Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de versterking van de kwaliteit, het vernieuwend vermogen alsmede de maatschappelijke gerichtheid van het bestel van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wenselijk is de zelfstandigheid van de instellingen te vergroten en daartoe de toedeling van bevoegdheden aan de rijksoverheid en de desbetreffende instellingen te herzien;
dat het voorts gewenst is dat de bestuurlijke betrekkingen die de rijksoverheid onderhoudt met die instellingen zo goed mogelijk op elkaar zijn afgestemd;
dat het daarvoor wenselijk is de afzonderlijke regelingen op het gebied van het bestel van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek samen te voegen tot een Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Titel 1. Definities en taakomschrijving
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In deze wet wordt verstaan onder:
Onze minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, voorzover het betreft het onderwijs en het onderzoek op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
hoger onderwijs: wetenschappelijk onderwijs en hoger beroepsonderwijs;
wetenschappelijk onderwijs: onderwijs dat is gericht op de voorbereiding tot de zelfstandige beoefening van de wetenschap of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijke kennis en dat het inzicht in de samenhang van de wetenschappen bevordert;
hoger beroepsonderwijs: onderwijs dat is gericht op de overdracht van theoretische kennis en op de ontwikkeling van vaardigheden in nauwe aansluiting op de beroepspraktijk;
initieel onderwijs: hoger onderwijs als bedoeld in artikel 7.3a;
instelling: een instelling als bedoeld in artikel 1.2;
instelling voor hoger onderwijs: een instelling als bedoeld in artikel 1.2, onder a of b ;
openbare instelling: een instelling die uitgaat van de overheid;
bijzondere instelling: een instelling die uitgaat van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;
instellingsbestuur:
voorzover het een bijzondere instelling betreft: het bestuur van de rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid waarvan die instelling uitgaat;
voorzover het een openbare instelling, uitgaande van een gemeente, betreft: het college van burgemeester en wethouders voorzover de raad niet anders bepaalt en, indien de raad dit wenselijk acht, met inachtneming van door hem te stellen regelen;
voorzover het een openbare instelling betreft, uitgaande van een openbaar lichaam ingesteld bij een gemeenschappelijke regeling: het krachtens de desbetreffende regeling bevoegde orgaan;
voorzover het een openbare instelling, uitgaande van het Rijk, betreft: Onze minister;
voorzover het een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid betreft: het ingevolge deze wet terzake bevoegde orgaan;
studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar;
inspectie: de inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht;
opleiding: een bacheloropleiding of een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3;
duale opleiding: een opleiding als bedoeld in artikel 7.7, tweede lid, ;
faculteit der geneeskunde: de faculteit waarin de opleidingen voor het beroep van arts zijn ingesteld;
waarborgfonds: het fonds bedoeld in artikel 2.15;
Informatie Beheer Groep: de Informatie Beheer Groep, genoemd in de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank;
accreditatieorgaan: accreditatieorgaan hoger onderwijs als bedoeld in artikel 5a.2;
accreditatie: het keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een opleiding positief is beoordeeld;
toets nieuwe opleiding: de toets die tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een nieuwe opleiding positief is beoordeeld;
studiepunt: een studiepunt in de zin van artikel 7.4, eerste lid.