering: B 5
370
Handeling: Het gezamenlijk (met de Vakminister) vaststellen van een vernietigingslijst voor de archiefbescheiden van openbare lichamen
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 3 sub h
Product: Vernietigingslijst, verslag driehoeksoverleg
Opmerking: Onder vakminister wordt hier begrepen de minister die betrokken was bij de instelling of erkenning van het openbaar lichaam.
Waardering: B 5
374
Handeling: Het, in overeenstemming met het betrokken college, voorbereiden van het vaststellen van een selectielijst voor de archiefbescheiden van de Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koningin
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 5 lid 2 sub a
Product: Kb, verslag driehoeksoverleg
Opmerking: De selectielijst wordt vastgesteld bij Kb.
Waardering: B 5
376
Handeling: Het gezamenlijk (met de Vakminister) vaststellen van een selectielijst voor de archiefbescheiden van ministeries
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 5 lid 2 sub b
Product: Beschikking, verslag driehoeksoverleg
Waardering: B 5
377
Handeling: Het vaststellen van een selectielijst voor de archiefbescheiden van andere overheidsorganen dan de Hoge Colleges van Staat, het Kabinet der Koningin en de ministeries
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 5 lid 2 sub c
Product: Beschikking, verslag driehoeksoverleg
Opmerking: Het gaat hierbij om selectielijsten voor bijv. zelfstandige bestuursorganen.
Waardering: B 5
379
Handeling: Het voorbereiden van de machtiging tot vernietiging van archiefbescheiden van de Hoge Colleges van Staat of het Kabinet der Koningin, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 1, Archiefbesluit (1968/200): art. 3 lid 4 sub a
Product: Kb
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die nog niet naar een rijksarchiefbewaarplaats waren overgebracht en die niet vermeld stonden op een vernietigingslijst.
Waardering: B 5
380
Handeling: Het machtigen tot vernietiging van archiefbescheiden van rijksoverheidsorganen, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris of de rijksarchivaris in de provincie in
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 1, Archiefbesluit (1968/200): art. 3 lid 4 sub b en c
Product: Machtiging
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die nog niet naar een rijksarchiefbewaarplaats waren overgebracht en die niet vermeld stonden op een vernietigingslijst.
Waardering: B 5
381
Handeling: Het machtigen tot vernietiging van archiefbescheiden van provinciale overheidsorganen, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris, de rijksarchivaris in de provincie of de provinciale archiefinspecteur in
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 3, Archiefbesluit (1968/200): art. 3 lid 4 sub d
Product: Machtiging
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die nog niet naar een rijksarchiefbewaarplaats waren overgebracht en die niet vermeld stonden op een vernietigingslijst.
Waardering: B 5
382
Handeling: Het machtigen tot vernietiging van archiefbescheiden van gemeenten, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris, de rijksarchivaris in de provincie of de gemeentearchivaris in
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 4, Archiefbesluit (1968/200): art. 3 lid 4 sub e
Product: Machtiging
Opmerking: Het betrof de vernietiging van niet op een vernietigingslijst voorkomende archiefbescheiden, ongeacht of deze al naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats waren overgebracht
Waardering: B 5
383
Handeling: Het machtigen tot vernietiging van archiefbescheiden van waterschappen, veenschappen of veenpolders, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris, de rijksarchivaris in de provincie of de archivaris van het waterschap, veenschap of veenpolder in
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 5, Archiefbesluit (1968/200): art. 3 lid 4 sub f
Product: Machtiging
Opmerking: Dit betrof de vernietiging van niet op een vernietigingslijst voorkomende archiefbescheiden, ongeacht of deze al naar de archiefbewaarplaats van het waterschap, veenschap of veenpolder waren overgebracht
Waardering: B 5
384
Handeling: Het machtigen tot vernietiging van archiefbescheiden van organen ingesteld bij een regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub g
Product: Machtiging
Opmerking: Het gaat hierbij om archiefbescheiden die nog niet in vernietigingslijsten zijn omschreven dan wel daarvoor niet in aanmerking komen.
Waardering: B 5
385
Handeling: Het machtigen tot vernietiging van archiefbescheiden van openbare lichamen, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub h
Product: Machtiging
Opmerking: Het gaat hierbij om archiefbescheiden die nog niet in vernietigingslijsten zijn omschreven dan wel daarvoor niet in aanmerking komen. Onder vakminister wordt hier begrepen de minister die betrokken was bij de instelling of erkenning van het openbaar lichaam.
Waardering: B 5
386
Handeling: Het voorbereiden van regels voor de vervanging van archiefbescheiden
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 9 lid 1
Product: Amvb
– Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/571): art. 2, art. 6, art. 8
Waardering: B 1
388
Handeling: Het machtigen van de zorgdrager tot vervanging van archiefbescheiden
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 7
Product: Machtiging
Opmerking: Het gaat hierbij om vervanging van archiefbescheiden die bestemd zijn voor overbrenging naar een rijksarchiefbewaarplaats.
Waardering: B 5
389
Handeling: Het voorbereiden / vaststellen van regels voor de overbrenging van notariële archiefbescheiden naar de rijksarchiefbewaarplaatsen
Periode: (1912) 1945–
Grondslag: Wet op het notarisambt (Stb. 1842/20) zoals gewijzigd bij Wet van 29 juli 1912 (Stb. 1912/195), de Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313) en de Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 69a
Product:
Besluit van 28 augustus 1919 (Stb. 1919/546), tot regeling van de overbrenging naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen van de notariële archieven, dagtekenende van na de invoering der Franse wetgeving en van vóór 16 oktober 1842
Besluit van 15 april 1929 (Stb. 1929/161), tot wijziging van het Besluit van 28 augustus 1919 (Stb. 1919/546)
Regeling van de Ministers van Justitie en van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 20 oktober 1969 (Stcrt. 1969/240), houdende vaststelling van de in artikel 69a van de Wet op het Notarisambt bedoelde regelen betreffende de overbrenging van notariële archiefbescheiden naar de rijksarchiefbewaarplaatsen
Opmerking: De notariële bescheiden die ouder zijn dan 75 jaar, worden binnen een tijdvak van 10 jaar overgebracht naar het rijksarchief in de provincie, waarbinnen de betrokken notaris zijn standplaats heeft gehad.
Zie voorts het RIO over het beleidsterrein Vermogensrecht, waarin ook de handelingen met betrekking tot het notarisambt zullen worden opgenomen.
Waardering: B 1
390
Handeling: Het voorbereiden van een KB waarbij het gedeelde van het archief van een Hoog College van Staat, ministerie of provinciaal bestuur wordt aangewezen dat naar een rijksarchiefbewaarplaats moet worden overgebracht
Periode: 1945–1968
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Wet van 14 mei 1928 (Stb. 1928/177): art. 11
Product: Kb
Opmerking: Hierbij wordt een tijdstip vastgesteld, waarbij geldt dat archieven die dateren van vóór dit tijdstip, overgebracht moeten worden. De vaststelling gebeurt bij Kb op de gezamenlijke voordracht van de Minister van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en de betrokken minister (voor wat betreft ministeriële archieven) dan wel na overleg met het betrokken Hoog College van Staat of provinciaal bestuur.
Waardering: B 5
393
Handeling: Het voorbereiden van regels voor de overbrenging van archiefbescheiden
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 5, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 12 lid 2
Product: Amvb
Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 17–20
Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 9–10
Opmerking: Tot 1996 ging het hierbij om archiefbescheiden ouder dan 50 jaar. Vanaf 1996 worden de archiefbescheiden na 20 jaar overgebracht. Deze moeten binnen 10 jaar naar de aangewezen archiefbewaarplaatsen worden overgebracht. Deze regels zijn niet van toepassing op notariële archieven (art. 41 Archiefwet 1962, art. 50 Archiefwet 1995): deze worden pas overgebracht na 75 jaar.
Waardering: B 1
396
Handeling: Het herzien van een afwijzende beslissing van de beheerder op een verzoek tot vervroegde overbrenging van archiefbescheiden naar een rijksarchiefbewaarplaats
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 19 lid 2, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 13 lid 2
Product: Beschikking
Opmerking: Is de afwijzende beslissing genomen door de algemene rijksarchivaris, dan kan de Minister van Cultuur deze herzien. Is de afwijzende beslissing genomen door een van de andere rijksarchivarissen, dan kan de algemene rijksarchivaris deze herzien.
Waardering: V 10 jaar
397
Handeling: Het verlenen van een machtiging tot opschorting van de overbrenging van archiefbescheiden
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 20, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 13 lid 3 en 4
Product: Machtiging, o.a.:
Regeling van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 29 juli 1970 (Stcrt. 1970/147), houdende machtiging aan de Minister van Justitie tot opschorting van de overbrenging van kaarten van het curateleregister en van kaarten en stukken van de huwelijksgoederenregisters
Regeling van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 21 september 1970 (Stcrt. 1970/188), houdende machtiging aan de colleges van burgemeesters en wethouders tot opschorting van de overbrenging van het tot het bevolkingsregister behorende gezinskaartensysteem
Regeling van de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 16 maart 1973 (Stcrt. 1974/19), houdende machtiging aan de Staatssecretaris van Financiën tot opschorting van de overbrenging van de aangiften voor het recht van successie en van overgang
Regeling van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk van 28 december 1977, houdende machtiging aan de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening tot opschorting van de overbrenging van de bij de Centrale Directie van het Kadaster en de Openbare Registers berustende Kadastrale registers en kaarten
Regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 15 maart 1983 (Stcrt. 1983/121), houdende machtiging aan de minister van Defensie tot opschorting van de overbrenging van de zgn. Burgemeesterscorrespondentie
Regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 12 april 1983 (Stcrt. 1984/22), houdende machtiging aan de minister van Defensie tot opschorting van de overbrenging van de stamboeken, registratiekaarten en pensioenregisters van personeel van de land-, zee- en luchtmacht alsmede de bij deze bescheiden horende toegangen
Regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 6 juli 1984 (Stcrt. 1984/141), houdende machtiging aan de colleges van burgemeester en wethouders tot opschorting van de overbrenging van de registers van geboorten, alsmede van de registers van huwelijken en echtscheidingen
Regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 12 januari 1987 (Stcrt. 1987/32) houdende machtiging aan de directeuren van de rijksmusea en de ten behoeve van de musea werkzame instellingen tot opschorting van de overbrenging van de archiefbescheiden der rijksmusea c.a.
Opmerking: Het gaat hierbij om archiefbescheiden ouder dan 50 respectievelijk 20 jaar, die nog veelvuldig door de zorgdrager gebruikt worden. In de Archiefwet 1995 is bepaald dat de zorgdrager hiertoe een verzoek indient (art. 13 lid 3). Aan het verlenen van de machtiging tot opschorting kunnen voorwaarden worden verbonden. De machtiging geldt voor ten hoogste 10 jaar, na afloop waarvan verlenging kan worden verkregen (Archiefwet 1995, art. 13 lid 4).
Waardering: V 10 jaar
399
Handeling: Het voorbereiden van regels voor het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden
Periode: 1945–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 1, Archiefwet 1962 (1962/313): art. 7 lid 1 en 2, Archiefwet 1962 (1962/313) zoals gewijzigd bij Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991/703): art. 7a lid 5
Product: Amvb
Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/550), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1, derde lid der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378)
Besluit van 18 februari 1924 (Stb. 1924/51), tot aanvulling en wijziging van het Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/550)
Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 21–22
Opmerking: Het ging hierbij om het beperken van de openbaarheid van de in een archiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden en van ieders bevoegdheid om deze archiefbescheiden kosteloos te raadplegen en daarvan of daaruit afbeeldingen, afschriften of uittreksels te maken of op zijn kosten te doen maken
Waardering: B 1
402
Handeling: Het stellen, opheffen of buiten toepassing laten van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden na overbrenging
Periode: (1924) 1945–
Grondslag: Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/550), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1, derde lid der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378), zoals gewijzigd bij Besluit van 18 februari 1924 (Stb. 1924/51): art. 1bis, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 25 mei 1993 (Stb. 1993/304): art. 21; Archiefwet 1962 (Stb. 1963/313) zoals gewijzigd bij Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991/703): art. 7a lid 2–3; Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 15 lid 2–3
Product: Beschikking, o.a.:
Regeling van de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 28 oktober 1981 (Stcrt. 1981/215), houdende beperking van de openbaarheid van de, in de algemene rijksarchiefbewaarplaats berustende, archiefbescheiden van de Inspectie III van de N.S.B
Regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 12 juli 1989 (Stcrt. 1990/149), houdende beperking van de openbaarheid van de, in de algemene rijksarchiefbewaarplaats berustende, archiefbescheiden van de afdeling Hulpverlening Oorlogsslachtoffers en Evacuatiezaken en andere afdelingen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (gewijzigd bij besluit van 18 maart 1991 (Stcrt. 1991/59))
Regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 17 september 1990 (Stcrt. 1990/186), houdende beperking van de openbaarheid van de, in de algemene rijksarchiefbewaarplaats berustende, archiefbescheiden van de Stichting Toezicht Politieke Delinquenten
Regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 20 november 1990 (Stcrt. 1990/240), houdende beperking van de openbaarheid van bepaalde, in de algemene rijksarchiefbewaarplaats berustende, archiefbescheiden van de Raad voor Sociale Aangelegenheden in Indonesië en de archiefbescheiden van het Centraal Maatschappelijk Werkkantoor in Indonesië
Regeling van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 22 mei 1991 (Stcrt. 1991/102), houdende beperking van de openbaarheid van bepaalde, in de algemene rijksarchiefbewaarplaats berustende, archiefbescheiden van de Gouverneur van Suriname, afdeling Kabinet Geheim
Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 8 december 1994 (Stcrt. 1994/243), houdende beperking van de openbaarheid van in de rijksarchiefbewaarplaatsen berustende rechterlijke en andere archiefbescheiden (gewijzigd bij besluit van 17 maart 1995 (Stcrt. 1995/61))
Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 6 januari 1995 (Stcrt. 1995/12), houdende beperking van de openbaarheid van bepaalde, in de algemene rijksarchiefbewaarplaats berustende, archiefbescheiden van onder meer het voormalige Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging
Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 16 maart 1995 (Stcrt. 1995/103), houdende beperking van de openbaarheid van, in de rijksarchiefbewaarplaatsen berustende, archiefbescheiden van het Militaire Gezag
Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 29 januari 1996 (Stcrt. 1996/27), houdende beperking van de openbaarheid van bepaalde, in de algemene rijksarchiefbewaarplaats berustende, archiefbescheiden van De Gewestelijke Inlichtingen-Centrale 14 van de Nederlandse Strijdkrachten
Opmerking: Beperkingen kunnen worden gesteld wanneer zich na het tijdstip van overbrenging omstandigheden voordoen die, indien zij op dit tijdstip bekend waren geweest, tot het stellen van openbaarheidbeperkingen zouden hebben geleid. Ze golden niet voor archiefbescheiden ouder dan 100 jaar (vanaf 1996: 75 jaar). Beperkingen kunnen buiten toepassing gelaten worden ten aanzien van een verzoeker, indien het belang van de gestelde beperking niet opweegt tegen diens belang tot raadpleging of gebruik van archiefbescheiden.
Waardering: B 5
405
Handeling: Het beslissen dat archiefbescheiden ouder dan 100 jaar, respectievelijk 75 jaar niet-openbaar blijven
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 21, Archiefwet 1962 (1962/313) zoals gewijzigd bij Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991/703): art. 7a lid 4, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 15 lid 4
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
408
Handeling: Het herzien van een afwijzende beslissing van de beheerder op een verzoek tot raadpleging of gebruik van archiefbescheiden
Periode: 1968–1995
Grondslag: Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/550), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1, derde lid der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 3, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 22 lid 2
Product: Besluit
Opmerking: Is de afwijzende beslissing genomen door de algemene rijksarchivaris, dan kan de Minister van Cultuur deze herzien. Is de afwijzende beslissing genomen door een van de andere rijksarchivarissen, dan kan de algemene rijksarchivaris deze herzien.
