Home

Scheepvaartverkeerswet

Geldig van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021
Geldig van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021

Scheepvaartverkeerswet

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2020 tot 01-01-2021]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op de ontwikkelingen in het scheepvaartverkeer en in de ordening daarvan alsmede op de bij de ordening van dat verkeer betrokken belangen, wenselijk is de bepalingen met betrekking tot het scheepvaartverkeer op de binnenwateren en op zee te herzien alsmede, gezien hun onderlinge samenhang, onder te brengen in één wettelijke regeling, welke mede als grondslag kan dienen voor de uitvoering van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, voorzover deze het Koninkrijk binden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

1.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij daarin anders is bepaald, verstaan onder:

  1. Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  2. schip: elk vaartuig, met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water;

  3. scheepvaartverkeer: verkeer van schepen en andere vaartuigen;

  4. scheepvaartwegen: voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande binnenwateren en de Nederlandse territoriale zee, daaronder begrepen de daarin aanwezige waterstaatswerken;

  5. het voeren van een schip of ander vaartuig: het feitelijk de leiding hebben over een schip of ander vaartuig wat het deelnemen daarvan aan het scheepvaartverkeer betreft;

  6. verkeersdeelnemer: degene die een schip of ander vaartuig voert;

  7. verkeersteken: een in, naast of boven een scheepvaartweg aangebracht voorwerp of aangebrachte combinatie van voorwerpen waarmee aan het scheepvaartverkeer wordt gegeven:

    1. 1°.

      een inlichting over de toestand van een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg, of

    2. 2°.

      een inlichting, aanbeveling, gebod of verbod onderscheidenlijk opheffing van een gebod of verbod voor het verkeersgedrag op een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg;

  8. bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken: een schriftelijke mededeling aan het scheepvaartverkeer waarmee aan dat verkeer wordt gegeven:

    1. 1°.

      een inlichting over de toestand van een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg, of

    2. 2°.

      een inlichting, aanbeveling, gebod of verbod onderscheidenlijk opheffing van een gebod of verbod voor het verkeersgedrag op een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg;

  9. verkeersbegeleiding: het door middel van een samenstel van personele en infrastructurele voorzieningen op stelselmatige en interactieve wijze bewerkstelligen en onderhouden van een veilig en vlot scheepvaartverkeer;

  10. verkeersinformatie: een door een daartoe bevoegd persoon gegeven inlichting aan een of meerdere verkeersdeelnemers dan wel aan anderen met betrekking tot een scheepvaartweg of een gedeelte daarvan dan wel het scheepvaartverkeer of afzonderlijke schepen daarop, waarbij deze inlichting mede kan bestaan uit vaarweginformatie en tactische verkeersinformatie;

  11. Scheldereglement: het reglement ter uitvoering van artikel IX van het Tractaat van 19 april 1839, en van Hoofdstuk II, afdelingen 1 en 2, van het Tractaat van 5 november 1842 betreffende het loodswezen en het gemeenschappelijk toezicht (Trb. 1995, 48) zoals deze sedertdien is gewijzigd;

  12. verkeersaanwijzing: een door een daartoe bevoegd persoon aan een of meerdere verkeersdeelnemers gegeven gebod om een bepaald resultaat in het verkeersgedrag te bewerkstelligen of opgelegd verbod van een bepaald resultaat in het verkeersgedrag;

  13. Herziene Rijnvaartakte: de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte, met bijlagen en slotprotocol, (Trb. 1955, 161), zoals deze sedertdien is gewijzigd;

  14. Nederlandse zeeschepen: zeeschepen die onder de Nederlandse vlag varen, met uitzondering van zeeschepen die het recht daartoe ontlenen aan de regels die in Aruba, Curaçao of Sint Maarten terzake gelden;

  15. verwerken van persoonsgegevens, onderscheidenlijk verwerkingsverantwoordelijke: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 4, onderdelen 1, 2 en 7, van de Algemene verordening gegevensbescherming;

  16. River Information Services: de geharmoniseerde informatiediensten ter ondersteuning van het verkeers- en vervoersmanagement voor de binnenvaart, met inbegrip van de technisch haalbare koppelingen met andere vervoerswijzen dan wel met commerciële activiteiten, niet zijnde interne commerciële activiteiten tussen betrokken bedrijven;

  17. vaarweginformatie: geografische, hydrologische en administratieve informatie over de scheepvaartweg;

  18. tactische verkeersinformatie: informatie waarop onmiddellijke navigatiebeslissingen in de actuele verkeerssituatie en de nabije geografische omgeving zijn gebaseerd;

  19. verdrag inzake het gemeenschappelijk nautisch beheer: het op 21 december 2005 te Middelburg totstandgekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest inzake het gemeenschappelijk nautisch beheer in het Scheldegebied (Trb. 2005, 312);

  20. vaarbewijs: document ten bewijze van de bevoegdheid om op de Nederlandse binnenwateren een schip te voeren, waaronder begrepen een daarmee vergelijkbaar document dat is afgegeven door een buitenlandse autoriteit;

  21. snelle motorboot: schip dat een lengte heeft van minder dan 20 meter en dat bij gebruikmaking van zijn mechanische middelen tot voortbeweging, sneller dan 20 km per uur ten opzichte van het water kan varen;

  22. de Autoriteit Consument en Markt: de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.

2.

