ECLI:NL:TGZREIN:2014:103 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 08-12-2014 1423
ECLI:NL:TGZREIN:2014:103 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 08-12-2014 1423
Gegevens
- Instantie
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven
- Datum uitspraak
- 8 december 2014
- Datum publicatie
- 8 december 2014
- ECLI
- ECLI:NL:TGZREIN:2014:103
- Zaaknummer
- 1423
Inhoudsindicatie
Huisarts wordt verweten dat hij de ernstige menstruatieklachten van patiënte in de periode 2010-2012 niet serieus heeft genomen, als gevolg waarvan een kwaadaardige tumor is gegroeid van 6,5 kilo, die te laat is ontdekt en waaraan patiënte is overleden. De inhoud van de klacht wordt niet gestaafd door het patiëntendossier. Toen patiënte uiteindelijk met buikklachten bij de huisarts kwam, is voldoende onderzoek verricht. Ongegrond.
Uitspraak
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 29 januari 2014 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klaagster
gemachtigde ter zitting mevrouw [C]
tegen:
[D]
huisarts
werkzaam te [E]
verweerder
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- de repliek;
- de dupliek;
- de brief van 13 oktober 2014 van de secretaris aan verweerder;
- de brief van 20 oktober 2014 met bijlagen van verweerder.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 29 oktober 2014 behandeld. Partijen waren aanwezig, klaagster bijgestaan door haar gemachtigde.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Klaagster is een nicht van mevrouw [F], haar tante, hierna te noemen: patiënte.
Bij patiënte werd in 2007 een verlaagd Hb gevonden, waarop met ferrofumaraat werd begonnen. Bij controle in 2008 werd een normaal Hb vastgesteld.
Op 17 juli 2008 werd patiënte gezien door een huisarts in opleiding met klachten van een heftige menstruatie met stolsels, waarvoor een succesvolle behandeling met norethisteron plaatsvond. Een volgend contact met een andere huisarts in opleiding vond plaats in april 2009, niet met betrekking tot buikklachten. Daarna zijn er in de periode tot november 2012 herhaaldelijk consulten bij verweerder en huisartsen in opleiding geweest, maar volgens het dossier met betrekking tot andere klachten dan buikklachten.
In oktober 2011 kreeg patiënte het verzoek om een cervixscreening te ondergaan, aan welk verzoek zij geen gehoor heeft gegeven.
Op 26 november 2012 zag verweerder patiënte. In het dossier staat het volgende:
“P BSE 55, Hb 6,7 leuko’s 14 verder niet afwijkend > toch wijzend op infect en wijst op ijzergebrek
[G] R.B. MEDLAB Laboratoriumonderzoek 27-11-2012
S druk in onderbuik, dacht tampon te hebben laten zitten, niet lekker, overal pijn en 2 dagen geen stoelgang gehad
O intact hymen, bij vingertoucher geen tampon gevoeld, gladde slijmvliezen, geen weerstanden
E obstipatie
P bloedonderzoek en movicolon
P MACROGOL/ZOUTEN PDR V DRANK (MOVIC/MOLAX/LAXT/GEN) 30 1D1-2SA”
In oktober 2011 kreeg patiënte het verzoek om een cervixscreening te ondergaan, aan welk verzoek zij geen gehoor heeft gegeven.
Op 10 december 2012 werd patiënte gezien door de arts-assistente, weer naar aanleiding van buikklachten. Deze constateerde bij onderzoek, zoals in het dossier staat vermeld:“abd: conform 36 weken zwanger: bol, rond en hard. niet geprikkeld. drukpijn in de onderbuik, VT: cervixmond zacht, pijnlijk bij aanraking. geen tampon te voelen. geen bloed aan handschoen. urine op onderzoeksbank na toucher.”Zij diagnosticeerde:“Andere gelokaliseerde buikpijn.”Zij sprak een echo abdomen af met urineonderzoek.
Nadat door de arts-assistente een echo abdomen was aangevraagd werd op 13 december 2012 door de radioloog telefonisch doorgegeven dat er sprake was van een groot RIP (ruimte innemend proces) in de buik, deels cysteus, met advies tot consult gynaecoloog op korte termijn. Patiënte werd verwezen naar de gynaecoloog die bij brief van 3 januari 2013 onder andere berichtte: reden van onderzoek groot RIP in onderbuik. Er werd PA-onderzoek van weefsel uit de cervix en een CT-scan aangevraagd. In een brief van dezelfde gynaecoloog van 15 januari 2013 wordt vermeld dat uit de CT-scan blijkt dat sprake is van een groot RIP met en diameter van 20 cm met para-iliacaal en para-aortaal vergrote lymfeklieren en met conclusie: waarschijnlijk sarcoom.