Waardering: V 10 jaar
409
Handeling: Het stellen van regels voor de openbaarheid van de archiefbescheiden van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie
Periode: 1979–
Grondslag: Besluit van 28 juli 1979 (Stb. 1979/426), houdende een nieuwe regeling betreffende Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, art. 10 lid 3
Product: Regeling van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 4 augustus 1979, houdende vaststelling van een reglement voor het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (gewijzigd bij ministeriële regeling van 9 september 1993 (Stcrt. 1993/179)
Waardering: B 5
410
Handeling: Het beslissen op het beroep tegen (afwijzende) beslissingen van het bestuur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie inzake het inzien van archiefbescheiden door particulieren
Periode: 1979–
Grondslag: Regeling van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 4 augustus 1979, houdende vaststelling van een reglement voor het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (gewijzigd bij ministeriële regeling van 9 september 1993 (Stcrt. 1993/179), art. 24 lid 1
Product: –
Opmerking: Hierbij kan de Minister nadere voorwaarden aan de raadpleging stellen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokken personen en ten behoeve van de zorgvuldigheid
Waardering: V 10 jaar
411
Handeling: Het geven van toestemming voor publicatie van gegevens uit de archiefbescheiden van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie die te herleiden zijn tot individuele personen
Periode: 1979–
Grondslag: Regeling van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 4 augustus 1979, houdende vaststelling van een reglement voor het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (gewijzigd bij ministeriële regeling van 9 september 1993 (Stcrt. 1993/179), art. 22
Opmerking: Het betreft met name gegevens uit archiefbescheiden betreffende de zuiveringen, het lidmaatschap van landsverraderlijke organisaties of andere, door de minister te bepalen categorieën archiefbescheiden.
Waardering: V 10 jaar
412
Handeling: Het bepalen van categorieën archiefbescheiden waarvan de gegevens die tot individuele personen te herleiden zijn, slecht na toestemming van de Minister gepubliceerd mogen worden
Periode: 1979–
Grondslag: Regeling van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 4 augustus 1979, houdende vaststelling van een reglement voor het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (gewijzigd bij ministeriële regeling van 9 september 1993 (Stcrt. 1993/179), art. 22
Product: Beschikking
Waardering: B 5
413
Handeling: Het voorbereiden van regels voor de uitlening van archiefbescheiden die berusten in een archiefbewaarplaats
Periode: 1945–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 1, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 7 lid 3
Product: Amvb
Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/550), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1, derde lid der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378)
Besluit van 18 februari 1924 (Stb. 1924/51), tot aanvulling en wijziging van het Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/550)
Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 24–26
Waardering: B 1
414
Handeling: Het aanwijzen van archiefbewaarplaatsen, bibliotheken, en andere instellingen waar een deskundig beheer en een veilige bewaring van de archiefbescheiden is gewaarborgd (in verband met de uitlening van archiefbescheiden)
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/550), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1, derde lid der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 5, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 23
Product: Beschikkingen, o.a.: Besluit van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 10 maart 1970 (Stcrt. 1970/57), gewijzigd Stcrt. 1971/204, 1972/232, 1974/31, 1974/52, 1974/236, 1975/5, 1975/12, 1975/73, 1975/148, 1975/173, 1975/197, 1976/52, 1976/70, 1977/117, 1978/216, 1982/81, 1982/215
Opmerking: Behalve met machtiging van zijn meerdere mocht de beheerder van een archiefbewaarplaats alleen aan door de Minister aangewezen archiefbewaarplaatsen, bibliotheken en instellingen archiefbescheiden uitlenen.
Waardering: B 5
418
Handeling: Het herzien van een afwijzende beslissing van de beheerder op een verzoek tot uitlening van archiefbescheiden
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/550), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1, derde lid der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 7, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 24 lid 2
Product: Besluit
Opmerking: Is de afwijzende beslissing genomen door de algemene rijksarchivaris, dan kan de Minister van Cultuur deze herzien. Is de afwijzende beslissing genomen door een van de andere rijksarchivarissen, dan kan de algemene rijksarchivaris deze herzien.
Waardering: V 10 jaar
419
Handeling: Het machtigen van de beheerder tot het uitlenen van archiefbescheiden
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/550), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1, derde lid der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 8, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 26 lid 1
Product: Machtiging
Opmerking: Deze machtiging was alleen vereist, als het ging om uitlening aan andere instellingen dan de voormalige zorgdrager of een archiefbewaarplaats aangewezen door de Minister. Ging het om door de algemene rijksarchivaris uit te lenen bescheiden, dan was een machtiging van de Minister vereist. Ging het om door de andere rijksarchivarissen uit te lenen bescheiden, dan was een machtiging van de algemene rijksarchivaris vereist.
Waardering: V 10 jaar
420
Handeling: Het voorbereiden van regels voor inbewaringgeving van archiefbescheiden
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Wet van 14 mei 1928 (Stb. 1928/177): art. 19, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 2 lid 2
Product: Amvb
Besluit van 28 augustus 1919 (Stb. 1919/547), houdende regeling van de overbrenging naar de rijksarchiefbewaarplaatsen van de rechterlijke archieven van 1811 tot 1838 (gewijzigd bij Besluit van 15 april 1929 (Stb. 1929/162)
Besluit van 19 april 1929 (Stb. 1929/171), houdende regeling van de overbrenging naar de rijksarchiefbewaarplaatsen van de archieven van de voormalige wees- en momboirkamers
Besluit van den 31 mei 1929 (Stb. 1929/269), houdende regeling van de overbrenging naar de rijksarchiefbewaarplaatsen van de kerkelijke doop-, trouw- en begraafboeken, enz. dagtekenend van vóór de invoering van de burgerlijke stand en van de gedeelten der zogenaamde gaandersarchieven, die aantekeningen omtrent geboorten, trouwen, sterven en begraven bevatten
Besluit van den 6 juli 1929 (Stb. 1929/381), tot regeling van de overbrenging naar de rijksarchiefbewaarplaatsen van de registers der overledenen, opgemaakt ingevolge de ‘Ordonnantie eener Belasting op het Regt van Successie’ van 4 oktober 1805
Besluit van 24 november 1932 (Stb. 1932/560), houdende regeling van de overbrenging naar de rijksarchiefbewaarplaatsen van de registers van eigendomsovergangen, welke in de jaren 1812–1832 door de maires en de gemeentebesturen zijn aangelegd en bijgehouden, met de daarbij behorende bescheiden
Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 11–16
Opmerking: Op grond van de bovengenoemde KB’s uit de periode 1919–1932 kon het Rijk de betreffende archieven in bewaring geven aan de gemeenten. Deze overeenkomsten tot inbewaringgeving blijven op grond van art. 46 Archiefwet 1995 van kracht tot ze na onderling overleg worden beëindigd of vervangen door een besluit tot vervreemding.
Waardering: B 1
421
Handeling: Het sluiten van overeenkomsten met gemeenten met betrekking tot de inbewaringgeving van archiefbescheiden
Periode: 1945–1968
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Wet van 14 mei 1928 (Stb. 1928/177): art. 19
Product: Brief
Opmerking: Het betreft zowel inbewaringgeving van archiefbescheiden van gemeenten aan het Rijk als andersom.
Waardering: B 5
422
Handeling: Het machtigen van de beheerder van een rijksarchiefbewaarplaats tot het in bewaring geven van archiefbescheiden berustende in een rijksarchiefbewaarplaats
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 12
Product: Brief, machtiging
Waardering: B 5
426
Handeling: Het voorbereiden van regels voor de vervreemding van archiefbescheiden
Periode: 1945–
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij wet van 14 mei 1928 (Stb. 1928/177): art. 5, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 2 lid 2, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 9 lid 1
Product: Amvb
Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378)
Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316), tot wijziging en aanvulling van het Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596)
Besluit van 13 juli 1949 (Stb. 1949/J 322) tot nadere wijziging van het Koninklijk besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596)
Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 8–10
Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 2, 7, 8
Waardering: B 1
428
Handeling: Het verlenen van een machtiging tot vervreemding van archiefbescheiden
Periode: 1945–1968
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 7
Product: Machtiging, brief
Opmerking: Dit betrof zowel vervreemding van bescheiden die berustten bij een archiefbewaarplaats als vervreemding van andere archiefbescheiden.
Waardering: B 5
432
Handeling: Het voorbereiden van de machtiging tot vervreemding, respectievelijk ruiling van archiefbescheiden van de Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koningin, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub a j° art. 8 lid 2
Product: Kb
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustten.
Waardering: B 5
433
Handeling: Het instemmen met de vervreemding, respectievelijk ruiling van archiefbescheiden van ministeries en de daaronder vallende rijksorganen, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub b en c j° art. 8 lid 2
Product: Machtiging, brief
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustten.
Waardering: B 5
434
Handeling: Het machtigen tot vervreemding, respectievelijk ruiling van archiefbescheiden van provinciale overheidsorganen, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub d j art. 8 lid 2
Product: Machtiging, brief
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustten.
Waardering: B 5
435
Handeling: Het machtigen tot vervreemding, respectievelijk ruiling van archiefbescheiden van gemeenten, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub e j° art. 8 lid 2 art. 8
Product: Machtiging, brief
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustten.
Waardering: B 5
436
Handeling: Het machtigen tot vervreemding, respectievelijk ruiling van archiefbescheiden van waterschappen, veenschappen of veenpolders, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub f j° art. 8 lid 2
Product: Machtiging, brief
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustten.
Waardering: B 5
437
Handeling: Het machtigen tot vervreemding, respectievelijk ruiling van archiefbescheiden van organen ingesteld bij een regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Stb. 1950/K120), tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub g j° art. 8 lid 2
Product: Machtiging, brief
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustten.
Waardering: B 5
438
Handeling: Het machtigen tot vervreemding, respectievelijk ruiling van archiefbescheiden van andere organen dan genoemd in art. 3 lid 3 sub a–g van het Archiefbesluit (Stb. 1968/200), tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub h j° art. 8 lid 2
Product: Machtiging, brief
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustten.
Waardering: B 5
440
Handeling: Het machtigen van de beheerder van een rijksarchiefbewaarplaats tot vervreemden, respectievelijk ruilen van archiefbescheiden die in een rijksarchiefbewaarplaats berusten
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit 1968 (Stb. 1968/200): art. 9
Product: Brief, machtiging
Waardering: B 5
441
Handeling: Het (voorbereiden van het) verlenen van een machtiging tot vervreemding van archiefbescheiden
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 8 lid 1, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): Nota van Toelichting
Product: Kb, machtiging, brief, verzoek
Opmerking: Het gaat hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berusten. Hierbij kan, op verzoek van de Minister van Cultuur, de Raad voor cultuur worden gehoord.
Waardering: B 5
443
Handeling: Het vervreemden van archiefbescheiden die in een rijksarchiefbewaarplaats berusten
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 8 lid 3
Product: Beschikking, verklaring van vervreemding
Opmerking: Dit kan pas geschieden na machtiging van degene op wiens last deze archiefbescheiden zijn overgebracht.
Waardering: B 5
444
Handeling: Het voeren van overleg met deskundigen over de vervreemding van archiefbescheiden
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 7
Product: Verslag
Opmerking: Dit overleg wordt gevoerd, wanneer de archiefbescheiden ten gevolge van de vervreemding niet komen te berusten in een archiefbewaarplaats. Het verslag wordt gevoegd bij de machtigingsaanvraag.
Waardering: B 5
446
Handeling: Het (voorbereiden van het) verlenen van een (tijdelijke) tegemoetkoming in de kosten van de zorg voor archiefbescheiden in de gemeentelijke archiefbewaarplaats of in de bewaarplaats van een waterschap, veenschap of veenpolder
Periode: 1945–
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 17 en art. 24, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 27 lid 2 en art. 34 lid 2, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 30 lid 3 en art. 35 lid 3
Product: Kb, beschikking, subsidie
Opmerking: Vanaf 1998 wordt de tegemoetkoming omgezet in subsidie. Hierbij is titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Waardering: V 10 jaar
447
Handeling: Het (voorbereiden van het) vaststellen van het tarief voor de bewaring van archieven van een gemeente, waterschap, veenschap of veenpolder die verplicht in bewaring zijn gegeven aan een rijksarchiefbewaarplaats wegens de gebrekkige zorg van de besturen van deze organen voor deze archieven (dwangdepot)
Periode: 1945–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Wet van 14 mei 1928 (Stb. 1928/177): art. 18, art. 25, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 28, art. 35
Product: Kb
Besluit van 19 april 1929 (Stb. 1929/170), houdende vaststelling van het tarief, bedoeld bij de artikelen 18 en 25 van de Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Wet van 14 mei 1928 (Stb. 1928/177)
Besluit van 14 januari 1983 (Stcrt. 1983/52) met betrekking tot de vergoeding dwangdepot
Waardering: V 10 jaar
448
Handeling: Het vaststellen van het tarief voor de bewaring van archieven van een gemeente, waterschap, veenschap of veenpolder die vrijwillig in bewaring zijn gegeven aan een rijksarchiefbewaarplaats wegens de gebrekkige zorg van de besturen van deze organen voor deze archieven (vrijwillig depot)
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 15
Product: Beschikking
– Beschikking van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 7 januari 1983 (Stcrt. 1983/52) met betrekking tot de vergoeding vrijwillig depot
Waardering: V 10 jaar
449
Handeling: Het vaststellen van een tarief voor het maken van afbeeldingen, afschriften of uittreksels van archiefbescheiden die in een rijksarchiefbewaarplaats berusten alsmede voor uitlening van archiefbescheiden
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 14 lid 2, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 19
Product: Ministeriële regels, o.a.:
Beschikking van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 7 januari 1983 (Stcrt. 1983/52) met betrekking tot de herziening van tarieven voor werkzaamheden ten behoeve van derden door beheerders van rijksarchiefbewaarplaatsen
Regeling tarieven Rijksarchiefdienst (Stcrt. 1990/74), gewijzigd 25 november 1991 (Stcrt. 1991/234), 21 mei 1993 (Stcrt. 1993/100)
Regeling tarieven Rijksarchiefdienst (Stcrt. 1995/251)
Waardering: V 10 jaar
450
Handeling: Het voorbereiden van het koninklijk besluit waarbij het Algemeen Rijksarchief tevens wordt aangewezen als rijksarchiefbewaarplaats voor de provincie Zuid-Holland
Periode: 1945–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 6, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 12 lid 4
Product: Kb
– Besluit van 26 maart 1968 (Stb. 1968/199), houdende aanwijzing van de algemene rijksarchiefbewaarplaats te ’s-Gravenhage tot rijksarchiefbewaarplaats voor de provincie Zuid-Holland
Waardering: B 1
451
Handeling: Het voorbereiden van regels waarbij archieven in afwijking van de bepalingen in de Archiefwet worden aangewezen voor bewaring in het Algemeen Rijksarchief en de rijksarchieven in de provincie
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 13 lid 3–4, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 26 lid 4–5
Product: Kb, bv.:
– Besluit van 30 mei 1985 (Stcrt. 1985/148), houdende aanwijzing van archiefbescheiden van overheidsorganen, welke in plaats van in de algemene rijksarchiefbewaarplaats dienen te worden bewaard in de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van een provincie
Opmerking: Het gaat hierbij om:
Het bewaren van de archiefbescheiden van een overheidsorgaan, waarvan de functies zich over het hele rijk uitstrekt of heeft uitgestrekt, in het rijksarchief in de hoofdplaats van de provincie waar deze overheidsorganen gevestigd zijn of zijn geweest (in plaats van in het Algemeen Rijksarchief)
Het bewaren van archiefbescheiden van overheidsorganen, waarvan de functies zich over meer dan een provincie uitstrekken of hebben uitgestrekt, maar niet over het hele rijk, in het Algemeen Rijksarchief (in plaats van in een rijksarchief in de provincie).