In de artikelen 10 tot en met 13, 15 tot en met 16a, 27 tot en met 29 en 35 van deze wet en in de op deze wet berustende bepalingen wordt, tenzij daarin anders is bepaald, verstaan onder:

  1. kapitein: degene die is belast met het gezag over een zeeschip;

  2. loods: degene die bij of krachtens de wet of verdrag bevoegd is verklaard als loods op te treden;

  3. zeeschip: een schip dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor de vaart ter zee.

3.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen zaken die geen schip zijn, onderscheidenlijk schepen die geen zeeschepen zijn, voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen met een schip onderscheidenlijk een zeeschip worden gelijkgesteld, dan wel deze wet en de daarop berustende bepalingen niet van toepassing worden verklaard op zaken die een schip zijn, onderscheidenlijk schepen die een zeeschip zijn.

4.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder het beheer van een scheepvaartweg verstaan het waterstaatkundig beheer daarvan dan wel, in afwijking hiervan, het vaarwegbeheer van die scheepvaartweg indien het laatstbedoelde beheer afzonderlijk bij een openbaar lichaam berust.

5.

In deze wet wordt, tenzij daarin anders is bepaald, mede verstaan onder:

  1. schip: een samenstel van schepen of van een of meer schepen met een of meer andere vaartuigen, waarvan ten minste één schip deel uitmaakt dat ter voortbeweging gebruik maakt van zijn motor en dat dient voor het voortbewegen of het sturen van het samenstel;

  2. zeeschip: een samenstel van zeeschepen of van een of meer zeeschepen met een of meer andere schepen of andere vaartuigen, waarvan ten minste één schip deel uitmaakt dat ter voortbeweging gebruik maakt van een of meer van zijn motoren en dat dient voor het voortbewegen of sturen van het samenstel.

Artikel 2

1.

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen is dan wel zijn, tenzij daarin anders is bepaald, het bevoegd gezag:

  1. indien het betreft een scheepvaartweg in beheer bij

    1. 1°.

      het Rijk: Onze Minister;

    2. 2°.

      een provincie: gedeputeerde staten;

    3. 3°.

      een gemeente: burgemeester en wethouders;

    4. 4°.

      een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen: het dagelijks bestuur.

  2. indien het betreft een scheepvaartweg die niet in beheer is bij enig openbaar lichaam: burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de scheepvaartweg is gelegen.

2.

In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, 1°, zijn burgemeester en wethouders van een gemeente het bevoegd gezag met betrekking tot het gedeelte van de Nederlandse territoriale zee dat binnen het gebied van de gemeente is gelegen. Het in de vorige volzin bepaalde lijdt uitzondering indien dit gedeelte van de Nederlandse territoriale zee of een deel daarvan

  1. van belang is voor het doorgaande scheepvaartverkeer dan wel het scheepvaartverkeer van of naar een Nederlandse haven of ander Nederlands binnenwater en als zodanig door Onze Minister is aangewezen bij een in de Staatscourant bekend te maken besluit, of

  2. door Onze Minister van Defensie als militair oefengebied is aangewezen bij een in de Staatscourant bekend te maken besluit.

3.

Ten aanzien van een scheepvaartweg in beheer bij een waterschap bepalen provinciale staten wie het bevoegd gezag is. Zij wijzen als zodanig aan het dagelijks bestuur van het waterschap voor zover dit verenigbaar is met de in het reglement aan het waterschap ter behartiging opgedragen taken, en in andere gevallen burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de scheepvaartweg is gelegen of gedeputeerde staten.

4.

In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, 3°, en onderdeel b, en van het derde lid kunnen provinciale staten ten aanzien van een scheepvaartweg als bedoeld in die bepalingen in het belang van de eenheid van de ordening van het doorgaande scheepvaartverkeer op die scheepvaartweg gedeputeerde staten als bevoegd gezag aanwijzen.

5.

Onze Minister kan voor een scheepvaartweg in beheer bij het Rijk een van de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde organen van een openbaar lichaam als bevoegd gezag aanwijzen. Aan een dergelijke aanwijzing kunnen voorschriften worden verbonden.

Hoofdstuk 2. Bepalingen met betrekking tot de ordening van het scheepvaartverkeer op scheepvaartwegen

§ 1. Inleidende bepaling

Artikel 3

§ 2. Verkeersreglementering

Artikel 4

Artikel 4a

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

§ 3. Het loodsen

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

§ 4. Vergoedingen

Artikel 14

Artikel 14a

Artikel 15

Artikel 15a

Artikel 15b

Artikel 15ba

Artikel 15c

Artikel 15d

Artikel 16

Artikel 16a

Hoofdstuk 3. Gegevens ten behoeve van de statistiek

Artikel 17

Hoofdstuk 4. Gebruik van scheepvaartwegen door personen die zich anders dan op een schip te water bevinden

Artikel 18

Hoofdstuk 5. Bepalingen met betrekking tot de uitvoering van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 23a

Hoofdstuk 6. Dwangbepalingen

Artikel 24

Artikel 24a

Artikel 25

Hoofdstuk 7. Straf-, opsporings- en politiebepalingen

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 28a

Artikel 29

Artikel 29a

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 31a

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 35a

Artikel 35b

Artikel 35c

Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 37a

Artikel 38 [Nog niet in werking]

Artikel 39

Hoofdstuk 9. Overige bepalingen

Artikel 40 [Vervallen per 01-01-1994]

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 46

Artikel 47 [Vervallen per 01-01-2008]

Artikel 48

Artikel 49

Artikel 50

Artikel 51 [Vervallen per 01-01-2013]

Artikel 52

Artikel 53

Artikel 54

Bijlage bij de Scheepvaartverkeerswet, bedoeld in artikel 10, eerste lid , van deze wet