Rechtspositiebesluit gedeputeerden
Rechtspositiebesluit gedeputeerden
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 14 september 1993, nr. BW93/U1933, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
Gelet op de artikelen 43, eerste en tweede lid, en 51, tweede lid, van de Provinciewet;
De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 1994, nr. W04.93.0630.);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 18 maart 1994, nr. BW94/273, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
bezoldiging: de bezoldiging, bedoeld in artikel 3;
tijdstip van beëindiging van het ambt van gedeputeerde: het tijdstip van aftreden, bedoeld in artikel 41, eerste lid, van de Provinciewet, de dag van ingang van het ontslag, bedoeld in artikel 42, tweede lid, en artikel 46, eerste lid, van de Provinciewet, de dag van ingang van het ontslag, bedoeld in artikel 49 van de Provinciewet of de dag volgende op die van het overlijden;
voormalig gedeputeerde: de gedeputeerde die is afgetreden of ontslagen of die het lidmaatschap van provinciale staten heeft verloren, dan wel is overleden.
Artikel 2
Dit besluit is van overeenkomstige toepassing op de gedeputeerde die ingevolge artikel 35a, derde en vierde lid, van de Provinciewet de betrekking in deeltijd uitoefent, tenzij anders is bepaald.