Waardering: B 1
452
Handeling: Het voorbereiden resp. stellen van regels waarbij andere dan de in de Archiefwet genoemde archieven worden aangewezen voor bewaring in de rijksarchiefbewaarplaatsen
Periode: 1945–
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 10, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 13 lid 5, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 26 lid 6
Product: Amvb, ministerieel besluit
Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/552), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 10 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378)
Besluit van 15 april 1929 (Stb. 1929/159), tot wijziging van het Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/552)
Opmerking: Het gaat hierbij om andere archieven dan die van (voormalige) rijks- en provinciale organen en organen bedoeld in art. 38 Archiefwet 1962 en art. 41 Archiefwet 1995.
Waardering: B 1
453
Handeling: Het voorbereiden van de oprichting van andere rijksarchiefbewaarplaatsen dan die in de provinciehoofdsteden
Periode: 1945–
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 7, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 12 lid 3, art. 13 lid 6, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 26 lid 3
Product: Kb
Opmerking: Van de wettelijke mogelijkheid rijksarchieven buiten de provinciehoofdsteden op te richten is nog geen gebruik gemaakt.
Waardering: B 1
454
Handeling: Het voorbereiden van de bepaling welke archiefbescheiden bewaard zullen worden in de andere rijksarchiefbewaarplaatsen dan die in de provinciehoofdsteden
Periode: 1945–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 11, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 13 lid 6
Product: Kb
Waardering: B 1
455
Handeling: Het voorbereiden van het besluit over deelneming van het rijk aan een regeling betreffende bewaring en beheer van archief in een gemeenschappelijke archiefbewaarplaats
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 14 lid 1 en 2
Product: Kb
Opmerking: Dit waren regelingen als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Stb. 1950/K120) en in art. 32 van de Archiefwet 1962.
Waardering: B 1
456
Handeling: Het voorbereiden van de koninklijke besluit waarbij archieven van rijksorganen voor bewaring in gemeenschappelijke archiefbewaarplaatsen aangewezen worden
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 14 lid 2
Product: Kb
Waardering: B 1
457
Handeling: Het voorbereiden van de goedkeuring voor de vaststelling, wijziging of opheffing van regelingen van besturen van waterschappen, veenschappen en veenpolders (onderling of in samenwerking met gemeentebesturen) omtrent bewaring en beheer van hun archieven in één gemeenschappelijke bewaarplaats
Periode: 1945–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 22, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 32 lid 2–3
Product: Kb
Opmerking: Voor regelingen waarbij de betrokken waterschappen, veenschappen, veenpolders of gemeenten binnen één provincie lagen was goedkeuring van gedeputeerde staten vereist. Weigerde GS deze goedkeuring echter, of lag het gebied van de bij de regeling betrokken waterschappen, veenschappen, veenpolders of gemeenten in meer dan één provincie, dan was koninklijke goedkeuring van de regeling vereist.
Waardering: B 1
458
Handeling: Het (voorbereiden van het) vaststellen van de inrichting en de taken van de Rijksarchiefdienst
Periode: 1945–
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 13, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 12 lid 5, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 25 lid 2 sub c en art. 26 lid 7
Product: Kb, beschikking:
– Statuut agentschap rijksarchiefdienst (Stcrt. 1996/35)
Waardering: B 1
461
Handeling: Het vaststellen van een bezoekersreglement voor de Rijksarchiefdienst
Periode: 1945–
Product: Beschikking, o.a.:
– Bezoekersreglement Rijksarchiefdienst (Stcrt. 1980/54)
Waardering: B 5
466
Handeling: Het voorbereiden van de eisen voor de benoembaarheid tot wetenschappelijk archiefambtenaar aan een archiefbewaarplaats
Periode: 1945–1968
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 3
Product: Amvb
Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/551), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 3 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/ 378)
Besluit van 9 november 1921 (Stb. 1921/1161), tot wijziging van het Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/551)
Besluit van 5 mei 1949 (Stb. 1949/J 193) tot nadere wijziging van het Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/551)
Waardering: B 1
467
Handeling: Het voorbereiden van de bepaling bij welke waterschappen, veenschappen of veenpolders een hoger archiefambtenaar als archivaris benoemd dient te worden
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 31 lid 4
Product: Amvb
Waardering: B 1
468
Handeling: Het machtigen van een waterschap, veenschap of veenpolder tot het aanstellen tot archivaris van een persoon die geen wetenschappelijk ambtenaar resp. hoger of middelbaar archiefambtenaar is
Periode: 1945–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 21, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 31 lid 5
Product: Machtiging
Waardering: V 10 jaar
469
Handeling: Het voorbereiden van de bepaling in welke gemeenten een hoger archiefambtenaar als gemeentearchivaris benoemd dient te worden
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 25 lid 4
Product: Amvb
– Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 63
Waardering: B 1
470
Handeling: Het machtigen van een gemeente tot het aanstellen tot archivaris van een persoon die geen wetenschappelijk ambtenaar resp. hoger of middelbaar archiefambtenaar is
Periode: 1945–1995
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 15, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 25 lid 5
Product: Machtiging
Waardering: V 10 jaar
471
Handeling: Het stellen van regels met betrekking tot de examens die vereist zijn voor benoeming tot wetenschappelijk archiefambtenaar aan een archiefbewaarplaats
Periode: 1945–1968
Grondslag: Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/551), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 3 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/ 378): art. 4–5
Product: Regels
Waardering: B 1
474
Handeling: Het voorbereiden van regels voor de opleiding tot en het verkrijgen van diploma’s in de archivistiek
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 9
Product: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 27–42
Waardering: B 1
475
Handeling: Het verzorgen van de opleiding voor het verkrijgen van de hoedanigheid van hoger en middelbaar archiefambtenaar
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 28 lid 1, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 31 lid 1
Opmerking: Handeling verricht door de rijksarchiefschool.
Waardering: V 10 jaar
476
Handeling: Het vaststellen van het reglement voor de rijksarchiefschool
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 29 lid 1, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 32 lid 1
Product: Beschikking, o.a.:
Besluit van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 19 maart 1970 (Stcrt. 1970/59) tot vaststelling van het Reglement rijksarchiefschool, gewijzigd bij Besluit van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 26 januari 1983 (Stcrt. 1983/93)
Besluit rijksarchiefschool (Stcrt. 1987/134), gewijzigd 1 juni 1993 (Stcrt. 1993/104)
Opmerking: Hierbij geeft het curatorium van de rijksarchiefschool advies. Deze wordt vanaf 1986 geadviseerd door de directeur en de docentenvergadering van de rijksarchiefschool.
Waardering: B 5
477
Handeling: Het opdragen van taken aan de rijksarchiefschool
Periode: 1986–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 31 lid 1
Product: Beschikking
Waardering: B 5
478
Handeling: Het (voorbereiden van het) benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur van de rijksarchiefschool
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 27 lid 2
Product: Kb, benoeming, schorsing en ontslag
Waardering: V 10 jaar
479
Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de docenten aan de rijksarchiefschool
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 27 lid 3, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 29 lid 1
Product: Beschikking, benoeming, schorsing en ontslag
Waardering: V 10 jaar
480
Handeling: Het vaststellen van de bezoldiging van de docenten aan de rijksarchiefschool
Periode: 1974–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 16 oktober 1974 (Stb. 1974/646): art. 27 lid 4, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 29 lid 2
Product: Beschikking
Waardering: V 10 jaar
481
Handeling: Het benoemen van de leden van het curatorium van de rijksarchiefschool, van wie één op aanbeveling van de Minister van Binnenlandse Zaken
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 33 lid 2, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 28 lid 2
Product: Beschikking
Opmerking: Het curatorium oefent toezicht uit op de rijksarchiefschool.
Waardering: V 10 jaar
483
Handeling: Het stellen van regels omtrent de wijze waarop het curatorium toezicht op de rijksarchiefschool uitoefent en de werkwijze van het curatorium
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 33 lid 3, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 32 lid 1
Product: Regels
Waardering: B 5
484
Handeling: Het bepalen dat in een jaar bepaalde lessen aan de rijksarchiefschool niet doorgaan
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 32, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 35 lid 2
Product: Beschikking
Opmerking: Dit is het geval als er te weinig gegadigden voor deze lessen zijn.
Waardering: V 10 jaar
485
Handeling: Het bepalen hoeveel leerlingen in een bepaald jaar worden toegelaten tot de rijksarchiefschool en welke selectiecriteria moeten worden toegepast, wanneer zich meer dan het vastgestelde aantal leerlingen aanmelden
Periode: 1986–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 35 lid 2 sub b
Product: Beschikking
Opmerking: Hierbij wordt het curatorium gehoord
Waardering: V 10 jaar
486
Handeling: Het aanwijzen van de vakken waarin eindexamen moet zijn gedaan om te worden toegelaten tot de opleiding voor middelbaar archiefambtenaar
Periode: 1974–1986
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 16 oktober 1974 (Stb. 1974/646): art. 31, lid 1
Product: Beschikking, o.a.:
– Besluit van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 19 december 1974 (Stcrt. 1974/253) inzake de aanwijzing van examenvakken
Waardering: V 10 jaar
487
Handeling: Het vaststellen van regels voor de toelating en verwijdering van leerlingen aan de rijksarchiefschool
Periode: 1986–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 35 lid 4
Product: Beschikking
Waardering: V 10 jaar
488
Handeling: Het toelaten van studenten tot de opleiding aan de rijksarchiefschool die niet aan de gestelde eisen voldoen
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 30 lid 1 sub b, art. 30 lid 2, art. 31 lid 2, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 33 lid 2, art. 34 lid 2
Product: Beschikking
Waardering: V 10 jaar
489
Handeling: Het benoemen en ontslaan van de voorzitter en leden van de examencommissie van de rijksarchiefschool
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 34 lid 3, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 36 lid 2
Product: Beschikking
Waardering: V 10 jaar
490
Handeling: Het stellen van regels voor de werkwijze van de examencommissie van de rijksarchiefschool
Periode: 1986–1995
Grondslag: Archiefbesluit zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 36 lid 2
Product: Beschikking
Waardering: B 5
491
Handeling: Het vaststellen van regels voor de examens in de archivistiek
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 37 lid 3, art. 40, art. 41 lid 1, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 39
Product: Beschikking, o.a.:
Beschikking examens hoger en middelbaar archiefambtenaar (Stcrt. 1971/134)
Besluit examens hoger en middelbaar archiefambtenaar (Stcrt. 1987/134)
Opmerking: De regels hebben betrekking op o.a:
vaststelling tijdstippen en plaats van het examen
wijze van aanmelding
wijze van afnemen en duur van het examen voor elk vak
overleggen van een werkstuk en van een verklaring betreffende de praktische werkzaamheid
hoogte van het examengeld
model van het diploma
Waardering: B 5
492
Handeling: Het nader aanwijzen van examenvakken waarvoor vrijstelling gegeven wordt
Periode: 1968–1986
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 39 lid 2
Product: Beschikking, o.a.:
– Beschikking examens hoger en middelbaar archiefambtenaar (Stcrt. 1971/134)
Opmerking: Het ging hierbij om andere vakken dan genoemd in art. 28 lid 3 sub e en f van het Archiefbesluit (Stb. 1968/200).
Waardering: B 5
493
Handeling: Het, in bijzondere gevallen, tot het examen toelaten van studenten die niet aan de gestelde eisen voldoen
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 38 lid 2, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 38 lid 3
Product: Beschikking
Waardering: V 10 jaar
494
Handeling: Het toekennen van een geldelijke tegemoetkoming aan personen die praktisch werkzaam zijn bij een archiefbewaarplaats
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 42, Archiefbesluit (Stb. 1968/200) zoals gewijzigd bij Besluit van 22 april 1987 (Stb. 1987/275): art. 42
Product: Beschikking
Opmerking: Personen die minstens een jaar bij een archiefbewaarplaats werkzaam waren, werden toegelaten tot het examen van de rijksarchiefschool.
Waardering: V 10 jaar
496
Handeling: Het voorbereiden van regels voor de opleiding tot en het verkrijgen van diploma’s in de archivistiek
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 22
Product:
– Tijdelijk besluit opleidingen en diploma’s archivistiek (Stb. 1995/672)
Waardering: B 1
497
Handeling: Het stellen van regels voor het examen archivistiek A resp. B en de samenstelling en werkwijze van de examencommissie
Periode: 1996–1999
Grondslag: Tijdelijk besluit opleidingen en diploma’s archivistiek (Stb. 1995/672), art. 5 lid 2 en 3
Product: Tijdelijk examenreglement archivistiek (Stcrt. 1996/34)
Waardering: B 5
498
Handeling: Het aanwijzen van een opleiding in het wetenschappelijk resp. hoger beroepsonderwijs als een opleiding ter verkrijging van het diploma archivistiek A resp. B
Periode: 1996–1999
Grondslag: Tijdelijk besluit opleidingen en diploma’s archivistiek (Stb. 1995/672), art. 2 lid 2, art. 3 lid 2
Opmerking: Deze aanwijzing wordt gegeven op aanvraag van een instelling voor wetenschappelijk of hoger beroepsonderwijs.
Waardering: B 5
499
Handeling: Het benoemen van de voorzitter, ondervoorzitters en leden van de examencommissie
Periode: 1996–1999
Grondslag: Tijdelijk besluit opleidingen en diploma’s archivistiek (Stb. 1995/672), art. 5 lid 1, Tijdelijk examenreglement archivistiek (Stcrt. 1996/34), art. 2 lid 3
Waardering: V 10 jaar
500
Handeling: Het in bijzondere gevallen toelaten tot het examen voor het diploma archivistiek A en B van personen die niet aan de gestelde eisen voldoen
Periode: 1996–1999
Grondslag: Tijdelijk besluit opleidingen en diploma’s archivistiek (Stb. 1995/672), art. 5 lid 5 en lid 7
Waardering: V 10 jaar
504
Handeling: Het voorbereiden van regels voor de werkwijze van de Archiefraad
Periode: 1968–1989
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 10 lid 4
Product: Amvb
– Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 43–48
Waardering: B 5
505
Handeling: Het (voorbereiden van het) opdragen van werkzaamheden aan de Archiefraad
Periode: 1968–1989
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 10 lid 1
Product: Kb, opdrachten, brief
Waardering: B 5
506
Handeling: Het voorbereiden van de benoeming en het ontslag van de leden van de Archiefraad
Periode: 1968–1989
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 10 lid 2
Product: Kb, benoeming, ontslag
Opmerking: Hierbij werd ook de voorzitter aangewezen. De algemene rijksarchivaris was ambtshalve lid van de Archiefraad.
Waardering: V 10 jaar
507
Handeling: Het voorbereiden van de benoeming en het ontslag van de secretaris van de Archiefraad
Periode: 1968–1989
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 10 lid 3
Product: Kb, benoeming, ontslag
Opmerking: Deze kon ook lid van de Archiefraad zijn.
