Home

Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Belastingdienst/FIOD-ECD 2001

Geldig van 23 juni 2001 tot 20 juli 2005
Geldig van 23 juni 2001 tot 20 juli 2005

Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Belastingdienst/FIOD-ECD 2001

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 23-06-2001 tot 20-07-2005]
[Regeling ingetrokken per 23-06-2006]

Aanhef

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën, van Economische Zaken en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 142, eerste lid, onder c van het Wetboek van Strafvordering, artikel 142, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993, artikel 3a van de Wet wapens en munitie en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  1. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2;

  2. Belastingdienst/FIOD-ECD: de Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en Economische Controledienst van het Ministerie van Financiën.

Artikel 2

1.

De vestigingshoofden, teamleiders en medewerkers opsporing in dienst van de Rijksbelastingdienst en werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD-ECD zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

2.

De akte van beëdiging van degene die direct voorafgaand aan zijn tewerkstelling bij de Belastingdienst/FIOD-ECD werkzaam was als buitengewoon opsporingsambtenaar, wordt voor de duur van zes maanden na een tewerkstelling bij de Belastingdienst/FIOD-ECD in één van de functies, genoemd in het eerste lid, geacht te zijn gebaseerd op deze regeling.

3.

De akte van aanstelling, bedoeld in artikel 10 van het Besluit algemene rechtspositie politie, van de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Politiewet 1993, wordt voor de duur van zes maanden na de tewerkstelling bij de Belastingdienst/FIOD-ECD in één van de functies, genoemd in het eerste lid, gelijkgesteld met een akte van beëdiging.

Artikel 3

1.

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten.

2.

De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14