Wetsvoorstel Vbar naar de Tweede Kamer

Wetsvoorstel Vbar naar de Tweede Kamer

Gegevens

Nummer
2025/73
Publicatiedatum
30 juli 2025
Auteur
Redactie
Rubriek
Wetgeving

Het kabinet wil het duidelijker maken wanneer mensen werknemer zijn en wanneer werk gedaan kan worden als zelfstandige. De daarvoor geldende criteria komen in de wet te staan. Ook moet iemand die minder dan € 36 per uur verdient als zzp’er een sterkere rechtspositie krijgen. Zij kunnen straks makkelijker stellen werknemer te zijn en een beroep doen op de bijbehorende rechten. Dat staat in het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) dat het kabinet onlangs heeft ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2024/25, 36783, nr. 2).

Het wetsvoorstel bevat een wettelijk verankerd toetsingskader voor het gezagscriterium. De wettelijke definitie van de arbeidsovereenkomst wordt aangepast om het onderscheid te verduidelijken tussen het werken als werknemer en als zelfstandige. Twee hoofdelementen staan daarbij centraal: werkinhoudelijke en organisatorische sturing (het W-element) en werken voor eigen rekening en risico (het Z-element). In een AMvB wordt uitgewerkt wanneer sprake is van sturing door de werkgever dan wel het voor eigen rekening en risico werken. Onder de noemer W vallen kenmerken die wijzen op een gezagsrelatie, zoals het geven van instructies, controle op het werk, inbedding in de organisatie, structureel karakter van het werk en het verrichten van werk naast werknemers. Onder de noemer Z vallen contra-indicaties voor werknemerschap, zoals het dragen van financiële risico’s, zelfstandige uitvoering van werkzaamheden, specifieke kennis die niet structureel in de organisatie aanwezig is, korte duur van de opdracht en kenmerken van ondernemerschap buiten de arbeidsrelatie. Het wetsvoorstel betreft vooral een codificatie van de bestaande jurisprudentie. Daarnaast behelst het wetsvoorstel een rechtsvermoeden van werknemerschap, gebaseerd op een uurtarief. Dit rechtsvermoeden maakt het voor werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt gemakkelijker om een arbeidsovereenkomst te claimen. Het uurtarief bedraagt in eerste instantie € 36 maar wordt telkens herzien in lijn met de procentuele verhogingen die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag worden doorgevoerd. Bedraagt het uurtarief minder dan € 36 dan wordt de werker vermoed in dienst te zijn. Inwerkingtreding van de Wet Vbar is voorzien voor 1 juli 2026.

Bron: Nieuwsbericht SZW, 7 juli 2025