Waardering: V 10 jaar
508
Handeling: Het voorbereiden van de bepaling hoelang een benoeming als lid van de Archiefraad duurt
Periode: 1968–1989
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 10 lid 2
Product: Kb
Waardering: V 10 jaar
7. Advisering inzake cultuurbeheer: Raad voor Cultuur
519
Handeling: Het voorbereiden van de benoeming en het ontslag van de leden en de voorzitter van de Raad voor het cultuurbeheer, de Raad voor het cultuurbeheer gehoord
Periode: 1990–1995
Grondslag: Wet Raad voor het cultuurbeheer (Stb. 1989/348): art. 7 lid 1, 2 en 3
Product: Kb
Opmerking: Onder leden vallen ook de leden van Afdelingen. De leden en de voorzitter worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar en zijn eenmaal herbenoembaar.
Waardering: V 10 jaar
521
Handeling: Het aanwijzen van een voorzitter van een Afdeling van de Raad voor het cultuurbeheer, de Raad voor het cultuurbeheer gehoord
Periode: 1990–1995
Grondslag: Wet Raad voor het cultuurbeheer (Stb. 1989/348): art. 7 lid 4
Product: Beschikking
Opmerking: Deze wordt uit de leden van Afdelingen aangewezen.
Waardering: V 10 jaar
523
Handeling: Het aanwijzen van een vaste vertegenwoordiger en zijn plaatsvervanger(s) die namens hem de beraadslagingen van de Raad voor het cultuurbeheer, een Afdeling of een vaste commissie bijwonen
Periode: 1990–1995
Grondslag: Wet Raad voor het cultuurbeheer (Stb. 1989/348): art. 7 lid 5
Product: Beschikking
Waardering: V 10 jaar
525
Handeling: Het goedkeuren van de door de Raad voor het cultuurbeheer ingestelde vaste commissies
Periode: 1990–1995
Grondslag: Wet Raad voor het cultuurbeheer (Stb. 1989/348): art. 8 lid 1
Product: Goedkeuring
Waardering: B 4
526
Handeling: Het benoemen en ontslaan van de algemeen secretaris van de Raad voor het cultuurbeheer, de Raad voor het cultuurbeheer gehoord
Periode: 1990–1995
Grondslag: Wet Raad voor het cultuurbeheer (Stb. 1989/348): art. 10 lid 2, 3 en 4
Product: Beschikking
Opmerking: De algemeen secretaris is geen lid van de Raad voor het cultuurbeheer, de Afdelingen of de vaste commissies. Hij is voor zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de Raad voor het cultuurbeheer
Waardering: V 10 jaar
528
Handeling: Het benoemen en ontslaan van de secretarissen en het overige personeel van de Raad voor het cultuurbeheer
Periode: 1990–1995
Grondslag: Wet Raad voor het cultuurbeheer (Stb. 1989/348): art. 10 lid 5
Product: Beschikking
Waardering: V 10 jaar
529
Handeling: Het overleggen met de Raad voor het cultuurbeheer over de zorg voor de voorzieningen voor het secretariaat van de Raad voor het cultuurbeheer
Periode: 1990–1995
Grondslag: Wet Raad voor het cultuurbeheer (Stb. 1989/348): art. 10 lid 6
Product: Correspondentie
Opmerking: De Minister van Cultuur draagt zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van het secretariaat van de Raad voor het cultuurbeheer.
Waardering: V 10 jaar
531
Handeling: Het goedkeuren van de door de Raad voor het cultuurbeheer vastgestelde regels voor zijn werkwijze, alsmede die der Afdelingen en vaste commissies
Periode: 1990–1995
Grondslag: Wet Raad voor het cultuurbeheer (Stb. 1989/348): art. 9
Product: Goedkeuring
Waardering: B 5
534
Handeling: Het verzoek doen aan de Raad voor cultuur om advies te geven over het cultuurbeheer van het Rijk
Periode: 1997–
Grondslag: Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 17
Product: Verzoek
Waardering: V 10 jaar
535
Handeling: Het geven van een standpunt over het uitgebrachte advies van de Raad voor cultuur over het cultuurbeheer van het Rijk
Periode: 1997–
Grondslag: Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 24 lid 1
Product: Brief
Opmerking: Het gaat om advies over een vast te stellen ministeriële regeling of over het te voeren beleid. De Minister van Cultuur stelt de beide kamers der Staten-Generaal in kennis van zijn standpunt.
Waardering: B 1
538
Handeling: Het voorbereiden van de benoeming, schorsing en ontslag van de voorzitter en de leden van de Raad voor cultuur, de Raad voor cultuur gehoord.
Periode: 1995–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) zoals gewijzigd bij Raad voor cultuur (Stb. 1995/539): art. I sub B onder 2b.2 (zoals gewijzigd bij Wet van 14 november 1996 (Stb. 1996/574): art. I sub B onder 2 en 4), Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) zoals gewijzigd bij Raad voor cultuur (Stb. 1995/539): art. I sub B onder 2b.3 (zoals gewijzigd bij Wet van 14 november 1996 (Stb. 1996/574): art. I sub B onder 2 en 4), Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) zoals gewijzigd bij Raad voor cultuur (Stb. 1995/539): art. I sub B onder 2b.4 (zoals gewijzigd bij Wet van 14 november 1996 (Stb. 1996/574): art. I sub B onder 2 en 4), Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) zoals gewijzigd bij Raad voor cultuur (Stb. 1995/539): art. I sub B onder 2b.5 (zoals gewijzigd bij Wet van 14 november 1996 (Stb. 1996/574): art. I sub B onder 2 en 4), Benoemingsregeling Raad voor cultuur (Stcrt. 1997/8): art. 4 (zoals gewijzigd bij Beleidsregels benoemingen leden Raad voor cultuur (Stcrt. 1998/144): art. I sub B, Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 11, art. 12, art. 13
Product: Kb
Benoemingen leden van de Raad voor cultuur (Stcrt. 1996/33)
(Her)benoemingen Raad voor Cultuur (Stcrt. 1998/119)
Benoemingen Raad voor Cultuur (Stcrt. 1998/128)
Ontslag leden Raad voor Cultuur (Stcrt. 1999/24)
Benoemingen Raad voor Cultuur (Stcrt. 1999/72)
Herbenoemingen in Raad voor Cultuur (Stcrt. 1999/254)
Opmerking: De voorzitter en leden worden in bijzondere gevallen geschorst en ontslagen. Bij de benoeming wordt ervoor zorggedragen dat de aandachtsgebieden van de Raad voor cultuur, door middel van één of meer leden, herkenbaar aanwezig zijn. Bij de benoeming wordt gestreefd naar een evenredige verdeling van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheden. De benoeming geschiedt voor (ten hoogste) vier jaar en aftredende leden kunnen éénmaal herbenoemd worden. De Benoemingen-adviescommissie doet een voorstel voor de vervulling van de vacature van de Raad voor cultuur. De leden worden op eigen aanvraag ontslagen en voorts bij Kb geschorst en ontslagen bij gebleken ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.
Waardering: V 10 jaar
541
Handeling: Het verzoek doen aan de Benoemingen-adviescommissie leden Raad voor cultuur om een voorstel te doen voor de vervulling van een vacature bij de Raad voor cultuur
Periode: 1996–
Grondslag: Benoemingsregeling Raad voor cultuur (Stcrt. 1997/8): art. 2
Product: Verzoek
Waardering: V 10 jaar
543
Handeling: Het stellen van regels voor de wijze waarop de voordracht voor benoeming, schorsing en ontslag van de voorzitter en de leden van de Raad voor cultuur tot stand komt
Periode: 1995–1997
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) zoals gewijzigd bij Raad voor cultuur (Stb. 1995/539): art. I sub B onder 2b.6 zoals gewijzigd bij Wet van 14 november 1996 (Stb. 1996/574): art. I sub B onder 4
Product: Regels
Instelling benoemingen-adviescommissie leden Raad voor cultuur (Stcrt. 1995/142)
Benoemingsregeling Raad voor cultuur (Stcrt. 1997/8)
Beleidsregels benoemingen leden Raad voor Cultuur (Stcrt. 1998/144)
Waardering: B 5
544
Handeling: Het vaststellen van regels voor de rechtspositie van de voorzitter en de leden van de Raad voor cultuur
Periode: 1997–
Grondslag: Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/37): art. 14
Product: Amvb
– Vergoedingenbesluit adviescolleges (Stb. 1996/583)
Opmerking: Hierin worden de vergoeding van reis- en verblijfskosten en verdere vergoedingen aan leden van de Raad voor cultuur vastgesteld alsmede nadere regels over hun rechtspositie.
Waardering: B 5
547
Handeling: Het, op voordracht van de Raad voor Cultuur, benoemen, schorsen en ontslaan van extra leden van een vaste of een tijdelijke commissie van de Raad voor cultuur
Periode: 1995–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) zoals gewijzigd bij Raad voor cultuur (Stb. 1995/539): art. I sub B onder 2c.4 en 2c.5 zoals gewijzigd bij Wet van 14 november 1996 (Stb. 1996/574): art. I sub C onder 3 en 5, Benoemingsregeling Raad voor cultuur (Stcrt. 1997/8): art. 5, Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 19 lid 1
Product: Beschikking, benoeming, schorsing, ontslag
Benoeming leden tijdelijke en vaste commissies Raad voor Cultuur (Stcrt. 1997/57)
Benoemingen en herbenoemingen commissieleden Raad voor Cultuur (Stcrt. 1999/60)
Benoeming en ontslag leden commissies Raad voor Cultuur (Stcrt. 1999/139)
Opmerking: Het gaat hierbij om de benoeming van deskundigen als er niet voldoende specialistische kennis voor de voorbereiding van een advies aanwezig is in de Raad voor cultuur. Deze worden voor twee jaar benoemd en zijn eenmaal herbenoembaar.
Waardering: V 10 jaar
549
Handeling: Het verzoeken doen aan de Benoemingen-adviescommissie leden Raad voor cultuur om advies te geven over het voorstel van de Raad voor cultuur voor de benoeming van extra leden van een vaste of een tijdelijke commissie
Periode: 1996–
Grondslag: Benoemingsregeling Raad voor cultuur (Stcrt. 1997/8): art. 6
Product: Verzoek
Opmerking: Het gaat hierbij om de benoeming van deskundigen tot lid van een vaste of een tijdelijke commissie van de Raad voor cultuur als er niet voldoende specialistische kennis aanwezig is in de Raad voor cultuur voor de voorbereiding van een advies.
Waardering: V 10 jaar
551
Handeling: Het voorbereiden van de benoeming, schorsing en ontslag van de algemeen secretaris van de Raad voor cultuur, de Raad voor cultuur gehoord.
Periode: 1995–1997
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) zoals gewijzigd bij Raad voor cultuur (Stb. 1995/539): art. I sub B onder 2i.2 zoals gewijzigd bij Wet van 14 november 1996 (Stb. 1996/574): art. I sub D
Product: Kb
Waardering: V 10 jaar
553
Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de algemeen secretaris van de Raad voor cultuur, de Raad voor cultuur gehoord.
Periode: 1997–
Grondslag: Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 15 lid 5
Product: Beschikking, benoeming, schorsing, ontslag
Waardering: V 10 jaar
555
Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de secretaris(sen) en overige medewerkers van de Raad voor cultuur, na overleg met de Raad voor cultuur
Periode: 1995–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) zoals gewijzigd bij Raad voor cultuur (Stb. 1995/539): art. I sub B onder 2i.3 zoals gewijzigd bij Wet van 14 november 1996 (Stb. 1996/574): art. I sub D, Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 15 lid 5
Product: Beschikking, benoeming, schorsing, ontslag
Waardering: V 10 jaar
557
Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de voorzitter en de leden van de benoemingen-adviescommissie leden Raad voor cultuur
Periode: 1996–
Grondslag: Benoemingsregeling Raad voor cultuur (Stcrt. 1997/8): art. 8 lid 4, art. 10
Product: Benoeming, schorsing, ontslag
Opmerking: De voorzitter en de leden worden benoemd voor ten hoogste vier jaar en kunnen tweemaal herbenoemd worden. De Minister van Cultuur voegt aan de commissie een secretaris toe
Waardering: V 10 jaar
560
Handeling: Het opstellen van een overzicht van de door hem voorgenomen adviesaanvragen
Periode: 1995–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) zoals gewijzigd bij Raad voor cultuur (Stb. 1995/539): art. I sub B onder 2d.3 zoals gewijzigd bij Wet van 14 november 1996 (Stb. 1996/574): art. I sub D, Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 26 lid 1
Product: Adviesaanvragen
Waardering: B 1
562
Handeling: Het vaststellen en wijzigen van het werkprogramma van de Raad voor cultuur
Periode: 1997–
Grondslag: Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 26 lid 3 en 4, art. 33
Product: Werk-programma
Opmerking: Dit programma wordt aan de Staten-Generaal gezonden.
Waardering: B 1
564
Handeling: Het goedkeuren van het huishoudelijk reglement van de Raad voor cultuur
Periode: 1995–1997
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) zoals gewijzigd bij Raad voor cultuur (Stb. 1995/539): art. I sub B onder 2k.4 zoals gewijzigd bij Wet van 14 november 1996 (Stb. 1996/574): art. I sub E onder 2
Product: Goedkeuring
Opmerking: Het betreft hier zowel de vaststelling als de wijziging ervan.
Waardering: B 5
566
Handeling: Het geven van aanwijzingen aan de Raad voor cultuur voor het vaststellen van zijn aandachtsgebieden
Periode: 1995–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) zoals gewijzigd bij Raad voor cultuur (Stb. 1995/539): art. I sub B onder 2k.2 zoals gewijzigd bij Wet van 14 november 1996 (Stb. 1996/574): art. I sub E onder 1
Product: Aanwijzingen, advies
Waardering: B 5
568
Handeling: Het vaststellen van een (vaste) vergoeding voor de leden van de Raad voor cultuur
Periode: 1997–
Grondslag: Vergoedingenbesluit adviescolleges (Stb. 1996/583): art. 2, art. 3, art. 4, art. 5, art. 6, Toelichting
Product: Ministeriële regeling
Opmerking: Een lid ontvangt voor zijn werkzaamheden een vergoeding per vergadering. Dit zijn een vergadering van de Raad voor cultuur of een vergadering van een commissie van de Raad voor cultuur. Twee of meer vergaderingen per dag gelden als één. De vergoeding voor de voorzitter bedraagt ten hoogste f 560,– en voor een ander lid ten hoogste f 420,–. In afwijking hiervan kan de Minister van Cultuur een vaste vergoeding vaststellen voor leden die een vaste deeltaak hebben. De som van de vaste vergoeding en andere inkomsten per maand mag niet meer bedragen dan het maandsalaris van een minister of een staatssecretaris. In deze gevallen wordt de vaste vergoeding verlaagd.
Waardering: V 10 jaar
570
Handeling: Het vaststellen van een vergoeding voor de reis- en verblijfskosten voor de leden van de Raad voor cultuur
Periode: 1997–
Grondslag: Vergoedingenbesluit adviescolleges (Stb. 1996/583): art. 7, Toelichting
Product: Beschikking
Opmerking: Het gaat hierbij om de leden die een vaste vergoeding krijgen.
Waardering: V 10 jaar
571
Handeling: Het bepalen dat het besluit niet van toepassing is op zittende leden van de Raad voor cultuur
Periode: 1997–
Grondslag: Vergoedingenbesluit adviescolleges (Stb. 1996/583): art. 9 lid 1
Product: Beschikking
Opmerking: Met het besluit wordt het Vergoedingenbesluit adviescolleges (Stb. 1996/583) bedoeld. Het gaat hierbij om leden die zitting in de Raad voor cultuur hadden tijdens de herziening van het adviesstelsel en waarvoor de toepassing van het Vergoedingenbesluit adviescolleges (Stb. 1996/583 tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.