Op 31 januari 2013 wordt patiënte door de gynaecoloog en de chirurg tezamen geopereerd. In de brief van 11 februari 2013 van de gynaecoloog staat als conclusie: 50-jarige patiënte met verwaarloosde thuissituatie waarbij debulking is verricht in verband met stadium IV maligniteit, waarschijnlijk sarcoom, Geen curatie mogelijk.
Uiteindelijk is patiënte op 28 maart 2013 overleden.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
In de periode 2010-2012 is patiënte meermalen bij verweerder geweest op zijn spreekuur met klachten over ernstige menstruatie. Ze verloor veel bloed en bloedproppen. Volgens verweerder waren dit overgangsverschijnselen. Na twee jaar te zijn weggestuurd kreeg ze bij toeval een arts in opleiding, die haar klachten wel serieus nam en haar buik onderzocht, wat verweerder nooit had gedaan. Zij stuurde haar naar het ziekenhuis. De uitslag was: een zeer kwaadaardige tumor van maar liefst 6,5 kilo. De tumor is wel verwijderd maar de artsen konden niets meer voor haar doen. Mogelijk is het patiëntendossier niet correct.
4. Het standpunt van verweerder
Voor haar bezoek op 26 november 2012 heeft patiënte nooit over buikklachten gesproken. Ook is er na 17 juli 2008 nooit contact geweest over menstruatiestoornissen. Verweerder kan zich niet in de verwijten vinden. De huisarts in opleiding die patiënte in het vervolgconsult van 26 november 2012 heeft gezien, heeft zeer adequaat gehandeld en heeft patiënte verder begeleid. Het hele verloop staat beschreven in het patiëntendossier, waaruit niets is verwijderd en waaraan niets is toegevoegd.
5. De overwegingen van het college
De kern van het verwijt houdt in dat verweerder drie jaar lang door patiënte naar voren gebrachte buikklachten heeft genegeerd, waardoor patiënte al die tijd met een kwaadaardige tumor heeft rondgelopen die in de laatste fase was uitgegroeid tot een tumor van 6,5 kilogram.
Het college stelt vast dat deze klacht niet door de inhoud van het patiëntendossier wordt ondersteund. In het dossier is sprake van menstruatieklachten in 2008, in welk jaar ook een (weer) normaal Hb werd vastgesteld. Daarna is er, volgens verweerder, voor het eerst weer sprake van buikklachten bij het bezoek van 26 november 2012. Deze stelling van verweerder wordt ondersteund door het dossier. Er zijn, behalve de vermoedens van klaagster, die zij afleidt van mededelingen aan haar van patiënte, geen aanwijzingen dat het verweer onjuist is. De lezing van verweerder wordt, behalve door het dossier, ook nog gestaafd door het feit dat de patiënte in 2011 heeft nagelaten om deel te nemen aan een cervixscreening, wat niet voor de hand had gelegen als zij de gestelde klachten had gehad.
Verweerder heeft, toen patiënte op 26 november 2012 met buikklachten bij hem kwam, voldoende onderzoek verricht. Hij had de buik van patiënte grondiger kunnen onderzoeken, maar gelet op de door hem aangevraagde onderzoeken, waarvan op korte termijn de uitslagen te verwachten waren,kan zijn onderzoek niet als onvoldoende worden aangemerkt. De diagnose obstipatie lag, gelet op het onderzoek, in de rede. De door verweerder in werking gestelde en naar het oordeel van het college adequate onderzoeken hebben vervolgens binnen een aanvaardbare tijdspanne geleid tot de juiste, helaas zeer ongunstige, diagnose. Op verweerders handelen na 26 november 2012 kan het college niets aanmerken.
De klacht is om redenen als hiervoor omschreven ongegrond en zal daarom worden afgewezen.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. dr. P.J.M. van Wersch als
lid-jurist, J.C.F. Schellekens, C.L.S.M. Stuurman en dr. F.E. Ros als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van I.H.M. van Rijn als secretaris en in het openbaar uitgesproken op
8 december 2014 in aanwezigheid van de secretaris.