Waardering: V 10 jaar
572
Handeling: Het bepalen op welke wijze tot de dag van aftreden of eerste herbenoeming wordt voorzien in de rechtspositie van de betrokken leden van de Raad voor cultuur
Periode: 1997–
Grondslag: Vergoedingenbesluit adviescolleges (Stb. 1996/583): art. 9 lid 2
Product: Beschikking
Opmerking: Het gaat hierbij om leden die zitting in de Raad voor cultuur hadden tijdens de herziening van het adviesstelsel en die een vaste vergoeding krijgen.
Waardering: V 10 jaar
575
Handeling: Het geven van een standpunt over het periodieke rapport van de Raad voor cultuur
Periode: 1995–
Grondslag: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993/193) zoals gewijzigd bij Raad voor cultuur (Stb. 1995/539): art. I sub B onder 2f.2 zoals gewijzigd bij Wet van 14 november 1996 (Stb. 1996/574): art. I sub D, Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 28 lid 4, art. 29
Product: Rapport, brief
Opmerking: Hierbij is Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996/378): art. 24 van toepassing. De Minister van Cultuur kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
Waardering: B 3
Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen
159
Handeling: Het adviseren van de Minister van Financiën bij het beslissen over het verzoek voor kwijtschelding van successierechten
Periode: 1997–
Grondslag: Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (Stb. 1998/130): art. I
Product: Advies
Waardering: V 10 jaar
162
Handeling: Het vaststellen van zijn werkwijze
Periode: 1997–
Grondslag: Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (Stb. 1998/130): art. I
Product: Reglement
Waardering: B 5
Adviescommissie van de Rijksdienst Beeldende Kunst
153
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur bij het beslissen over de toekenning van de subsidie voor de aankoop van een kunstwerk
Periode: 1984–1987
1989–1992
Grondslag: Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van musea (Stb. 1985/104): art. 8 (zoals gewijzigd bij Besluit van 16 januari 1987 (Stb. 1987/40): art. II), Tijdelijke aankoopsubsidieregeling moderne beeldende kunst ten behoeve van kunstmusea (Stb. 1989/141): art. 7 lid 1
Product: Advies
Waardering: B 1
Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit
259
Handeling: Het uitbrengen van een eindrapport aan de Minister van Cultuur
Periode: 1997–1999
Grondslag: Besluit Adviescommissie Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1997/519): art. 2, art. 3 (zoals gewijzigd bij Besluit van 24 augustus 1998 (Stb. 1998/524): art. I)
Product: Rapport
Opmerking: Het rapport bevatte aanbevelingen over mogelijke bijstellingen van de Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49). Deze waren gebaseerd op een evaluatie van de werking van de Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49) en op verkenningen binnen de sector van het roerend cultureel erfgoed.
Waardering: B 2
Algemene rijksarchivaris
340
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren voor het houden van toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de rijksorganen en de overheidsorganen bedoeld in art. 38 Archiefwet 1962 resp. art. 41 Archiefwet 1995
Periode: 1968–2001
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 51, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 15 lid 2–3, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 25a, lid 1
Product: Aanwijzingsbesluit
Opmerking: Van het aanwijzingsbesluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Waardering: V 10 jaar
341
Handeling: Het instemmen met het vervangen van de rijksarchivaris in de provinicie door aan hem ondergeschikte archiefambtenaren bij het houden van toezicht op het beheer van archiefbescheiden
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 51
Product: Instemming, brief
Waardering: V 10 jaar
344
Handeling: Het uitvoeren van inspecties in het kader van het toezicht op de naleving van de archiefwetgeving door de centrale overheden
Periode: 1968–2001
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 54 lid 1, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 18 lid 1, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 25b, lid 1
Product: Verslag, rapport, voorstel, brief
Opmerking: Hieronder vallen verschillende soorten inspecties: integrale inspecties (doorlichtingen), aspectinspecties, vervolginspecties, incidentinspecties e.d.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst.
Waardering: Eindrapporten: B 5
Overige stukken: V 15 jaar
345
Handeling: Het, aan de Minister van Cultuur, incidenteel mededelen van de bevindingen van het toezicht op het beheer van archiefbescheiden
Periode: 1968–2001
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 54 lid 2, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 18 lid 2, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 25b, lid 2
Product: Brief, rapport
Opmerking: De inspectie zal naar de minister terugkoppelen, als zij bij een inspectie een onaanvaardbare situatie heeft aangetroffen die politiek-bestuurlijk ernstige gevolgen kan hebben.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchief-inspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst.
In art. 25b, lid 2, van de Archiefwet 1995 zoals die luidt na de verzelfstandiging van de Rijksarchiefinspectie (Stb. 2001, 131), is deze handeling formeel komen te vervallen, maar zij kan uiteraard als uitvloeisel van de toezichthoudende taak nog wel vóórkomen.
Waardering: B (2)
349
Handeling: Het aan de Minister van Cultuur uitbrengen van een jaarlijks verslag van het toezicht op het beheer van archiefbescheiden
Periode: 1968–2001
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 54 lid 3, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 19, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 25b, lid 3
Product: Jaarlijks verslag
Opmerking: Bij dit verslag worden ook aanbevelingen gedaan over te treffen voorzieningen.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchief-inspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst.
Waardering: B 2
601
Handeling: Het voorbereiden, mede vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende de uitvoering van het toezicht op naleving van de archiefwetgeving door de centrale overheden
Periode: 1997–2001
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, rapporten, evaluaties, jaarplannen
Opmerking: Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: B 1, 2, 5
602
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen
Periode: 1997–2001
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: Jaarverslagen
Opmerking: Deze verslagen betreffen niet de wettelijk vereiste jaarlijkse rapportage aan de minister van OCW, maar gaan (mede) over de bedrijfsvoering.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: B 3
603
Handeling: Het in het kader van het toezicht op de naleving van de archiefwetgeving door de centrale overheden verrichten van onderzoeken betreffende aspecten van archiefbeheer bij de centrale overheden
Periode: 1997–2001
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: Rapporten
Opmerking: Anders dan inspecties zijn de onderzoeken er niet voor bedoeld om een oordeel uit te spreken over het archiefbeheer bij bepaalde organisaties. Een onderzoek wordt gestart als de Rijksarchiefinspectie een bepaald onderwerp van algemeen belang vindt en zich daarvan een goed beeld wil vormen. De rapportage wordt in bepaalde gevallen gevolgd door een voorlichtingsbrochure (zie handeling betreffende voorlichting).
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: Eindrapporten: B 5
Overige stukken: V 10 jaar
604
Handeling: Het ontwikkelen van instrumenten in het kader van de uitoefening van toezicht op het archiefbeheer bij de centrale overheden
Periode: 1997–2001
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: modellen en standaardproducten
Opmerking: Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: V 10 jaar
605
Handeling: Het (systematisch) volgen van de ontwikkeling van het archiefbeheer bij de zorgdragers van de centrale overheid
Periode: 2000–2001
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet derde trache Awb II (Stb. 1997/580): art. 25a, lid 1
Product: jaarlijkse vragenlijsten
Opmerking: De jaarlijkse vragenlijst is het belangrijkste instrument in het kader van de monitoring.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: V 10 jaar
606
Handeling: Het voeren van overleg met andere instanties die een specifieke rol spelen op het gebied van archiefbeheer of inspecties: Periode: 1997–2001
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Opmerking: De overleggen vinden meestal incidenteel plaats en betreffen bijv. de archiefinspecties voor de andere overheden, cultuurinspecties, ministeries of werkgroepen die een specifieke op DIV-gebied.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: V 10 jaar
607
Handeling: Het opstellen en uitbrengen van adviezen aan de minister van Cultuur over beleidsaangelegenheden betreffende het archiefbeheer bij de centrale overheden
Periode: 1997–2001
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Opmerking: De adviezen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de totstandkoming van de archiefwetgeving of op aspecten die het archiefbeheer bij centrale overheden betreffen.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: B 1
608
Handeling: Het adviseren aan zorgdragers betreffende (aspecten van) archiefbeheer en/of inspecties
Periode: 1997–2001
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: adviezen aan zorgdragers
Opmerking: Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: B (5)
609
Handeling: Het adviseren aan andere instellingen dan zorgdragers betreffende (aspecten van) archiefbeheer en/of inspecties
Periode: 1997–2001
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: adviezen
Opmerking: Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: V 10 jaar
610
Handeling: Het geven van voorlichting aan zorgdragers en derden betreffende het archiefbeheer
Periode: 1997–2001
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: brochure, presentatie, enz.
Opmerking: De voorlichting kan via verschillende media worden gegeven: brochures (soms voortvloeiend uit onderzoeken), workshops, presentaties, internet, enz.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: V 5 jaar
Van gedrukt voorlichtingsmateriaal wordt één exemplaar bewaard (B 5)
611
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende (toezicht op) het archiefbeheer bij de centrale overheden
Periode: 1997–2001
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: Brieven, notities
Opmerking: Deze handeling heeft geen betrekking op WOB-verzoeken.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: V 10 jaar
361
Handeling: Het voeren van het driehoeksoverleg over (ontwerp-)vernietigingslijsten
Periode: 1972–1995
Grondslag: Besluit algemene richtlijnen vaststelling vernietigingslijsten archiefbescheiden (Stcrt. 1972/109)
Product: Notulen, driehoeksverslag
Waardering: B 5
372
Handeling: Het voeren van het driehoeksoverleg over (ontwerp-)selectielijsten
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 3
Product: Notulen, driehoeksverslag
Opmerking: Het driehoeksoverleg resulteert in een ontwerp-selectielijst, die door de zorgdrager bij de Minister van Cultuur wordt ingediend. De lijst wordt gedurende acht weken ter inzage gelegd. Hierop kan iedereen een reactie geven. De Minister van Cultuur verzamelt deze reacties en overhandigt ze tegelijk met de adviesaanvraag aan de Raad voor cultuur.
Waardering: B 5
396
Handeling: Het herzien van een afwijzende beslissing van de beheerder op een verzoek tot vervroegde overbrenging van archiefbescheiden naar een rijksarchiefbewaarplaats
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 19 lid 2, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 13 lid 2
Product: Beschikking
Opmerking: Is de afwijzende beslissing genomen door de algemene rijksarchivaris, dan kan de Minister van Cultuur deze herzien. Is de afwijzende beslissing genomen door een van de andere rijksarchivarissen, dan kan de algemene rijksarchivaris deze herzien.
Waardering: V 10 jaar
408
Handeling: Het herzien van een afwijzende beslissing van de beheerder op een verzoek tot raadpleging of gebruik van archiefbescheiden
Periode: 1968–1995
Grondslag: Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/550), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1, derde lid der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 3, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 22 lid 2
Product: Besluit
Opmerking: Is de afwijzende beslissing genomen door de algemene rijksarchivaris, dan kan de Minister van Cultuur deze herzien. Is de afwijzende beslissing genomen door een van de andere rijksarchivarissen, dan kan de algemene rijksarchivaris deze herzien.
Waardering: V 10 jaar
416
Handeling: Het aanwijzen van instellingen waar een deskundig beheer en een veilige bewaring van de archiefbescheiden is gewaarborgd (in verband met de uitlening van archiefbescheiden)
Periode: 1996–
Grondslag: Regeling van de algemene rijksarchivaris van 29 januari 1996, houdende richtlijnen voor de uitlening van archiefbescheiden
Product: Lijst
Opmerking: De lijst wordt door de algemene rijksarchivaris en de provinciale archiefinspecteurs bijgehouden en door de algemene rijksarchivaris gepubliceerd.
Waardering: B 5
418
Handeling: Het herzien van een afwijzende beslissing van de beheerder op een verzoek tot uitlening van archiefbescheiden
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/550), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1, derde lid der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 7, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 24 lid 2
Product: Besluit
Opmerking: Is de afwijzende beslissing genomen door de algemene rijksarchivaris, dan kan de Minister van Cultuur deze herzien. Is de afwijzende beslissing genomen door een van de andere rijksarchivarissen, dan kan de algemene rijksarchivaris deze herzien.
Waardering: V 10 jaar
419
Handeling: Het machtigen van de beheerder tot het uitlenen van archiefbescheiden
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/550), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1, derde lid der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 8, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 26 lid 1
Product: Machtiging
Opmerking: Deze machtiging was alleen vereist, als het ging om uitlening aan andere instellingen dan de voormalige zorgdrager of een archiefbewaarplaats aangewezen door de Minister. Ging het om door de algemene rijksarchivaris uit te lenen bescheiden, dan was een machtiging van de Minister vereist. Ging het om door de andere rijksarchivarissen uit te lenen bescheiden, dan was een machtiging van de algemene rijksarchivaris vereist.
Waardering: V 10 jaar
424
Handeling: Het machtigen van de zorgdrager tot het in bewaring geven van archiefbescheiden niet berustende in een rijksarchiefbewaarplaats
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 13
Product: Brief, machtiging
Waardering: B 5
429
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur over de vervreemding van archiefbescheiden
Periode: 1945–1968
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 7
Product: Advies
Opmerking: Dit betrof zowel vervreemding van bescheiden die berustten bij een archiefbewaarplaats als vervreemding van andere archiefbescheiden.
Waardering: B 5
431
Handeling: Het adviseren over de vervreemding van archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berusten
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 j° art. 8 lid 2
Product: Advies
Waardering: B 5
459
Handeling: Het samen met de Directeur Cultureel Erfgoed opstellen van een managementcontract
Periode: 1996–
Grondslag:
– Statuut agentschap rijksarchiefdienst (Stcrt. 1996/35), art. 6–7
Product: Managementcontract
Opmerking: In het managementcontract worden de door de rijksarchiefdienst in een bepaalde periode te verrichten prestaties vastgelegd.
Waardering: B 5
460
Handeling: Het indienen bij de Directeur Cultureel Erfgoed van een jaarverslag en een jaarrekening
Periode: 1996–
Grondslag:
– Statuut agentschap rijksarchiefdienst (Stcrt. 1996/35), art. 8
Product: Jaarverslag, jaarrekening
Waardering: B 2
Beheerder van een rijksarchiefbewaarplaats
327
Handeling: Het opstellen van richtlijnen, verslagen en rapporten betreffende het in goede staat brengen en bewaren van archieven die in een rijksarchiefbewaarplaats berusten
Periode: 1945–
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 2 lid 1, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art 3
Product: Richtlijnen, procedurebeschrijvingen, bewerkingsplannen, behoudsdossiers, verslagen
Opmerking: Het in goede staat brengen en bewaren omvat onder meer de volgende werkzaamheden:
controle depot(hygiëne);
controle materiële staat;
herverpakken/ etiketteren;
uitvoeren conservering;
uitvoeren restauratie;
uitvoeren conversie / verfilming.
Waardering: B 5
328
Handeling: Het financieel afhandelen van het in goede staat brengen en bewaren van archieven die in een rijksarchiefbewaarplaats berusten
Periode: 1945–
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 2 lid 1, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art 3
Product: Offertes, rekeningen
Waardering: V 10 jaar
329
Handeling: Het opstellen van toegangen, inventarissen, archievenoverzichten en -registraties in het kader van het toegankelijk maken en houden van archieven die in een rijksarchiefbewaarplaats berusten
Periode: 1945–
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 2 lid 1, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art 3
Product: Archievenregistraties (bijvoorbeeld ABS-Archeion), toegangen, inventarissen, archievenoverzichten, databases, etc.
Waardering: B 5
337
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur over de beëindiging van zijn inspectietaak voor wat betreft de archiefbescheiden van gemeenten, waterschappen, veenschappen en veenpolders
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 66
Product: Advies
Opmerking: Het betreft de beëindiging van de inspectietaak die de rijksarchivaris in de provincie kon worden opgedragen op grond van art. 1 van het Koninklijk besluit van 6 september 1919 (Stb. 1919/557).
Waardering: V 10 jaar
342
Handeling: Het verzamelen van gegevens in het kader van het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de rijksorganen en de overheidsorganen bedoeld in art. 38 Archiefwet 1962 resp. art. 41 Archiefwet 1995
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 19, art. 38 lid 3, Archiefbesluit 1968 (Stb. 1968/200), art. 51–52, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 25 lid 2 sub b, art. 25a, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 15–17
Product: Correspondentie
Opmerking: De algemene rijksarchivaris staat hierbij onder bevelen van de Minister van Cultuur en kan de toezichthoudende taak laten verrichten door archiefinspecteurs die door hem zijn aangewezen. Deze zijn bij de uitoefening van hun taak bevoegd:
alle ruimten waar zich archiefbescheiden bevinden te betreden;
inzage te vorderen in archiefbescheiden, met inachtneming van de voorschriften ten aanzien van de beveiliging van geheimen;
inlichtingen te vorderen;
inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden;
kopieën van zakelijke gegevens en bescheiden te maken of, indien dit niet ter plaatse kan geschieden, de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen.
Waardering: V 10 jaar
343
Handeling: Het opstellen van rapporten en verslagen in het kader van het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de rijksorganen en de overheidsorganen bedoeld in art. 38 Archiefwet 1962 resp. art. 41 Archiefwet 1995
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 19, art. 38 lid 3, Archiefbesluit 1968 (Stb. 1968/200), art. 51–52, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 25 lid 2 sub b, art. 25a, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 15–17
Product: Verslagen, rapporten
Waardering: B 5
356
Handeling: Het opstellen van een verklaring van vernietiging van in een rijksarchiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden
Periode: 1945–
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 2, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 4, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 8
Product: Verklaring van vernietiging
378
Handeling: Het adviseren over de (incidentele) vernietiging van archiefbescheiden van de Hoge Colleges van Staat, het Kabinet der Koningin, de overige rijksorganen, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, de veenschappen, de veenpolders, de organen ingesteld bij een regeling bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, en de overige openbare lichamen
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 1–5, Archiefbesluit (1968/200): art. 3 lid 4 sub a–h
Product: Advies
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die nog niet naar een archiefbewaarplaats waren overgebracht en die niet vermeld stonden op een vernietigingslijst.
Waardering: B 5
395
Handeling: Het beslissen op een verzoek tot vervroegde overbrenging van archiefbescheiden naar een rijksarchiefbewaarplaats
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 19 lid 1, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 13 lid 1
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
398
Handeling: Het opstellen van een verklaring van schenking met betrekking tot particuliere archieven
Periode: 1945–
Product: Verklaring van schenking
Waardering: B 5
401
Handeling: Het adviseren van de zorgdrager over het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden bij de overbrenging
Periode: 1992–
Grondslag: Archiefwet 1962 (1962/313) zoals gewijzigd bij Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991/703): art. 7a lid 1, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 15 lid 1
Product: Advies
Waardering: V 10 jaar
403
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur over het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden na overbrenging
Periode: 1968–1993
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 21
Product: Advies
Waardering: V 10 jaar
407
Handeling: Het (onder voorwaarden) toestaan of afwijzen van een verzoek tot raadpleging of gebruik van archieven waaraan bij of na overbrenging beperkingen aan de openbaarheid zijn gesteld
Periode: 1945–
Grondslag: Archiefwet 1962, art. 7, lid 2, j°; Archiefbesluit, art. 18, lid 2; Archiefwet 1995
Product: Besluit
Opmerking: Dit kan de beheerder doen als hij van oordeel is dat de openbaarheidbeperkingen of de toestand van de archiefbescheiden zich tegen raadpleging en gebruik verzetten of dat de stukken niet veilig aan de verzoeker kunnen worden toevertrouwd.
Waardering: V 10 jaar
417
Handeling: Het beslissen op een verzoek tot uitlening van archiefbescheiden
Periode: 1945–
Grondslag: Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/550), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1, derde lid der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 5–6, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 23, art. 24 lid 1, art. 25, art. 26, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 18
Product: Besluit, brief
Waardering: V 10 jaar
423
Handeling: Het sluiten van overeenkomsten met betrekking tot de inbewaringgeving van archiefbescheiden die in een rijksarchiefbewaarplaats berusten
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 12
Product: Besluit, brief
Opmerking: Dit geschiedt pas na machtiging van de Minister van Cultuur.
Waardering: B 5
430
Handeling: Het opstellen van een verklaring van vervreemding van archiefbescheiden die in een rijksarchiefbewaarplaats berusten
Periode: 1945–1968
Grondslag: Besluit van 7oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 7
Product: Besluit, verklaring van vervreemding, aanvraag tot machtiging
Opmerking: Dit geschiedt na machtiging door de Minister van Cultuur.
Waardering: B 5
439
Handeling: Het vervreemden, respectievelijk ruilen van archiefbescheiden die in een rijksarchiefbewaarplaats berusten
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit 1968 (Stb. 1968/200): art. 9
Product: Verklaring van vervreemding
Opmerking: Dit kon slechts geschieden ter uitvoering van een wettelijk voorschrift of na machtiging van de Minister van Cultuur en degene op wiens last deze archiefbescheiden waren overgebracht.
Waardering: B 5
614
Handeling: Het registreren van gegevens met betrekking tot personen die gebruik maken of kenbaar maken gebruik te willen maken van de voorzieningen van de Rijksarchiefdienst
Periode: 1945–
Grondslag: Reglement Persoonsregistraties Rijksarchiefdienst
Waardering: V 6 jaar na laatste bezoek van betrokken persoon
462
Handeling: Het administratief afhandelen van de beschikbaarstelling van archieven aan bezoekers
Periode: 1945–
Product: Aanvraagformulieren, reserveringsformulieren etc.
Opmerking: Van kwetsbare of veel geraadpleegde archiefstukken worden reproducties (microfilms, microfiches, fotokopieën) ter beschikking gesteld.
Waardering: V 10 jaar
463
Handeling: Het verstrekken van informatie uit archieven
Periode: 1945–
Product: Correspondentie, aanvraagformulieren, rekeningen
Opmerking: Dit omvat inlichtingen-op-afstand en het op verzoek vervaardigen van reproducties van archiefbescheiden.
Waardering: V 10 jaar
464
Handeling: Het organiseren van educatieve en promotionele activiteiten met betrekking tot archieven
Periode: 1945–
Product: Aanmeldingsformulieren, rekeningen, etc.
Opmerking: Dit omvat cursussen (b.v. genealogie, oud schrift), studiedagen, open dagen, lezingen, rondleidingen, tentoonstellingen, activiteiten gericht op scholen etc.
Waardering: V 10 jaar
465
Handeling: Het vaststellen van het eindproduct van educatieve en promotionele activiteiten
Periode: 1945–
Product: Informatiebladen, folders, gidsen, etc.
Waardering: B 5
473
Handeling: Het verstrekken van een getuigschrift omtrent de praktische archiefkennis van personen die zich bekwamen als wetenschappelijk archiefambtenaar
Periode: 1945–1968
Grondslag: Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/551), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 3 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/ 378): art. 6
Waardering: V 10 jaar
495
Handeling: Het afgeven van een verklaring dat een student aan de rijksarchiefschool met goed gevolg een jaar praktisch werkzaam is geweest aan één of meer rijksarchiefbewaarplaatsen
Periode: 1968–1986
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 35, art. 38 lid 1 sub b
Product: Verklaring
Waardering: V 10 jaar
Benoemingen-adviescommissie leden Raad voor cultuur
539
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur bij het voorbereiden van de benoeming van de eerste leden van de Raad voor cultuur
Periode: 1995
Grondslag: Instelling benoemingen-adviescommissie leden Raad voor cultuur (Stcrt. 1995/142): art. 1, art. 2, art. 3
Product: Advies
Opmerking: Omdat de Raad voor cultuur nog niet ingesteld was, is met dit doel de benoemingen-adviescommissie leden Raad voor cultuur ingesteld. Het advies omvat daarom het aantal leden van de Raad voor cultuur en de personen die voor benoeming in aanmerking komen. De commissie geeft hierbij aan welke overwegingen aan het advies ten grondslag zijn gelegd. Het advies wordt gegeven op zijn laatst op de dag waarop de Raad voor cultuur wordt ingesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met:
De wenselijkheid dat de leden afkomstig zijn uit verschillende delen van het land
De wenselijkheid van continuïteit ten opzichte van de bestaande adviesraden
Vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheden evenredig vertegenwoordigd zijn
Waardering: V 10 jaar
542
Handeling: Het doen van een voorstel aan de Minister van Cultuur voor de vervulling van een vacature in de Raad voor cultuur
Periode: 1996–
Grondslag: Benoemingsregeling Raad voor cultuur (Stcrt. 1997/8): art. 2, art. 3
Product: Voorstel
Opmerking: Nadat de Raad voor cultuur is ingesteld en er een nieuwe vacature ontstaat, heeft de benoemingen-adviescommissie vanaf 20 november 1996 als taak het doen van een voorstel aan de Minister van Cultuur voor de vervulling van de vacature. Hierbij wordt zorggedragen dat:
bij de samenstelling de aandachtsgebieden van de Raad voor cultuur door één of meer leden herkenbaar zijn
vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheden evenredig vertegenwoordigd zijn
er voldoende kennis is in de Raad voor cultuur betreffende het gemeentelijke of provinciale cultuurbeleid
de leden over het hele land verspreid zijn.
Waardering: V 10 jaar
550
Handeling: Het adviseren aan de Minister waaronder het cultuurbeheer over het voorstel van de Raad voor cultuur voor de benoeming van extra leden van een vaste of een tijdelijke commissie
Periode: 1996–
Grondslag: Benoemingsregeling Raad voor cultuur (Stcrt. 1997/8): art. 6 en 7
Product: Advies
Opmerking: Het gaat hierbij om de benoeming van deskundigen tot lid van een vaste of een tijdelijke commissie van de Raad voor cultuur als er niet voldoende specialistische kennis aanwezig is in de Raad voor cultuur voor de voorbereiding van een advies. Belangrijk hierbij is dat:
de benoeming noodzakelijk is,
er voldoende rekening gehouden wordt met het streven naar een evenredige verdeling van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheden,
dat er voldoende kennis is in de Raad voor cultuur betreffende het gemeentelijke of provinciale cultuurbeleid en
dat de leden over het hele land verspreid zijn.
Waardering: V 10 jaar
Bezwarencommissie verzelfstandiging rijksmuseale diensten
102
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur bij het beslissen over de bezwaren van het personeelslid
Periode: 1993–
Grondslag: Regeling bezwarencommissie verzelfstandiging rijksmuseale diensten (Stcrt. 1993/182): art. 2, art. 4 lid 1, art. 9 lid 1
Product: Advies
Opmerking: Het gaat hierbij om bezwaren van het personeelslid tegen het in dienst komen bij een verzelfstandigd rijksmuseum. De commissie stelt haar advies vast bij meerderheid van stemmen. De commissie stuurt het bezwaarschrift met het advies en het verslag van het horen van het personeelslid dat het bezwaarschrift heeft ingediend aan de Minister van Cultuur.
Waardering: V 10 jaar
104
Handeling: Het vaststellen van regels met betrekking tot haar werkwijze
Periode: 1993–
Grondslag: Regeling bezwarencommissie verzelfstandiging rijksmuseale diensten (Stcrt. 1993/182): art. 7
Product: Regels
Waardering: B 5
College van beroep voor de examens archivistiek A en B
503
Handeling: Het beslissen op het beroep van een afgewezen kandidaat tegen het besluit van de examencommissie
Periode: 1996–1999
Grondslag: Tijdelijk examenreglement archivistiek (Stcrt. 1996/34), art. 6
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
Commissie (normen objecten van culturele waarde)
32
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur over de normen welke in acht genomen moeten worden bij het aanwijzen van objecten van (bijzondere) culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 15 lid 1
Product: Advies
Waardering: B 1
35
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur bij het beslissen over het bezwaar tegen de aanwijzing van roerende zaken van het Rijk als objecten van culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 3 lid 2, art. 15
Product: Advies
Opmerking: Deze commissie was ingesteld om de Minister van Cultuur en het hoofd van de RBK te adviseren over de normen die in acht genomen moesten worden bij de aanwijzing van objecten van (bijzondere) culturele waarde.
Waardering: V 10 jaar
54
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur bij het bepalen van welke instellingen voor de toepassing van het besluit met een rijksmuseum worden gelijkgesteld
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 20
Product: Advies
Opmerking: Met het besluit werd de Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34) bedoeld.
Waardering: B 4
62
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur en de RBK over zaken betreffende objecten van culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 15 lid 2
Product: Advies
Waardering: B 1
Commissie Nota Archiefbeleid
513
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur inzake het archiefbeleid van de rijksoverheid
Periode: 1976–1982
Product: Discussienota Archiefbeleid (1982)
Waardering: B 1
Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst
57
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur bij het doen van een voordracht voor de benoeming van het hoofd van de RBK
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 5
Product: Advies
Waardering: V 5 jaar
65
Handeling: Het adviseren van de RBK
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art 1 lid 2, art. 10 lid 2
Product: Advies
Opmerking: De commissie gaf desgevraagd of uit eigen beweging advies aan het hoofd van de RBK over de wijze waarop de RBK het door de Minister van Cultuur vastgestelde beleid uitvoerde, alsmede de door RBK op te stellen meerjarenplannen en de jaarlijkse taakstelling. Een minderheidsstandpunt met betrekking tot een uit te brengen advies werd, op daartoe strekkend verzoek van de betrokken leden, in het advies opgenomen.
Waardering: B 1
66
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur over het inzake de RBK te voeren beleid en over het functioneren van de RBK
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art 1 lid 3
Product: Advies
Opmerking: De commissie geeft desgevraagd of uit eigen beweging advies aan de Minister van Cultuur.
Waardering: B 1
68
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur bij het benoemen en ontslaan van de leden van de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art 2 lid 3 en 5
Product: Advies
Waardering: V 10 jaar
74
Handeling: Het beslissen dat het hoofd van de RBK de vergadering van de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst niet bijwoont
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 9 lid 2
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar
75
Handeling: Het, na overleg met het hoofd van de RBK, verzoek doen aan de personeelsleden van de RBK om de vergadering van de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst bij te wonen
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 9 lid 3
Product: Verzoek
Waardering: V 5 jaar
78
Handeling: Het adviseren van de RBK over zijn voorstel voor een taakstellende begroting voor het volgende jaar
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 13
Product: Advies
Waardering: B 1, 5
81
Handeling: Het bespreken van het jaarverslag van de RBK
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 14
Product: Notulen, advies
Waardering: B 2
82
Handeling: Het regelen van haar werkwijze
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 15
Product: Reglement
Waardering: B 5
84
Handeling: Het verrichten van voorbereidende werkzaamheden
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 18
Product: Advies, verslag
Opmerking: Deze beslaan het voorbereiden van adviestaken inzake taken van het Bureau Beeldende Kunst Buitenland en de Nederlandse Kunststichting die bij de RBK ondergebracht worden.
Waardering: B 1
Commissie voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen
23
Handeling: Het stellen van richtlijnen voor het in bruikleen geven van de aan het Rijk toebehorende kunstvoorwerpen
Periode: 1949–1985
Grondslag: Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen: art. 5 lid 3
Product: Richtlijnen
Opmerking: Deze moesten door de Minister van Cultuur worden goedgekeurd.
Waardering: B 5
28
Handeling: Het beslissen bij twijfel of een aan het Rijk toebehorend voorwerp aan te merken is als een kunstvoorwerp
Periode: 1949–1985
Grondslag: Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen: art. 7
Product: Besluit
Waardering: B 5
Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen
19
Handeling: Het inventariseren van alle aan het Rijk toebehorende kunstvoorwerpen
Periode: 1949–1985
Grondslag: Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen: art. 5 lid 1
Product: Inventaris, lijst, rapport
Opmerking: Het ging hierbij om de voorwerpen die niet in de inventaris van een (rijks)museale instelling waren ingeschreven.
Waardering: B 1
20
Handeling: Het houden van toezicht op de aan het Rijk toebehorende kunstvoorwerpen
Periode: 1949–1985
Grondslag: Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen: art. 5 lid 2, art. 8 lid 1
Product: Rapport
Opmerking: Hieronder vielen ook de voorwerpen die langer dan een jaar in bruikleen waren gegeven en in de inventaris van een rijksmuseale instelling waren ingeschreven.
Waardering: B 2
21
Handeling: Het in bruikleen geven van de aan het Rijk toebehorende kunstvoorwerpen
Periode: 1949–1985
Grondslag: Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen: art. 5 lid 3
Product: Correspondentie
Waardering: V 10 jaar
22
Handeling: Het bemiddelen bij het in bruikleen geven van de aan het Rijk toebehorende kunstvoorwerpen
Periode: 1949–1985
Grondslag: Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen: art. 8 lid 1, art. 8 lid 2
Product: Correspondentie
Opmerking: De bemiddeling betrof de voorwerpen die langer dan een jaar in bruikleen waren gegeven en in de inventaris van een rijksmuseale instelling waren ingeschreven.
Waardering: V 10 jaar
25
Handeling: Het terugvorderen van de aan het Rijk toebehorende kunstvoorwerpen
Periode: 1949–1985
Grondslag: Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen: art. 5 lid 4, art. 8 lid 3
Product: Correspondentie, vordering
Opmerking: Hieronder vielen ook de voorwerpen die langer dan een jaar in bruikleen waren gegeven en in de inventaris van een rijksmuseale instelling waren ingeschreven.
Waardering: V 10 jaar
26
Handeling: Het bemiddelen bij het terugvorderen van de aan het Rijk toebehorende kunstvoorwerpen
Periode: 1949–1985
Grondslag: Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen: art. 8 lid 3
Product: Correspondentie
Opmerking: De dienst bemiddelde inzake de voorwerpen die langer dan een jaar in bruikleen waren gegeven en in de inventaris van een rijksmuseale instelling waren ingeschreven.
Waardering: V 10 jaar
Examencommissie
472
Handeling: Het afnemen van de examens die vereist zijn voor benoeming tot wetenschappelijk archiefambtenaar aan een archiefbewaarplaats
Periode: 1945–1968
Grondslag: Besluit van 2 september 1919 (Stb. 1919/551), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 3 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/ 378): art. 4–5;
Waardering: V 10 jaar
501
Handeling: Het afnemen van de examens archivistiek A en B
Periode: 1968–2001
Grondslag: Archiefbesluit (1968/200), art. 34 lid 3;
Tijdelijk examenreglement archivistiek (Stcrt. 1996/34), art. 3
Waardering: V 10 jaar
502
Handeling: Het uitbrengen van een jaarverslag aan de Minister van Cultuur
Periode: 1996–2001
Grondslag: Tijdelijk examenreglement archivistiek (Stcrt. 1996/34), art. 6
Waardering: B 2
Hoofdinspecteur van de Rijksarchiefinspectie
340
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren voor het houden van toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de rijksorganen en de overheidsorganen bedoeld in art. 38 Archiefwet 1962 resp. art. 41 Archiefwet 1995
Periode: 2001–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 51, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 15 lid 2–3, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 25a, lid 1
Product: Aanwijzingsbesluit
Opmerking: Van het aanwijzingsbesluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Waardering: V 10 jaar
344
Handeling: Het uitvoeren van inspecties in het kader van het toezicht op de naleving van de archiefwetgeving door de centrale overheden
Periode: 2001–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 54 lid 1, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 18 lid 1, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 25b, lid 1
Product: Verslag, rapport, voorstel, brief
Opmerking: Hieronder vallen verschillende soorten inspecties: integrale inspecties (doorlichtingen), aspectinspecties, vervolginspecties, incidentinspecties e.d.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst.
Waardering: Eindrapporten: B 5
Overige stukken: V 15 jaar
345
Handeling: Het, aan de Minister van Cultuur, incidenteel mededelen van de bevindingen van het toezicht op het beheer van archiefbescheiden
Periode: 2001–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 54 lid 2, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 18 lid 2, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 25b, lid 2
Product: Brief, rapport
Opmerking: De inspectie zal naar de minister terugkoppelen, als zij bij een inspectie een onaanvaardbare situatie heeft aangetroffen die politiek-bestuurlijk ernstige gevolgen kan hebben.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchief-inspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst.
In art. 25b, lid 2, van de Archiefwet 1995 zoals die luidt na de verzelfstandiging van de Rijksarchiefinspectie (Stb. 2001, 131), is deze handeling formeel komen te vervallen, maar zij kan uiteraard als uitvloeisel van de toezichthoudende taak nog wel vóórkomen.
Waardering: B 2
349
Handeling: Het aan de Minister van Cultuur uitbrengen van een jaarlijks verslag van het toezicht op het beheer van archiefbescheiden aan de Minister van Cultuur
Periode: 2001–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 54 lid 3, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 19, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997/580): art. 25b, lid 3
Product: Jaarlijks verslag
Opmerking: Bij dit verslag worden ook aanbevelingen gedaan over te treffen voorzieningen.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchief-inspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst.
Waardering: B 2
601
Handeling: Het voorbereiden, mede vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende de uitvoering van het toezicht op naleving van de archiefwetgeving door de centrale overheden
Periode: 2001–
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, rapporten, evaluaties, jaarplannen
Opmerking: Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: B 1, 2, 5
602
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen
Periode: 2001–
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: Jaarverslagen
Opmerking: Deze verslagen betreffen niet de wettelijk vereiste jaarlijkse rapportage aan de minister van OCW, maar gaan (mede) over de bedrijfsvoering.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: B 3
603
Handeling: Het in het kader van het toezicht op de naleving van de archiefwetgeving door de centrale overheden verrichten van onderzoeken betreffende aspecten van archiefbeheer bij de centrale overheden
Periode: 2001–
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: Rapporten
Opmerking: Anders dan inspecties zijn de onderzoeken er niet voor bedoeld om een oordeel uit te spreken over het archiefbeheer bij bepaalde organisaties. Een onderzoek wordt gestart als de Rijksarchiefinspectie een bepaald onderwerp van algemeen belang vindt en zich daarvan een goed beeld wil vormen. De rapportage wordt in bepaalde gevallen gevolgd door een voorlichtingsbrochure (zie handeling betreffende voorlichting).
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: Eindrapporten: B 5
Overige stukken: V 10 jaar
604
Handeling: Het ontwikkelen van instrumenten in het kader van de uitoefening van toezicht op het archiefbeheer bij de centrale overheden
Periode: 2001–
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: modellen en standaardproducten
Opmerking: Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: V 10 jaar
605
Handeling: Het (systematisch) volgen van de ontwikkeling van het archiefbeheer bij de zorgdragers van de centrale overheid
Periode: 2001–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276) zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet derde trache Awb II (Stb. 1997/580): art. 25a, lid 1
Product: jaarlijkse vragenlijsten
Opmerking: De jaarlijkse vragenlijst is het belangrijkste instrument in het kader van de monitoring.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: V 10 jaar
606
Handeling: Het voeren van overleg met andere instanties die een specifieke rol spelen op het gebied van archiefbeheer of inspecties:
Periode: 2001–
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Opmerking: De overleggen vinden meestal incidenteel plaats en betreffen bijv. de archiefinspecties voor de andere overheden, cultuurinspecties, ministeries of werkgroepen die een specifieke op DIV-gebied.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: V 10 jaar
607
Handeling: Het opstellen en uitbrengen van adviezen aan de minister van Cultuur over beleidsaangelegenheden betreffende het archiefbeheer bij de centrale overheden
Periode: 2001–
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Opmerking: De adviezen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de totstandkoming van de archiefwetgeving of op aspecten die het archiefbeheer bij centrale overheden betreffen.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: B 1
608
Handeling: Het adviseren aan zorgdragers betreffende (aspecten van) archiefbeheer en/of inspecties
Periode: 2001–
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: adviezen aan zorgdragers
Opmerking: Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: V 10 jaar
609
Handeling: Het adviseren aan andere instellingen dan zorgdragers betreffende (aspecten van) archiefbeheer en/of inspecties
Periode: 2001–
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: adviezen
Opmerking: Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: V 10 jaar
610
Handeling: Het geven van voorlichting aan zorgdragers en derden betreffende het archiefbeheer
Periode: 2001–
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: brochure, presentatie, enz.
Opmerking: De voorlichting kan via verschillende media worden gegeven: brochures (soms voortvloeiend uit onderzoeken), workshops, presentaties, internet, enz.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: V 10 jaar
Van gedrukt voorlichtingsmateriaal wordt één exemplaar bewaard (B 5)
611
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende (toezicht op) het archiefbeheer bij de centrale overheden
Periode: 2001–
Bron: Mededeling van R. Kramer (plv. hoofd Rijksarchiefinspectie) tijdens driehoeksoverleg
Product: Brieven, notities
Opmerking: Deze handeling heeft geen betrekking op WOB-verzoeken.
Van 1997 tot 2001 werd deze handeling verricht door de Rijksarchiefinspectie als onderdeel van de Rijks Archief Dienst
Waardering: V 10 jaar
Rijksdienst Beeldende Kunst (RBK)
30
Handeling: Het aanwijzen van roerende zaken van het Rijk als objecten van culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 3 lid 1
Product: Besluit
Opmerking: Hierbij werden de normen in acht genomen die de Minister van Cultuur had vastgesteld.
Waardering: B 1
37
Handeling: Het voordragen van roerende zaken van het Rijk aan de Minister van Cultuur ter aanwijzing als objecten van bijzondere culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 4
Product: Voordracht
Opmerking: Het ging hierbij om objecten van culturele waarde die op grond van hun bijzondere betekenis tevens objecten van bijzondere culturele waarde waren.
Waardering: B 1
39
Handeling: Het bijhouden van een inventaris van alle objecten van culturele waarde van het Rijk
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 5
Product: Inventaris
Opmerking: Van de objecten die daarvoor in aanmerking kwamen, legde de RBK tevens documentatie aan.
Waardering: B 1
42
Handeling: Het instemmen met de overdracht van de zorg voor een object van culturele waarde voor langer dan een jaar
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 8 lid 3
Product: Beschikking, brief
Waardering: V 10 jaar
46
Handeling: Het houden van toezicht op de zorg voor objecten van culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 12
Product: Rapport, correspondentie
Opmerking: Deze konden ook betrekking hebben op het tijdelijk overdragen van de zorg of het gebruik van een object van culturele waarde.
Waardering: B 2
47
Handeling: Het mededelen van het niet naleven van de gestelde eisen aan de zorg voor objecten van culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 13 lid 1
Product: Correspondentie
Opmerking: De RBK deed deze mededeling aan degene bij wie de zorg voor het object rust en, indien nodig, de Minister van Cultuur.
Waardering: V 10 jaar
52
Handeling: Het overleggen met degene bij wie de zorg voor een object van culturele waarde berust over de opgegeven objecten van culturele waarde die door of namens hem verworven zijn
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 18 lid 1
Product: Notulen, correspondentie
Waardering: V 10 jaar
60
Handeling: Het opstellen van een jaarlijkse taakstelling
Periode: 1985–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art 1 lid 2
Product: Jaarplan
Waardering: B 1
61
Handeling: Het opstellen van een meerjarenplan
Periode: 1985–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art 1 lid 2
Product: Meerjarenplan
Waardering: B 1
72
Handeling: Het verzoek doen aan de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst om een vergadering bijeen te roepen
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 7
Product: Verzoek
Waardering: V 5 jaar
76
Handeling: Het overleggen met de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst over het verzoek aan de personeelsleden van de RBK om de vergadering van de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst bij te wonen
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 9 lid 3
Product: Correspondentie
Waardering: V 5 jaar
77
Handeling: Het uitbrengen van een verslag aan de Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 6, art. 12
Product: Verslag
Opmerking: Het verslag omvat het gevoerde beheer, de afgelopen en de voorgenomen werkzaamheden en de te verwachten bijzondere gebeurtenissen met betrekking tot de RBK.
Waardering: B 3
79
Handeling: Het doen van een voorstel voor een taakstellende begroting voor het volgende jaar
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 13
Product: Ontwerp-begroting
Waardering: B 1, 5
80
Handeling: Het uitbrengen van een jaarverslag
Periode: 1984–1997
Grondslag: Instellingsbeschikking Commissie van bijstand Rijksdienst beeldende kunst (Stcrt. 1984/49): art. 14
Product: Jaarverslag
Opmerking: Dit wordt door het hoofd van de RBK aan de Minister van Cultuur uitgebracht.
Waardering: B 3
253
Handeling: Het opstellen van beschrijvingen van de collecties van de te verzelfstandigen rijksmuseale diensten
Periode: 1955–
Grondslag: Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 14 (zoals gewijzigd bij Implementatiewet bescherming cultuurgoederen tegen illegale uitvoer (Stb. 1995/145): art. I sub B), Wijziging Organisatie- en mandaatregeling OCenW (Stcrt. 1997/19). Toelichting
Product: Lijst
Opmerking: Het gaat hierbij om de inventarislijst van roerende zaken van cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis.
Waardering: B 1
256
Handeling: Het geven van voorlichting aan particulieren en overheden in binnen- en buitenland
Periode: 1985–
Grondslag/ Bron: Instelling Rijksdienst Beeldende Kunst (Stcrt. 1985/7): art. 2 sub c en d, Informatiefolder Inspectie Cultuurbezit, p. 4
Product: Advies, voorlichting, informatiefolder
Waardering: V 5 jaar
Van gedrukt voorlichtingsmateriaal wordt één exemplaar bewaard (B 5)
257
Handeling: Het nazoeken van meldingen over opgedoken kunstvoorwerpen
Periode: 1995–
Bron: Informatiefolder Inspectie Cultuurbezit, p. 4
Product: Rapport, correspondentie
Opmerking: –
Waardering: V 10 jaar
270
Handeling: Het verlenen van een vergunning voor het uitvoeren van beschermde cultuurgoederen buiten de EU
Periode: 1992–
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 3911/92 (PbEG L 395): art. 2, art. 4, Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984/49): art. 14 (zoals gewijzigd bij Implementatiewet bescherming cultuurgoederen tegen illegale uitvoer (Stb. 1995/145): art. I sub B zoals gewijzigd bij Wijziging Organisatie- en mandaatregeling OCenW (Stcrt. 1997/19): art. I lid 5)
Product: Vergunning
Opmerking: De uitvoervergunning wordt verstrekt op verzoek van de belanghebbende door een bevoegde autoriteit van de Lidstaat waar het cultuurgoed zich op 1 januari 1993 bevindt en is in de gehele EU geldig. De uitvoervergunning wordt overlegd aan het douanekantoor dat voor de vervulling van de douaneformaliteiten is bevoegd. Als het cultuurgoed niet onder de verordening valt, is de wet- en regelgeving in de Lidstaat van toepassing. De uitvoervergunning betreft voorwerpen die vermeld zijn in de bijlage van de verordening (EEG) nr. 3911/92 (PbEG L395). Dit geldt ook voor staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (IJsland Liechtenstein, en Noorwegen). Vanaf 1996 is het Hoofd van de Inspectie Cultuurbezit bevoegd deze vergunning te verlenen namens de Minister van Cultuur. Daarvoor werd dit door de afdeling inspectie van de RBK verstrekt. De Inspectie Cultuurbezit verleent de vergunningen in samenwerking met de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer te Groningen.
Waardering: B 5
Tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II
313
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur over het te voeren beleid inzake kunstvoorwerpen die als gevolg van de Tweede Wereldoorlog onder het beheer van het Rijk zijn gekomen
Periode: 1999–2002
Grondslag: Besluit instelling tijdelijk adviescollege herkomst kunstvoorwerpen WO-II (Stcrt. 1999/203): art. 1 sub b
Product: Advies
Waardering: B 1
G. Actoren waarvan de Minister van Verkeer en Waterstaat de zorgdrager is
Minister van Verkeer en Waterstaat
368
Handeling: Het gezamenlijk (met de Minister van Cultuur) vaststellen van een vernietigingslijst voor de archiefbescheiden van waterschappen, veenschappen, veenpolders of onderdelen daarvan
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 5; Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 3 sub f
Product: Vernietigingslijst
Waardering: B 5
383
Handeling: Het machtigen tot vernietiging van archiefbescheiden van waterschappen, veenschappen of veenpolders, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris, de rijksarchivaris in de provincie of de archivaris van het waterschap, veenschap of veenpolder in
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 5, Archiefbesluit (1968/200): art. 3 lid 4 sub f
Product: Machtiging
Opmerking: Dit betrof de vernietiging van niet op een vernietigingslijst voorkomende archiefbescheiden, ongeacht of deze al naar de archiefbewaarplaats van het waterschap, veenschap of veenpolder waren overgebracht
Waardering: B 5
436
Handeling: Het machtigen tot vervreemding, respectievelijk ruiling van archiefbescheiden van waterschappen, veenschappen of veenpolders, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub f j° art. 8 lid 2
Product: Machtiging, brief
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustten.
Waardering: B 5
437
Handeling: Het machtigen tot vervreemding, respectievelijk ruiling van archiefbescheiden van organen ingesteld bij een regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Stb. 1950/K120), tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub g j° art. 8 lid 2
Product: Machtiging, brief
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustten.
Waardering: B 5
H. Actoren waarvan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de zorgdrager is
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
321
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Cultuur inzake regels voor de bouw, verbouwing, inrichting, verandering van de inrichting en ingebruikneming van archiefbewaarplaatsen
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 13 lid 4
Product: Brief
Waardering: B 1
I. Actoren waarvan de universiteit zorgdrager is
Universiteit
180
Handeling: Het indienen van een behoudsaanvraag van de universitaire collecties
Periode: 1997–2000
Grondslag: Regeling financiële ondersteuning van het behoud van de universitaire collecties (Stcrt. 1997/193)
Product: Aanvraag
Opmerking: Deze aanvraag wordt bij de Mondriaan Stichting ingediend. De Minister van Cultuur beoogt duurzame verbetering van de behoudstaak in de Nederlandse universitaire instellingen te bevorderen en een bijdrage te leveren aan het wegwerken van achterstanden in passieve en actieve conservering van collecties die een belangrijk onderdeel vormen van de Collectie Nederland.
Waardering: V 7 jaar
J. Instituut Collectie Nederland (ICN)
85
Handeling: Het in bruikleen geven van voorwerpen uit de collectie
Periode: 1997–
Bron: Kamerstukken II 1995/1996, 24 247, nr. 5, ICN, Kennis voor beter beheer, p. 26–28
Product: Correspondentie, contract
Opmerking: Het gaat hier om voorwerpen die in beheer zijn overgedragen.
Waardering: V 10 jaar na einde bruikleen
86
Handeling: Het overdragen van voorwerpen uit de collectie
Periode: 1997–
Bron: ICN, Kennis voor beter beheer, p. 27
Product: Correspondentie, contract
Opmerking: Het gaat hierbij om voorwerpen die reeds langdurig in bruikleen zijn gegeven aan instellingen.
Waardering: V B (5)
87
Handeling: Het geven van advies aan collectiebeherende instellingen
Periode: 1997–
Bron: Kamerstukken II 1995/1996, 24 247, nr. 5, ICN, Kennis voor beter beheer, p. 25–26
Product: Advies
Opmerking: Het advies handelt over de cultuurhistorische waardestelling van voorwerpen en collecties en concrete vragen van collectiebeherende instellingen.
Waardering: V 7 jaar
88
Handeling: Het geven van advies aan de Minister van Cultuur over beleidsmatige vraagstukken
Periode: 1997–
Bron: ICN, Instituut Collectie Nederland, p. 3, ICN, Kennis voor beter beheer, p. 14
Product: Advies
Opmerking: Het ICN geeft dit al dan niet op verzoek.
Waardering: B 1
90
Handeling: Het doen van onderzoek naar het materiële behoud van cultuurgoederen
Periode: 1997–
Bron: Kamerstukken II 1995/1996, 24 247, nr. 5, ICN, Kennis voor beter beheer, p. 21 en 26
Product: Rapport, verslag
Waardering: B (5)
91
Handeling: Het opstellen van collectie(beleids)plannen voor collectiebeherende instellingen
Periode: 1997–
Bron: ICN, Kennis voor beter beheer, p. 13
Product: Collectiebeleidsplan
Opmerking: Deze plannen vormen de basis waarop instellingen de prioriteiten kunnen bepalen in de zorg voor de collecties.
Waardering: B 1
92
Handeling: Het opstellen van een beleidsplan voor zijn werkzaamheden
Periode: 1997–
Product: Beleidsplan
– ICN, Kennis voor beter beheer en behoud. Beleidsplan 1997–2000 (Amsterdam 1997)
Opmerking: –
Waardering: B 1
93
Handeling: Het opleiden van restauratoren en bijscholen van medewerkers van collectiebeherende instellingen
Periode: 1997–
Bron: Kamerstukken II 1995/1996, 24 247, nr. 5, ICN, Kennis voor beter beheer, p. 22–25
Product: Correspondentie, lesmateriaal, rapport
Waardering: V 10 jaar
163
Handeling: Het adviseren van de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen tijdens vergaderingen
Periode: 1997–
Grondslag: Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (Stb. 1998/130): art. I
Product: Advies
Waardering: V 10 jaar
183
Handeling: Het adviseren van de Mondriaan Stichting bij de tussen- en eindcontrole van projecten
Periode: 1997–
Grondslag: Regeling financiële ondersteuning van het behoud van de universitaire collecties (Stcrt. 1997/193)
Product: Advies
Opmerking: Het gaat hierbij om projecten waarvoor de Mondriaan Stichting een financiële bijdrage verstrekt aan een museale instelling voor het cultuurbeheer
Waardering: V 10 jaar
224
Handeling: Het opstellen van een concept-leidraad voor de selectie van (museale) collecties
Periode: 1999–
Product: Leidraad voor het afstoten van museale objecten (Amsterdam 1999)
Waardering: B 1
K. Actoren waarvan de vakminister de zorgdrager is
Vakminister
27
Handeling: Het opgeven van de aan het Rijk toebehorende kunstvoorwerpen die in het departement aanwezig zijn
Periode: 1949–1985
Grondslag: Koninklijk besluit van 26 augustus 1949 (Stcrt. 1949/173), houdende instelling van de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen: art. 6
Product: Lijst, correspondentie
Opmerking: Deze werden opgegeven aan de Dienst voor ’s Rijks verspreide kunstvoorwerpen.
Waardering: –
V 10 jaar na vervanging van de opgave
33
Handeling: Het maken van bezwaar bij de Minister van Cultuur tegen de aanwijzing van roerende zaken van het Rijk als objecten van culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 3 lid 2
Product: Bezwaarschrift
Opmerking: Het bezwaar moest binnen drie maanden gemaakt worden na de aanwijzing.
Waardering: V 20 jaar
41
Handeling: Het (tijdelijk) overdragen van de zorg voor een object van culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 6, art. 8
Product: Beschikking, brief
Opmerking: Wanneer het een overdracht betrof voor langer dan een jaar of tot wederopzegging werd vooraf schriftelijk mededeling gedaan aan het hoofd van de RBK. Deze diende hiermee in te stemmen.
Waardering: V 20 jaar
43
Handeling: Het te kennen geven de zorg voor een object van culturele waarde blijvend over te willen dragen aan de Minister van Cultuur
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 9
Product: Brief
Opmerking: De Minister van Cultuur was verplicht de zorg hiervan over te nemen.
Waardering: V 20 jaar
44
Handeling: Het mededelen aan de RBK van verlies of vermissing van een object van culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 10
Product: Brief
Waardering: V 20 jaar
49
Handeling: Het overleggen met de Minister van Cultuur over de overname van de zorg voor objecten van culturele waarde
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 13 lid 2
Product: Notulen, correspondentie
Opmerking: Het ging hierbij om de gevallen waarin de gestelde eisen aan de zorg voor objecten van culturele waarde niet nageleefd werden en de Minister van Cultuur de zorg ervan overnam.
Waardering: V 20 jaar
51
Handeling: Het, in overleg met de RBK, opgeven van de objecten van culturele waarde die door of namens hem verworven zijn
Periode: 1985–
Grondslag: Regeling zorg voor objecten van culturele waarde van het Rijk (Stcrt. 1985/34): art. 18 lid
Product: Opgave, notulen, correspondentie
Opmerking: Deze opgave werd éénmaal in de drie jaar aan de Minister van Cultuur gedaan. Dit was ook van toepassing op de in hoofdstuk II van de Rijksbegroting opgenomen instanties.
Waardering: V 10 jaar
380
Handeling: Het machtigen tot vernietiging van archiefbescheiden van rijksoverheidsorganen, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris of de rijksarchivaris in de provincie in
Periode: 1945–1968
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 1, Archiefbesluit (1968/200): art. 3 lid 4 sub b en c
Product: Machtiging
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die nog niet naar een rijksarchiefbewaarplaats waren overgebracht en die niet vermeld stonden op een vernietigingslijst.
Waardering: B 5
385
Handeling: Het machtigen tot vernietiging van archiefbescheiden van openbare lichamen, tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub h
Product: Machtiging
Opmerking: Het gaat hierbij om archiefbescheiden die nog niet in vernietigingslijsten zijn omschreven dan wel daarvoor niet in aanmerking komen. Onder vakminister wordt hier begrepen de minister die betrokken was bij de instelling of erkenning van het openbaar lichaam.
Waardering: B 5
391
Handeling: Het (mede-)voorbereiden van een KB waarbij het gedeelte van het eigen archief wordt aangewezen dat naar een rijksarchiefbewaarplaats moet worden overgebracht.
Periode: 1945–1968
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Wet van den 14den Mei 1928 (Stb. 1928/177): art. 11
Product: Kb
Opmerking: Hierbij wordt een tijdstip vastgesteld, waarbij geldt dat archieven die dateren van vóór dit tijdstip, overgebracht moeten worden. De vaststelling gebeurt bij Kb op de gezamenlijke voordracht van de Minister van Cultuur en de vakminister.
Waardering: B 5
438
Handeling: Het machtigen tot vervreemding, respectievelijk ruiling van archiefbescheiden van andere organen dan genoemd in art. 3 lid 3 sub a–g van het Archiefbesluit (Stb. 1968/200), tegen het advies van de algemene rijksarchivaris in
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 3 lid 4 sub h j° art. 8 lid 2
Product: Machtiging, brief
Opmerking: Het ging hierbij om archiefbescheiden die niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustten.
Waardering: B 5
Zorgdrager
354
Handeling: Het machtigen van de algemene rijksarchivaris of de rijksarchivaris in de provincie tot vernietiging van in een rijksarchiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden
Periode: 1945–1995
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378): art. 2, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 4
Product: Machtiging, brief
Opmerking: De toestemming van de (voormalige) zorgdrager is vanaf 1968 vereist.
Waardering: V 10 jaar
355
Handeling: Het machtigen van de Minister van Cultuur tot vernietiging van in een rijksarchiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 6
Product: Machtiging, brief
Waardering: V 10 jaar
612
Handeling: Het opstelling van een verklaring van vervanging van op termijn te vernietigen archiefbescheiden
Periode: 1968–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200), art. 3 lid 2
Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276), art. 7
Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671), art. 2, 6 en 8
Waardering: V 10 jaar
613
Handeling: Het opstelling van een verklaring van vervanging van archiefbescheiden die volgens de selectielijst voor blijvende bewaring in aanmerking komen
Periode: 1995–
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200), art. 3 lid 2
Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276), art. 7
Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671), art. 2, 6 en 8
Waardering: B 5
394
Handeling: Het opstellen en vaststellen van een verklaring van overbrenging
Periode: 1945–
Grondslag: Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Wet van 14 mei 1928 (Stb. 1928/177): art. 11, Archiefwet 1962 (Stb. 1962/313): art. 5 lid 1, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 17, art. 18, art. 19, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 12 lid 1, art. 13 lid 1, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 9
Product: Verklaring van overbrenging, specificatie archiefbescheiden, correspondentie
Opmerking: Het gaat hierbij om archiefbescheiden die niet voor vernietiging in aanmerking komen en ouder zijn dan 50 jaar, respectievelijk 20 jaar. Archiefbescheiden die jonger zijn dan 50 jaar, respectievelijk 20 jaar kunnen eveneens overgebracht worden wanneer de beheerder van de archiefbewaarplaats hiervoor voldoende ruimte beschikbaar heeft.
Waardering: V 20 jaar voor de actor ‘zorgdrager, en B (5) voor de beheerder van een rijksarchiefbewaarplaats
404
Handeling: Het adviseren van de Minister van Cultuur bij het opheffen of buiten toepassing laten van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden na overbrenging
Periode: 1992–
Grondslag: Archiefwet 1962 (1962/313) zoals gewijzigd bij Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991/703): art. 7a, lid 3, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 15 lid 3
Product: Advies
Waardering: V 10 jaar
425
Handeling: Het beslissen tot in bewaring geven van archiefbescheiden niet berustende in een rijksarchiefbewaarplaats
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 13
Product: Besluit
Opmerking: Dit geschiedt slechts na machtiging van de algemene rijksarchivaris.
Waardering: B 5
427
Handeling: Het beslissen tot vervreemding van niet in een rijksarchiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden
Periode: 1945–
Grondslag: Besluit van 7 oktober 1919 (Stb. 1919/596), tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (Stb. 1918/378) zoals gewijzigd bij Besluit van 14 juni 1929 (Stb. 1929/316): art. 7, Archiefbesluit (Stb. 1968/200): art. 8, Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 8 lid 1 en 2, Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671): art. 2 lid 1, art. 3 lid 1, art. 7, art. 8
Product: Besluit, verklaring van vervreemding, aanvraag tot machtiging
Opmerking: Vanaf 1996 worden deskundigen zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995/671) betrokken bij de voorbereiding van een besluit tot vervreemding indien de archiefbescheiden niet komen te berusten in een archiefbewaarplaats.
Waardering: B 5
440
Handeling: Het machtigen van de beheerder van een rijksarchiefbewaarplaats tot vervreemden, respectievelijk ruilen van archiefbescheiden die in een rijksarchiefbewaarplaats berusten
Periode: 1968–1995
Grondslag: Archiefbesluit 1968 (Stb. 1968/200): art. 9
Product: Brief, machtiging
Waardering: B (5)
442
Handeling: Het machtigen van de Minister van Cultuur tot het vervreemden van archiefbescheiden die in een rijksarchiefbewaarplaats berusten
Periode: 1996–
Grondslag: Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276): art. 8 lid 3
Product: Machtiging
Waardering: B (5)